Bijlaye No. 19.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1890.
1
MEMORIE van BEANTWOORDING
door burgemeester en wethouders
opgemaakt naar aanleiding van
het verslag der commissie van rap
porteurs, benoemd door de sectiën
van den Raad der gemeente Leeu
warden, bij het onderzoek van de
begrooting der inkomsten en uit
gaven dier gemeentevoor het
dienstjaar 1891.
Ter beantwoording van de op- en aanmerkingen voorkomende
in het bovenvermeld verslag omtrent het onderzoek der ge-
meentebegrooting voor 1891 meenen de ondergeteekenden met
het volgende te kunnen volstaan
Volgn. 79. Wij zijn ons niet bewustdat bij uitgaven als de
onderwerpelijke niet de gepaste zuinigheid in acht genomen zou
worden. Bij alle onderdeden van den dienst wordt daarnaar
gestreefd.
Zonder verdere deugdelijke toelichting kan deze opmerking
dan ook niet nader beantwoord worden.
Volgn. 81. Overeenkomstig den wenseh van rapporteurs is
nota genomen van de zienswijze uitgesproken in de 3e sectie
ten opzigte van het aanleggen van brandkranen in het gemeen
tehuis.
Een voorstel in dien zin kan waarschijnlijk binnenkort van
het collegie worden tegemoet gezien.
Volgn. 103. Wij deelen het gevoelen van rapporteursdat
de vervloering van het Waagsplein na de restauratie van het
oude Waaggebouw niet achterwege mag blijven.
In den boezem van den Raad is daarop reeds ten vorige jare
aangedrongen.
De gemaakte opmerking omtrent den onvoldoenden toestand
van sommige straten in de gemeente wordt door ons gedeeld.
Gaarne zouden wij voorstellen willen doen om de verbete
ring der bestrating met meer kracht voort te zettendan tot
nu toe is geschied maar wij meenendat de stand der be
grooting medebrengtom ook ten deze binnen zekere perken
te blijven.
De verbetering der bestrating geschiedt zooveel mogelijk naar
een vastgesteld plan. Wij zullen trachten bij de uitvoering in
1891 aan de opmerkingen van rapporteurs althans gedeeltelijk
tegemoet te komen.
Ten aanzien der opmerkingen omtrent het gebruik van de
openbare straat tot uitstalling van verschillende artikelen ver
onderstellen wijdat hiermede bedoeld wordt het tijdelijk plaat
sen van bouwmaterialen op de wallen. Hiertegen is bij ver
ordening voorzien. Daartoe is steeds vergunning noodig. Vol
ledig verbod tot plaatsing zal moeilijk kunnen geschieden.
Volg. 104. De door rapporteurs bedoelde peilingen moeten
door den directeur der gemeentewerken volgens tot hem ge-
rigte aanschrijving d.d. 5 November 1889 no. 48/1088, bij her
haling worden verrigt.
Uit de peilstaten blijktwelke gedeelten op de vereischte
diepte zijn gebragt of nog verbeterd moeten worden waarvan
alsdan aan den directeur der stadsreiniging, die met de zorg
van het leiken is belast wordt kennis gegeven.
De in dit jaar ingezonden peilstaten zijn ter inzage voor de
leden van den Raad ter secretarie nedergelegd.
De lijkvaartofschoon sedert vele jaren niet gebruikt wor
dende voor het doelwaartoe zij indertijd gemaakt werd zal
naar den wenseh van rapporteurs in 1891 worden verbeterd.
Volgn. 105. De som voor de instandhouding van de plant
soenen is op de begrooting geraamd naar de uitgaaf, die daar
voor in 1889 noodzakelijk was. De commissie, belast geweest
met het onderzoek der gemeenterekening over 1889, waar
schuwde in haar rapport tegen overdrijving van de hierbe-
doelde uitgaven.
Burgemeester en wethouders zijn van meening datwaai
de plantsoenen in deze gemeente met veel zorg en moeite
in de laatste jaren belangrijk zijn verbeterd de uitgetrokken
som noodig is om ze in goeden staat te houden.
Volgno. 109. Burgemeester en wethouders vereenigen zich
in dezen met de minderheid van rapporteurs. Zij achten het
niet wenschelijk, het onderhoud van de uurwerken en de rege
ling daarvan gelijk andere onderhoudswerken publiek aan te
besteden.
Niet alleen, omdat men verzekerd dient te zijn dat bij de
regeling zoowel als bij het doen van herstellingen steeds met
de meeste vooragtigheid worde te werk gegaan, maar ook om
dat de overtuiging niet bestaatdat iedereen evengoed met ze
kerheid den waren en den middelbaren tijd kan berekenen, om
daarnaar de uurwerken te regelen wat voor het publiek van
het grootste belang is te achten.
De betrekking van toeziener tip de tijdregeling dateert reeds
van het begin dezer eeuw en werd opnieuw geregeld na de
ontvangst eener missive dd. 18 Augustus 1835 van den Staats
raad Gouverneur van Friesland, ingevolge eener aanschrijving
van het Departement van Binnenlandsche Zaken om de stede
lijke uurwerken te regelen naar den middelbaren tijd.
Behalve de toeziener was een persoon aangesteld met den
titel van kloksteller, tot dat na diens overlijden in 1885 de beide
betrekkingen aan den tegenwoordigen titularis werden opgedra-
geu tegen eene jaarwedde van f 600,—
Vroeger waren de uitgaven te dezer zake als volgt
Toeziener op de tijdregelingf 50,—
Jaarwedde van den kloksteller- 500,—
Abonnement voor het opwinden, regelen enz. dei-
uurwerken in de verschillende gemeentegebouwen - 300,—
Zamen f 850,—
Lettende op de werkzaamheden die door den tegenwoordi
gen beambte volgens zijne instructie moeten worden verrigt
waaronder ook behoort het opwindenregelen enz. der uur
werken in de verschillende gemeente-gebouwen, zijn wij van
meening, dat het bedrag zijner jaarwedde niet te hoog is.
Opheffing van de hier bedoelde betrekking komt ons in ieder
geval, in het belang der gemeente, niet wenschelijk voor.
Volgno. Ill Met het voorstel om dezen post met f 130,—
te verhoogen, kunnen wij ons vereenigen.
Volgno. 112. De hier gemaakte opmerkingen zullen onder
de aandacht van de commissie voor de gemeentelijke gasfabriek
worden gebragt.
Volgno. 126. Aangezien de uitgaven voor dit artikel steeds
belangrijk beneden f 31000,— zijn gebleven en over 1889 wer
kelijk hebben bedragen ƒ29101,68}, komt het ons niet noodig
voor, dezen post met het voorgestelde bedrag te verhoogen.
Wij doen het voorstel, dit artikel uit te trekken lot een be
drag van ƒ31300, Mogt het ten slotte al blijken, dat het
uitgetrokken bedrag niet geheel voldoende is, dan zou m het
tekort later door af- en overschrijving kunnen worden voorzien.