Bijlage J\o. 18.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1888.
Beroep van de commissie van be
stuur over bet stads-ziekenhuis
bij Gedeputeerde Staten, van het
raadsbesluit tot niet-goedkeuring
van de begrooting dier instelling
voor 1889welk beroep om be-
rigt en raad in handen van den
Gemeenteraad is gesteld.
LEEUWARDENden 20 September 1888.
onderwerp
Begrooting voor 1889.
Bij besluit van den Gemeenteraad van Leeuwarden van 28
Augustus 1888, no. 7, hierbij in afschrift overgelegd, werd aan
de begrooting van inkomsten en uitgaven van het Stads-zieken
huis voor het dienstjaar 1889, zooals die door ons was opge
maakt en ingezonden, de goedkeuring onthouden.
Ons niet kunnende vereenigen met dat raadsbesluit, komen
wijonder toezending van de met goedgekeurde begrooting met
memorie van toelichtingop grond van de slotbepaling van art.
19 der armenwet, uwe beslissing vragen.
De aanleiding tot liet niet-goedkeuren onzer begrooting is de
omstandigheiddat daarop even als op de begrootingen van
1886, 1887 en 1888 gelden zijn uitgetrokken voor het onder
houd der gebouwen.
Dat aanbrengen van posten voor onderhoud van gebouwen op
de begrooling van het ziekenhuis is het gevolg geweest van de
wijziging, welke in 1884 is gebragt in de verordening, rege
lende het bestuur van die instelling (hierbij gevoegd).
In art. 1 van die verordening werden toen voor het eerst de
gebouwen genoemd, welke tot de instelling behooren en in art.
2 werd het beheer over de instelling opgedragen aan eene com
missie van bestuurwelke commissie thans bestaat uit onder-
geteekenden.
Aan de commissie van bestuur werd alzoo ook toevertrouwd
het beheer over de gebouwen, zoodat de commissie voortaan
met inachtneming van de toegestane som had te bepalen wat
tot cnderhoud der gebouwen zou worden verrigtdoor wien
en op welken tijd het zou worden uitgevoerd.
De noodzakelijkheid daarvan was in voorafgaande jaren her
haaldelijk gebleken telkens werd in de inwendige dienst van
het ziekenhuis stoornis te weeg gebragt door de bemoeijingen
van personen die voor het onderhoud der gebouwen hadden te
zorgen, doch met de verpleging der zieken ten eenenmale on
bekend en van het bestuur der instelling geheel onafhankelijk
waren.
De min of meer verwarde toestand in het beheer der instel
ling eindigde evenwel na wijziging van de verordening en nadat
jaarlijks op de begrooting van het ziekenhuis een post voor het
onderhoud der gebouwen werd toegestaan.
De Gemeenteraad acht de in de laatste jaren gevolgde wijze
van handelen thans echter niet meer wettig.
Op die gewijzigde zienswijze schijnt vooral van invloed te
zijn geweest de beslissing ten opzigte van de toepassing van
art. 17 der armenwet in zake de belangrijke verbetering aan
het hulp-ziekenhuis in den loop van dit jaar door onze zorg tot
stand gekomen.
Die beslissing raakt evenwel niet het beheer der instelling
zooals duidelijk in het desbetreffend Koninklijk besluit te lezen
staatterwijl het niet-toestaan van gelden op onze begrooting
wel degelijk het beheer der instelling schade doet. Naar onze
meening had de gemeenteraad met liet oog op de verordening
bij de behandeling onzer begrooting niet incidenteel zoodanige
wijziging in het beheer mogen brengen als het gevolg wordt
indien de som voor het onderhoud der gebouwen niet op de
begrooting der instelling voorkomt. Alleen als die som op de
begrooting van het ziekenhuis staatkunnen wij over het be
drag beschikken. Staat die som er niet opdan wordt ons
feitelijk, in strijd met de bepalingen der verordening, het beheer
over de gebouwen ontnomen.
Het komt ons voordat de Gemeenteraad, zoo hij dit noodig
achttehet had behooren te doen door wijziging van de veror
dening onder uwe goedkeuringmaar niet bij de behandeling
van de begrooting.
Het komt ons bovendien voor dat de maatregel door geen
enkel wetsartikel wordt geboden. Men beroept zich toch op
art. 205Jetter o der Gemeentewetoverwegende daarbijdat
de gebouwen het eigen lom der gemeente zijn. Dat beroep is
ongegrond, eei stens omdat het eigendomsregt der gemeente op
de gebouwen althans op sommigeminstens twijfelachtig is
een nader onderzoek zal dat kunnen aantoonen, en in de tweede
plaats omdatal waren al de gebouwen het eigendom der ge
meente bedoeld artikel niet geschonden zou worden door het
toestaan van gelden voor het onderhoud daarvan op de begroo
ting van het Ziekenhuis. Immers al de uitgaven voor het Zie
kenhuis komen op de gemcente-begrooting voor. In de ge
meente-begrootingen van 1886, 1887 en 1888 staat onder hoofd
stuk VII, afd. I, art. 5, een post „Kosten van het Ziekenhuis."
Voor die jaren en ook nu op het ontwerp gemeente-begroo
ting voor 1889 is nevens diezelfde post voor het onderhoud
der gebouwen van het ziekenhuis aangebragtlaatstelijk tot
hetzelfde bedrag als door ons noodig geoordeeld werd.
Het is der commissie om het even, hoe die posten op de ge-
meente-begrooting worden gerangschikt in één artikel of in twee,
en het is ons geheel onverschilligonder welk hoofdstuk af-
deeling en artikel van de gemeente-begrooting de kosten van
het ziekenhuis worden aangebragtmaar daarom behoeft op
de begrooting van het ziekenhuis zelf de gewraakte post niet te
ontbreken. Integendeel komt het ons voor, dat om een juist
overzicht te hebben van al de kosten van het ziekenhuis op
de begrooting van die instelling ook alle uitgaven behooren te
worden vermeld.
Opmerkelijk mag het intusschen heeten, dat op de gemeente-
begrootingen van vóór 1886, de uitgaven voor het onderhoud
der gebouwen van het ziekenhuis niet zijn gebragt onder hoofd
stuk V, dat tot opschrift draagt „kosten van hel onderhoud der
gemeente-eigendommen en de wegens die eigendommen ver
schuldigde lasten (art. 205 lett. o der Gemeentewet)maar on
der hoofdstuk VII getiteld „uitgaven door bijzondere wetten
aan de gemeente opgelegd zooals armwezen enz., zoodat vroe
ger aan de toepassing van art. 205 lett. o der Gemeentewet
nooit schijnt gedacht te zijn.
Resumerendekomen wij tot de conclusiedat het weigeren
van gelden op de begrooting van het ziekenhuis voor het on
houd der gebouwen nadeelig is voor het rigtig beheerniet in
overeenstemming met het reglement der instelling en niet ge
grond op de wet. Met aandrang vragen wij van uw eollegie
eene beslissingwaardoor aan onze bezwaren te gemoet wordt
gekomen en ons de gelden worden toegestaan overeenkomstig
de door ons ontworpen begrooting.
De Commissie van bestuur over het Stads
ziekenhuis te Leeuwarden
(Get.) P. LYCKLAMA a NIJEHOLTVoorzitter
J. v. d. SCHEER
S. DRA1SMA van VALKENBURG 3
H. KUIPERSLid en Secretaris.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden,