*W—S3P%>. i Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. schrijving van den werkkring der raadscommissie wordt vereischt. Tot toelichting, zooveel noodig van de bijzondere bepalin gen van beide ontwerpen strekke het volgende I. Ontwerp-verordening op de gemeente lijke bewaarscholen. Bij de indeeling der artikelen is gelet op die van de in 1881 vastgestelde verordeningen op bet lager onderwijs (Ge meenteblad nos. 14 en 16). Artt. 1—3. De in deze artt. voorkomende bepalingen omschrijven wat reeds de feitelijke toestand is. Art. 4. Voor kinderen beneden den leeftijd van drie jaren is eene school van voorbereidend onderwijs niet de aangewezen plaats. Met dat onderwijs kan bezwaarlijk eerder dan op den drie jarigen leeftijd van bet kind worden begonnen. De zesjarige leeftijd zou eigenlijk als grens bebooren te worden gesteld. Twee moeijelijkheden zijn daaraan echter ver bonden 1°. dat kiudereu bij het tusscbentijds bereiken van dien leeftijd van de school zouden moeten worden verwijderd, zonder op de openbare lagere school, wegens haar jaarcursus, plaats te kunnen erlangen 2°. dat, zoo bij den aanvang van den jaar cursus der openbare lagere school niet terstond aan alle aan vragen om plaatsing der kinderen mogt kunnen worden voldaan, deze zouden moeten /,rondloopen. Lang zullen in den regel kinderendie bet zevende jaar zijn ingetreden, niet op de bewaarschool behoeven te verblijven. Art. 5. Iu dit artikel is bet hoofdbeginsel der regeling neergelegd, Gelijk intusschen reels in de algemeene toelichting is gezegd, beantwoordt bet ouderwijs op de gemeentelijke bewaarscholen alhier reeds thans iu hoofdzaak aan de gestelde eischen. Toch scheen bet weusclielijk, bet leerplan, om dit woord te ge bruiken, te omschrijven, óók ter wille van de eenvormigheid voor alle scholen. Daarbij is gevolgd de formule, in bet aan gehaald rapport van de commissie uit het Nederlandsch onder wijzersgenootschap aan de baud gedaan en onlangs ook door den gemeenteraad van 's Gravenhage in de verordening tot nieuwe regeling van de gemeentelijke bewaarscholen aldaar bepaald. In deze formule is alles opgenomen, wat uwe com missie als karakter en doel der bewaarscholen in de algemeene toelichting meende te moeten aangeven. Het verbodin de laatste alinea opgenomenzal wel geen toelichting vereischen. Art. G. Nu door èn de Leidsche kweekschool èu de RotterJamsche vormschool van bewaarsehoolhouderessen de gelegenheid wordt gegeven, zich voor deze betrekking bekwaam te maken, dient voor de hoofdonderwijzeressen als eisch te worden gesteld bet bezit eener acte als bewaarschoolhouderes. Met erkenning van al het goede, door den hoofdonderwijzer van de vierde bewaarschool gedurende niet minder dan 35 ja ren in deze zijne betrekking gesticht, valt bet toch niet te loochenendatzooals ook in bet aangehaald rapport wordt betoogdde leeftijd der kindereu, die de bewaarschool bezoe ken, eu de eigenaardige zorgen, die zij dientengevolge behoe ven de vrouw aanwijzen als de geschikte persoonom op de bewaarschool werkzaam te zijn. Trouwens ook thans is behalve de genoemde hoofdonderwijzer, uitsluitend vrouwelijk personeel aan de gemeentelijke bewaarscholen alhier verbonden geweest en nog verhonden. Art. 7. Den naam hoofdonderwijzeres wenscht uwe commissie te hebben behouden, evenals om de eerste onderwijzeres in 't ver volg te noemen hulponderwijzer es (art. 9, Ie lid). Het onder- duidelijker door aangewezen dan door //hoofd der school" //onderwijzer" of //onderwijzeres" zooalsvolgens de wet op het lager onderwijsgeschiedt. bij de laatste benoeming van eene hoofdonderwijzeres (die van de vijfde bewaarschool) is het nut van een vergelijkend examen gebleken. Toch schijnt het minder aanbevelenswaar dig, zoodanig examen gebiedend voor tc schrijven. Er kunnen zich gevallen voordoendat deze of gene als met den vinger voor de betrekking van hoofdonderwijzeres is aangewezen Waartoe dan nog een vergelijkend examen te houden Het zou slechts eene ijdele formaliteit zijn, gezwegen van het hoogst onaangename, dat er voor de overige sollicitanten in zou zijn gelegen. Art. 8. //Schorsing als zelfstandige straf verdient afkeuring." Met deze woorden lichtte de Minister van Binnenlandsche