I Bijlage iVo. 17. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1888. 1 Aan den Raad der gemeente Leeuwarden. De bij kantbeschikking van den heer Commissaris des Konings de provincie Friesland van 21 September 1888 om berigt en raad in Uwe handen gestelde stukken betreffende het beroep van de commissie van bestuur over het slads-ziekenhuis alhier bij Gedeputeerde Staten van Uw besluit van 28 Augustus 1888, waarbij uwe goedkeuring werd onthouden aan de door haar ingezonden begrooting van ontvangsten en uitgaven ten dienste van die instelling over 1889 werden in Uwe vergadering van 25 September j.l. tot onderzoek en rapport in onze handen ge steld. Na nauwkeurige kennisneming van al die stukken en na over weging van al wat tot een besluit dienstig kon zijn hebben wij eenstemmig onze overtuiging in dien zin gevestigd dat Uw voormeld besluit juist is en teregt genomen dat het daar tegen gerigt beroep ongegrond is en dat het derhalve verdient te worden gehandhaafd. De motieven van ons oordeel en de weerlegging van het door de appellante bij Gedeputeerde Staten aangevoerde zijn vervat in het ontwerp-advies hetwelk wij U bij deze ter overweging en vaststelling aanbieden. Na voordragt van dat ontwerp kunnen we niet nalaten, Uwe aandacht nog eens te vestigen op de geschiedenis der vaststel ling van de verordening op het bestuur van het stads-zieken- huis waarbij aan art. 1 zonder eenige toelichting of' discussie is toegevoegd eene aanduiding van de gebouwen tot dat zie kenhuis behoorende en uit dat art. is weggelaten de in het reglement van 1856 opgenomen kwalificatie van het ziekenhuis als gemeente-instelling van weldadigheid. Waar nu de commissie van bestuur aan die toevoeging eene zoo gewigtige beteekenis hecht als uit hare houding in dit beroep blijktdaar zou de instelling ook uit de weglating van voormelde kwalificatie wel eens kunnen bevestigen en voortzet ten wat Gedeputeerde Staten in hunne resolutie van 6 Octo ber 1887 noemen het aannemen van eene zekere mate van onafhankelijkheidwelke de instelling als onderdeel van het gemeente-huishouden, onmogelijk hebben kan. Dat dit tot on- gewenschte conflicten aanleiding zou gevenmaar ook aller minst door den Raad bij de vaststelling der nieuwe verordening is bedoeldis even duidelijkals dat de Raad toen geenerlei overgang van gebouwen hetzij dan in beheer of in eigendom bedoeld heeft. We kunnen ook niet nalaten der commissie van bestuur over het stads-ziekenhuis er eene grief van te maken dat zij zonder eenig nut voor de instelling, lie ze bestuurt en stellig in strijd met het belang der gemeente, eene poging doet, om bij Gedeputeerde Staten argwaan te vestigen omtrent de regt- matigheid van het bezit door de gemeente van sommige der gebouwen die ten dienste zijn gesteld van het stads-ziekenhuis, met bijvoeging nog wel van de opmerkingdat een nader on derzoek de twijfelachtigheid van dat regt zal kunnen aanloo- nen. Doelt de commissie hierbij enkel op het gebouw aan de Voor streek in gebruik als hulp-ziekenhuisen we hebben in de toezending op 3 October j.l. door de secretarie van twee bij lagen wier inhoud op dat gebouw betrekking heeftreden om dat aan te nemendan komt ons die opmerking voorshands bovendien vrij oppervlakkig en niet gegrond voor. Immers, naai de ons ter beschikking staande gegevens waaronder ook de evenbedoelde bijlagen is het bedoelde gebouwoorspron kelijk de St. Calharina-Kerk van Hoek, in 1580evenals de andere kerkgebouwendoor de gemeente in bezit genomen, dochvoor de godsdienstoefeningen der hervormden minder geschikt, eerst als ziekenhuis gebruikt en later aan de provincie overgedragen tot gebruik als artillerie- en ammunitiehuis dit gebruik duurde tot 1691 waarna het gebouw ledig stond tot 1695, toen de behoefte aan een werkhuis zich deed gevoelen en de aandacht van "net stedelijk bestuur hiertoe op dat ge bouw viel hetwelk bij de overgelegde resolutie van 7 Septem ber 1695 door Gedeputeerde Staten aan den Magistraat van Leeuwarden provisionelijk werd geaccordeerd om het tot een werekhuis te approprieren in 1834 werd het, wegens bouw valligheid, voor rekening der gemeente vernieuwd waarvoor is betaald als aannemingssom 6297.— en voor buitenwerk 182.76. Uit een en ander nu volgtnaar ons oordeel althans dat op het bedoelde gebouw niemand een regt kan doen gelden beter dan dat van de gemeente en dat het goed regt van deze zeer aannemelijk is. Wij hebben gemeend, U dit oordeel te moeten mededeelen ter geruststelling. In hoeverre het voorts op den weg der com missie was gelegen in een geschil van comptabiliteit twijfel op te werpen omtrent regten der gemeente zonder dat dit voor de oplossing van het geschil noodig of' wenschelijk was blijve aan haar eigen oordeel overgelaten. Aldus gerapporteerd ter raadsvergadering van 3 November 1888. J. L. van SLOTERD1JCK. J. C. MEIJER. A. DUPARC. ONTWERP-ADVIES, behoorende bij het op 3 November 1888 uit- gebragt rapport van de raads commissie, bestaande uit de hee- ren Mr. J. L. van Sloterdijck Mr. J. C. Meijer en A. Duparc LEEUWARDEN, 1888. Aan den heer Commissaris des Konings in de provincie Friesland De gemeenteraad van Leeuwarden wien bij Uw HoogEdel Gestrenges kantbeschikking van 21 September 1888 om berigt en raad in handen werd gesteld een aan Gedeputeerde Staten van Friesland gerigt adres van de commissie van bestuur over het stads-ziekenhuis te Leeuwarden waarbij de beslissing van dat collegie wordt gevraagd naar aanleiding van 's Raads wei gering omde door die commissie opgemaakte begrooting van ontvangsten en uitgaven ten dienste van die instellingjover 1889 goed te keurenheeft de eertot voldoening aan die opdragt, te berigten dat hij bij zijn besluit van 28 Augustus 1888 blijkens uit treksel uit het register zijner notulen bij de stukken voor handen zijne goedkeuring aan de genoemde begrooting heeft onthouden omdat hierop is uitgetrokken een post ad 500.— voor onderhoud van de tot die instelling doch aan de gemeente in eigendom toebehoorende gebouwen en deze uitgaaf niet tot die van het stads-ziekenhuis, de van gemeentewege bestuurde instelling van weldadigheidmaar tot die van de gemeente behoort dat hij tot die weigering op de gemelde gronden aanleiding vond in de hem namens Gedeputeerde Staten medegedeelde be schikking van dit collegie van 13 October 1887 op eene missive van de commissie van bestuur over het stads-ziekenhuis te Leeu warden van 7 October 1887 no. 1431 en in het Koninklijk be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1888 | | pagina 90