Bijlage No. 5. Bijlage tot het verslag der handelingen gevoerde versche vleesch steeds door een deskundige te worden onderzocht. Wij zijn van oordeeldat het inderdaad noodig isdat de verordening op dit punt worde gewijzigd. Het zou ons wen- schelijk voorkomendat als regel werd voorgeschrevendat b.v. 's zomers tusschen 8 uur 's avonds en 6 uur 's morgens en verder tusschen zons onder- en opgang alle invoer van versch vleesch werd verboden dat van allen invoer aangifte moest worden- gedaan en het ingevoerde vleesch niet ten ver koop mogt worden aangebodendan na door een veearts te zijn goedgekeurd voor de consumtie. Natuurlijk zou hierop uitzondering moeten worden gemaakt voor het vleesch dat buiten de gemeente wonende slagers in kleine hoeveelheden aan hunne klanten in de stad bezorgen alsmede ten aanzien van het vleesch dat 's Vrijdags regtstreeks naar de vleeschmarkt wordt gevoerd. Zoo lang de accijns op het geslagt bestaat zou ook ten aan zien van het rundveedat in de gemeente wordt geslagt en dat wrak of ziek of ook wel gestorven mogt zijn zonder veel bezwaar eene verpligte keuring kunnen worden ingevoerd. Daartoe zou kunnen worden bepaald dat stierenossen koeienvaarzen pinken en kalverendie beneden eene zekere waarde werden veraccijnsdniet zouden mogen worden geslagt, dan na keuring en niet zouden mogen worden afgehakt, dan na eene nieuwe keuringonder verpligting van de ingewanden zoolang voorhanden te houden. De tijd van slagting en afhak king zou dan bij den keurmeester moeten worden aangegeven. Wij meenen dat met behoud overigens va n het bestaande toezigtbeide voorgestelde maatregelen eene belangrijke ver betering zouden aanbrengenen dat de daaruit voortvloeiende werkzaamheden zeer waarschijnlijk geene vermeerdering van personeel noodig zouden maken. Op grond van het vorenstaande zijn wij van oordeeldat de bestaande verordening van den 24 Januarij 1884 (gemeenteblad no. 5) behoort te worden verscherpt door daarin op te nemen bepalingen om a. den invoer van versch vleesch en van dood vee bij nacht te verbieden. b. de keuring van al het ingevoerde versch vleesch verplig- tend te stellen een en ander behoudens de noodzakelijke uitzonderingen. c. ten aanzien der stierenossen, koeienvaarzen, pinken en kalverendie beneden eene zekere som ten r-jkskantore alhier worden veraccijnsd, keuring zoowel vóór als na de slag ting verpligtend te stellen. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van 7 Mei 1889 door Burgemeester en wethouders van Leeuwarden P. LYCKLAMA a NIJEHOLT. De Secretaris P. A. BERGSMA. GRONINGEN, den 11 November 1888. Instructie-wijziging Gemeente-veearts. No. 37 In antwoord op Uw schrijven dd. 9 dezerinhoudende het verzoek te willen mededeelen, met het oog op de ondervinding, gedurende eenige jaren als gemeente-veearts opgedaan welke wijzigingen in de instructie van den opvolger-titularis noodig of wenschelijk zijn, heb ik de eer onder de aandacht van UEdel Achtbare te brengen dat een bijna 15-jarig verblijf mij heeft doen overtui gen dat Leeuwarden naast een bekenden belangrijken en ze ker voordeeligen exporthandel in vee, een niet bekenden groo- ten, nadeeligen importhandel (clandestien) drijft in vleesch, ten nadeele van de beursten nadeele van de gezondheid van me nig ingezetene. den gemeenteraad te Leeuwarden1889. Verbetering en aanvulling der verordening op de keuring va i levensmiddelenvan het personeel met die keuring belast, z niet slechts wenschelijk maar noodzakelijk zijn wil men nitf l van Leeuwarden zeggen, wat tot heden met grond gezegd ko worden dat zij, in vergelijking met andere plaatsen, een de; laagste sporten van dien hygiènischen ladder betreedtdat zi het groote entrepot voor Friesland vormt voor remplacenten slagers. Hoe wenschelijk ook gestreng toezigt moge zijn no meer waarde dient te worden gehecht aan eene rationed: vleeschkeuring. En dit laatste ontbreekt te Leeuwarden tot heden nog immer. Door volslagen onkunde geschieden afkeuringen slechts op bloote vermoedens op onzekere gegevens. Moge door menigeen de waarde eener rationeele vleeschkeu ring worden onderschat, ik wensch toch UEdel Achtbare in overweging te geven en te adviseeren, de instructie voor den te benoemen titularis in dezen zin te wijzigen „dat hem worde opgedragen het onderzoek van al het ter „slagting bestemd vee en het ter verkoop aangeboden vleesch." Eene wijziging der verordeningregelende de politie op den in- en vervoer den verkoop enz. van dood vee en van vleesch, visch en vruchtenwaarvan het gebruik voor de gezondheid schadelijk kan zijn zal hiermede gepaard moeten gaan. De distri ets-veearts van Groningen en Drenthe M. VERDENIUS. Den heer Burgemeester der gemeente Leeuwarden. LEEUWARDEN, 11 December 1888. Politie te Leeuwarden No. 389. Met terugzending van het schrijven van den districts-veearts van Groningen en Drenthein mijne handen gesteld met uwe apostille van den 28sten der vorige maand no. 000, om conside ration en advies, speciaal omtrent de uitbreiding van de vleesch keuring, heb ik de eer, UEdelAchtbare mede te deelen dat, ofschoon de wijze van vleeschkeuring volgens de be staande verordening in deze gemeente geen aanleiding tot klachten geeft en de gevallen dat het gebruik van vleesch schadelijk voor de gezondheid is geweest, slechts zeer spora disch zijn voorgekomen ('t geen ten allen tijde zelfs met zeer verscherpt toezigt wel zoo blijven zal), het toch niet te weer spreken isdat uitbreiding van de vleeschkeuring eene zeer aanbevelingswaardige zaak is. Het beste middel tot verbetering zal zeker zijn, om het on derzoek verpligtend te stellenzoowel van vee als van vleesch. Het is mij bij onderzoek gebleken, dat in vele gemeenten deze verpligte keuring reeds sedert lang bestaat en wanneer de gemeenteraad mocht besluiten, om zulk een maatregel ook voor hier vast te stellen, dan zou daaruit als van zelf voort vloeien, een meer geregelde inspectie bij alle verkoopen van .vleesch. En daar nu zulk een maatregel voor de keurmeesters veel vermeerdering van werk zal medebrengenzou het dunkt mij verder overweging verdienenom bij instructie voor hen de ge meente in 2 of 3 sectiën te verdeelen (zooals ik dit bij mijne politie-administratie heb ingevoerd) opdat de werkzaamheden door de keurmeesters gelijkmatig kunnen verdeeld worden. Ter inzage voeg ik hierbij de verordeningen van de verpligte vee- en vleeschkeuring van de gemeenten HarlingenDockum SneekKampen, Harderwijk, Utrecht, ZutphenHaarlem en Arnhem. De Commissaris van politie DO IJ ER. Den Heer burgemeester van Leeuwarden. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1889. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordening op het bestuur van het stadsziekenhuis. Mijne Heer en In Uwe vergadering van den 12 Maart j.l. werd om berigt en raad in onze handen gesteld eene missive d.d. 15 Februarij j.l van de commissie van bestuur over het stadsziekenhuisdie daarbij in overweging geeft de verordening op dat bestuur van den 14 Februarij 1884 te herzien. De commissie legt daarbij over een advies van den genees heer-directeur. De wijzigingen door dezen en door de commissie wenschelijk geachthebben wij naauwgezel overwogen waarvan wij U het resultaat in het hierna volgende mededeelen. In de eerste plaats wenscht de commissiedat in art. 2 on derscheid worde gemaakt tusschen de instelling „liet stadszie kenhuis" en de gebouwen waarin deze instelling haren werk- kiing uitoefent. Zij acht dit te meer gewenschtals zij let tende op de gemaakte onderscheiding tusschen inwendige en uitwendige dienstartt. 2 en 9 vergelijkt. De bedoelde onder scheiding komt echter in de verordening niet voor hoogstens kan er sprake zijn van eene onderscheiding in „een huishoude lijk beheer" en „een beheer in zijn geheelen omvang." De meening die tot nog toe bij de commissie gold dat art. 2 het oog had op het beheer in zijn geheelen omvangwas dan ook volkomen juist. Alleen dwaalde zij waar zij meende dat die zich uitstrekte tot de gebouwen waarin de instelling is ge- vestigddie het eigendom der gemeente zijn. Na de beslissing van Gedeputeerde Staten bij resolutie van 29 November 1888 No. 11 en na het koninklijk besluit van 29 Februarij 1888 No. 8 komt ons dus de door de commissie gewenschte onderscheiding in art. 2 onnoodig voor. Wat nu de tweede opmerking der commissie betrefthet verdient naar onze meening wel overwegingdat uitdrukkelijk worde bepaalddat de uitkeering der gelden op de begrooting toegestaan moet geschieden aan de commissie van bestuur hetgeen trouwens feitelijk nu reeds plaats heeft. Tevens zou kunnen worden opgenomen een huishoudelijk re glement door de commissie op te maken en door den gemeen teraad goed te keuren. In dat reglement zou dan tevens de werkkring van den secretaris-penningmeester nader kunnen worden omschreven. Voorts acht de commissie het wenschelijk de voorschriften waarvan in art. G sprake is betreffende de inrigting van de begrootingin de verordening op te nemen. Het komt ons be ter voor, dat de Raad daaromtrent eene afzonderlijke verorde ning vaststelle omdat dan de noodzakelijkheid wordt voorkomen, om telkensbij partiëele wijzigingen dier voorschriften het re glement op het bestuur te veranderen. Wij deelen niet de zienswijze der commissiedat het wen schelijk zoude zijn om eene bepaling in de verordening op te nemenwaaruit zou blijken dat de commissie het regt heeft te beschikken over de gelden op de begrooting toegestaan. Vol gens onze meening sluit het begrip van het toestaan van gelden in zich de magligingom daarover te beschikken. Evenmin wordt het door ons noodig geacht een termijn bij de vororde- ning vasttestellen binnen welken de commissie ingeval van niet- goedkeuring der begrootingeene gewijzigde begrooting moet indienen. Mogt het vaststellen van een termijn daarvoor wen schelijk worden geachtdan kan de Raad dien bepalen bij hetzelfde besluitwaarbij de goedkeuring der begrooting wordt geweigerd. Het door de commissie ter loops geopperde denkbeeldom in de verordening zoodanige bepalingen op te nemendat aan het ziekenhuis het karakter van instelling van weldadigheid werd ontnomen kunnen wij met stilzwijgen voorbijgaan omdat om trent dit denkbeeld door de commissie geen voorstel wordt gedaan. 1 Tegen de wijzigingen door den geneesheer-directeur voor gesteld hebben wij op eene enkele uitzondering na, geen bezwaar. Zoo kan art. 1 lctt. b worden aangevuld als volgt„het hulp- ziekenhuis gekwoteerd wijk A, Voorstreek no. 3G0, aangewezen voor lijders aan besmettelijke ziekten" en in verband hiermede kan de laatste alinea van art. 18 vervallen. Ook deelen wij de motieven van den geneesheer-directeur voor de wijziging van art. 17 hetgeen als nieuwe eerste alinea zal kunnen luiden „Er worden behoudens het bepaalde bij art. 19 alinea 2 geene verpleegden in het stadsziekenhuis opgeno men dan na ingewonnen advies van den geneesheer-directeur/' De aan het slot van dit artikel voorkomende woorden „na in gewonnen advies van den geneesheer-directeur" kunnen alsdan vervallen. Evenzoo kunnen wij ons vereenigen met de wijzigingen in art. 21. Wij hebben echter ernstig bezwaar tegen de aanvulling van art. 18 namelijk om daarin als nieuwe littera f te voegen „voor zieken niet vallende onder een der vorige categoriën doch waarvan de burgemeester de opname noodzakelijk acht". Eene formulering er van in de verordening op de motieven, door den geneesheer-directeur aangevoerdachten wij bepaald in strijd met de theorie eener goede armverzorging. I Als eerste voorwaarde hiervoor moet worden aangenomen dat elke armenadministratie voor haar doen en laten de volle verantwoordelijkheid draagt en dat zijeen arme afwijzende en meenendohem zelfs niet met geneeskundige hulp te mogen bedeelen zulks doet op goede gronden. Maar dan heeft het ook geen reden van bestaan om voor die gevallen een soort van appèl te scheppen door eene bepaling, als door den ge neesheer-directeur wordt voorgesteld, in art. 18 op te nemen, waardoor een deel van de werkzaamheden en van de verant woordelijkheid van de stadsarmenkamer op den burgemeester zou worden overgedragen. Als slotsom onzer overwegingen hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten a. In art. 1 lett. b te lezen„het hulpziekenhuis gekwoteerd wijk A Voorstreek No. 3G0 aangewezen voor lijders aan besmet telijke ziekten." b. Aan art. 2 als laatste alinea toe te voegen „De verdeeling der werkzaamheden van de commissie wor den omschreven in een reglement van orde door haar op te maken en door den gemeenteraad goed te keuren." c. Aan art. 17 als nieuwe eerste alinea toe te voegen „Er worden behoudens het bepaalde bij art. 19 alinea 2 geene verpleegden in het stadsziekenhuis opgenomen dan na ingewonnen advies van den geneesheer directeur. De woorden „na ingewonnen advies van den geneesheer-di recteur aan het slot van dit artikel te doen wegvallen. d. De laatste alinea van art. 18 te doen vervallen. e. In art. 21 le en 2e alinea, de letter d te doen vervan gen door b. Als vóórlaatste alinea toe te voegen „Lijders bedoeld bij art. 18 letter f, die niet wenschcn kosteloos verpleegd te worden, betalen volgens hetzelfde tarief." Aldus voorgesteld ter Raadsvergadering van den 11 Junij 1889 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, P. LYCKLAMA a NIJEHOLT. De Secretaris P. A. BERGSMA. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1889 | | pagina 31