zaken nader toe de bepaling van het 2e lid van art. 30 der wet op liet lager onderwijs, volgens welke de schorsing van on derwijzers zonder stilstand van jaarwedde geschiedt. Op dezen iuderdaad deugdelijken grond is ook hier deze bepaling opgenomen. Art. 9. Het ware ontegenzeggelijk zeer wenschelijk, ook van de hulponderwijzeressen het bezit eener acte als bewaarschoolhou deres te vorderen. In de eerste tijden nogtans zal daarvan wel moeten worden afgezien. Het getal van haar, die in be do eld bezit zijn, is nog lang niet groot genoeg, om te mogen verwachtendat er voorshands steeds genoeg personeel voor deze betrekking zal zijn te vinden. De hier gestelde eischen voor de hulponderwijzeressen zullen echter genoegzainen waar borg opleveren, dat in elk geval behoorlijk geschikt personeel aan de scholen zal zijn verbonden. Het spreekt van zelfdat de bepaling dezer eischen niet van terugwerkende kracht kan zijn voor de thans werkzame eerste onderwijzeressen, waarvan trouwens meer dan één heelt getoond, de noodige geschiktheid voor hare betrekking te bezitten. Art. 11. Aau iedere school zijn thans, behalve de eerste onderwijzere: medehelpsters verbonden en hier en daar ook kweekelingen. De laatste benaming voor allen beveelt zich het meest aan. Bij de aanstelling van kweekelingen moest wel eens de toevlugt worden genomen tot meisjes beneden 15 jaren. Dc te lage bezoldiging hield menigeen terugnaar de betrekking te dingenof was oorzaak, dat, was deze al vervuld, door de kweekelingen spoedig naar eene andere, meer geldelijk voordeel opleverende betrekking werd omgezien. Eene veelvuldige daardoor te schadelijker, wisseling in het personeel was hiervan het gevolg. Bij art. 21c wordt daarom verbetering van dc bezoldiging voorgesteld. Met het oog, zoowel hierop, als om dat de jeugdige kweekelingen insgelijks als werkkracht iu de school worden gerekend, zij 't ook, dat zij mede tot eigen practische oefeuing werkzaam zijnwordt het wenschelijk geacht, geen lageren leeftijd dan vijftien jaren te bepalen. De medehelpsters en kweekelingen worden thans door de commissie van toezigt op het lager onderwijs benoemd ge schorst en ontslagen. Met het oog op het minder belangrijke van deze betrekkingen schijnt een en ander voortaan aan de commissie van bijstand te kunnen worden overgelatendoch altoos onder goedkeuring van burgemeester en wethouders. Moeijelijk evenwel kan dit hier worden bepaald 't behoort te geschieden in de verordeningregelende den werkkring dier commissie. De woorden //of van wege", in het 2e lid van dit artikelbieden daartoe de gelegenheid aan Om de genoemde reden zijn dezelfde woorden ook in het 2e lid van art. 13, het le lid van art. 15, het laatste lid van art 18 en sub 3°. van art. 20 opgenomen. Het laatste lid is noodig met het oog op de mogelijkheid, dat van wege de gemeente een cursus tot opleiding van kwee kelingen wordt opgerigt. Art. 13. In al de besluiten tot heffing van schoolgelden is de beta- schcid tusschen deze twee soorten onderwijzeressen wordt er ling per kwartaal voorgeschreven. In verband hiermede is Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1886. hier ook de aanvang der kwartalen voor de toelating der kinderen vastgesteldtrouwens geheel in overeenstemming met 't geen thans reeds plaats vindt. Art. 17. Ingevolge art. 15 sub c der wet op het lager onderwijs zijn ook de scholen voor voorbereidend ouderwijs onderworpen aan de voorschriften van art. 5 der wetbij het eerste lid waarvan wordt verboden, lager onderwijs te geven in door het geneeskundig staatstoezigt afgekeurde lokalen. Voor den bouw en de inrigting dezer lokalen zijn regelen gesteld bij het hier genoemd koninklijk besluit. Artt. IS—20. In hoofdzaak worden hier bestaande toestanden bevestigd. Art. 21. De jaarwedden van de hoofdonderwijzeressen van de hulp- onderwijzeressen en van de oppassters worden voorgedragen tot dezelfde sommen als nu worden genoten, ook wat betreft de verhooging voor de hulponderwijzeressen, zoo zij in het bezit eener acte als bewaarschoolhouderes zijn. Deze sommen mogen voldoende worden geacht. Anders is het gesteld met de bezoldiging van de tegen woordige medehelpsters en kweekelingen. Zij beweegt zich thans tusschen ƒ30.en ƒ125.Beide bedragen zijn in derdaad te laag te achten. Ten aanzien van het eerstgemelde wordt, zooveel noodig, verwezen tot de toelichting op art. 11. Het maximum van ƒ200.zal zeker door burgemeester en wethouders niet dan op goede gronden worden toegekend. In elk geval zullen zij er niet toe kunnen overgaan dan na dat de gemeenteraad de noodige fondsen bij de begrooting heeft toegestaan. De raad houdt dus eigenlijk de beslissing in handen. Art. 22. üok als de nieuwe regeling zal zijn ingevoerdblijft het geheele schooltoezigtkrachtens art. 15c der wet op het lager onderwijs, bevoegd tot handelen overeenkomstig art. 73 dier wet. Art. 23. Een termijn van zes maanden voor de vaststelling der verordening van orde en tucht schijnt meer dan vol doende. Bij de regeling van het lager onderwijs in 1881 werd hij op slechts drie maanden bepaald. Artt. 24—27. Deze artikelen zullen wel geen toelichting vereischen. Art. 28. De aanvang van het eerstvolgend nieuwe kwartaal (1 October) is een geschikt tijdstip voor de invoering der regeling. II. Ontwerp-verordening, regelende den werkkring van de vaste raadscommissie voor de gemeentelijke bewaarscholen. De eigenlijke bepalingen van orde zijn in hoofdzaak gelijk aan die van andere verordeningen van dezen aard iu deze ge meente de overige voorschriften zijn grootendeels ontleend aan de verordening, regelende de zaraenstelling, inrigting en bevoegdheid van de commissie van toezigt op het lager onderwijs. Zij eischen daarom geen toeligtiug. In zoover deze voor nkele andere artikelen nog noodig isdiene het volgende Art. 1. De drie eerste leden berusten op liet raadsbesluit tot in stelling der commissie. Slfc. S< w De bij het vierde lid gedane voordragtom de commissie, casu quo, bijstand te doen verleenen door eene dames-commis sie, zal wel verklaarbaar worden gevonden. Althans niet min der dan bij het lager onderwijs bestaat de mogelijkheid, dat hier vrouwelijke bijstand wenschelijk wordt geacht. De uit stekende wijze, waaroj) de dames-commissie voor de vrouwelijk» handwerken bij dit laatstgenoemd onderwijs werkt (men zi<- het verslag van de commissie van toezigt, bladzijde 37 over 1885, behoorende bij het verslag van den toestand der ge meente over dat jaar), wettigt alleszins de verwachting, dat die bijstand voor de bewaarscholen niet minder vruchtdragend zal zijn. In meer dan één gemeente, waar de raad eene commissie van toezigt op de gemeentelijke bewaarscholen heeft in 't leven geroepen, zonder dat hij meende rekening te moeten houden met art. 54 der gemeentewetbestaat deze commissie zelfs gedeeltelijk uit dames. Artt. 815. Al de in deze artikelen vermelde werkzaamheden bebooren eigenaardig tot den werkkring der commissie. Men vergelijke verder de toelichting op art. 11 der eerste verordening. Art. 21. In hoofdzaak is hier art. 73 der wet op het lager onder wijs gevolgd. I. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot regeling van het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke bewaar scholen; Gezien artt. 135. en 136 der gemeentewet; Besluit Vast te stellen navolgende Verordening op de gemeentelijke bewaar scholen. Art. 1. Van wege de gemeente wordtvoorbereidend onderwijs ge geven in bewaarscholen. Zij dragen den naam van openbare bewaarscholen. Art. 2. Het getal scholen is van de eerste klasse één; v tweede drie; derde twee. Zij worden genummerdte beginnen met no. 1 Art. 3. Alle scholen zijn bestemd voor jongens en meisjes te zaïnen. Art. 4. De scholen zijn toegankelijk voor kinderen, die den leeftijd van drie jaren hebben bereikt en tot zoolang zij op de open bare scholen voor lager onderwijs kunnen worden toegelaten. Art. 5. Het in art. 1 bedoeld onderwijs strekt, om die kinderen door eene met hun leeftijd overeenkomstige ontwikkeling tot het ontvangen van verder onderwijs voor te bereiden. Daartoe strekken de volgende bezigheden a. spelenvooral dienstbaar gemaakt aan ligchamelijke ontwikkeling b. aanschouwingsoefeningentot oefening der zintuigen en tot het verwerven van kennis uit de omgeving c. oefeningen van de hand d. getal leer e. vertellen; zingen op het gehoor; _Y.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1886 | | pagina 9