2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1890.
3,000 i 103.— o/o of
- 6,000 a 102,75 o/0
- 2,000 a 102,025 °'o
- 14,0004 101,125 o/o
1030 per 1000 3090.—
1027,50 - 6165.—
- 1020,25 - 2040.50
■1011,25 =- 14157.50
25,000
25.453.-
De gemiddelde koers van inschrijving was dus
25 000
101,8 o/0 of 1018 per f 1000.—
De leening voor de gasfabriek in 1885 aangegaan tot een
bedrag van ƒ113,000.—, zal met 1891 nog bedragen 8SOOO.—
Deze leening is gestort den 2 Januarij 1886.
De aangenomen inschrijvingen waren als volgl
ƒ25,000 a ƒ100.625 °/0 of ƒ1006.25 per ƒ1000 ƒ25156.25
°,o - 1001.25 - 1000
1000.65
1000.26
-25,000 a - 100.125
- 25,000 a -100.065
- 38,000 it - 100.026
Vo
°/o
-25031.25
1000 - 25016.25
- 1000 -38009.88
113,000
ƒ113,213.63
113,213.63
De gemiddelde inschrijvingen bedroegen alzoo j|j(ll|l,
100.189 °/o of ƒ1001.89 per ƒ1000.-
Het komt ons voordat bij de aflossingen der volgende geld
opnemingen geen bijslag behoeft verleend te worden
de eerste serie der leening van 1885, omdat de gemiddelde
koers van inschrijving is geweest 100.480 °/0 1004.86 per 1000)
en de rente ad 4 °/o 4jaar zal loopen vermits de storting
heeft plaats gehad op 2 Januarij 1886;
de eerste serie der leening van 1884 voor de gasfabriek
omdat daarvoor beneden pari is ingeschreven terwijl de stor
ting heeft plaats gehad op 2 Januarij 1885
de tweede serie dier leeningomdat de gemiddelde koers
van inschrijving is geweest 100.625 (ƒ1006.25 per ƒ1000)
en de rente ad 4 o/o 51 jaar zal loopendaar de storting is
geschied op 1 October 1885;
de leening voor de gasfabriek van 1885, omdat de gemid
delde koers van inschrijving is geweest 100.188 o/0 (ƒ1001.88
per ƒ1000) en de rente ad 4 o/0 5 jaar zai worden genoten,
daar hel bedrag der leening op 2 Januarij 1886 is gestort.
Bij een dalenden rentestandaard is nog van de genoemde
geldleeningen waarvoor het hoogst is ingeschreven gemiddeld
eene rente genoten van ruim 3.9 0/0 in het jaar. De hoogste
inschrijvers in die geldopnemingen hebben nog genoten 3,8 °/o.
Anders is het ten aanzien der tweede en derde serie van de
geldleening van 1885 voor gewone gcmeenteschuld en der derde
serie van de geldleening voor de gasfabriek van 1884.
eene som van ƒ4386.— wegens te verleenen bijslag (278
aandeelen waarvan 20 zijn uitgeloot; alzoo 258 X 17).
De leening voor de gasfabriek ad ƒ225,000 zal ter zelfder
zake moeten worden verhoogd met ƒ289.— [25—8 (uitgeloot)
17 X 17 ƒ289].
Met de uit te keeren provisie en de kosten aan de leenin
gen verbondenen gerekend dat die 4 pari kunnen ge plaatst
wordenzal dus de 3[ °/o conversieleening voor de gewone
gemeenteschuld moeten worden uitgeschreven tot een bedrag
van ƒ472.000 en die voor de gasfabriek tot een bedrag van
226.000.—
De hierbijgevoegde staat A geeft een overzigt van de voor
deden welke eene conversie der leening wegens gewone ge
meenteschuld van 1885 kan opleverenindien de aflossingen
plaats hebben volgens kolom 8 terwijl de slaat B. een gelijk
overzigt levert ten aanzien der te converteren leeningen voor
de gasfabriek.
Uit deze staten blijktdat wanneer de nieuwe obligation 4
pari kunnen geplaatst worden en de aflossingen geschieden als
in de kolommen 8 is aangewezenhet voordeel voor de ge
meente ruim ƒ52,000.— zal bedragen.
Ook blijkt daaruitdat bij de voorgestelde aflossingen de
nieuwe leening wegens gewone schuld nog 10 jaar eerder ge
heel zal zijn afgelostdan de bestaande leening, en de nieuwe
leening voor de gasfabriek 4 jaar eerder dan de tegenwoor
dige leeningen.
Voorts voegen wij bij deze onze voorstellen onder letter C
nog een staataanwijzende de bedragen welke op de be
grootingen moeten worden uitgetrokken wegens rente en af
lossingen van alle leeningen vóór en na de thans voorgestelde
conversie.
Hieruit blijktdat de conversie de begrootingen der eerste
12 jaren niet onbelangrijk zal ontlasten en er, behalve enkele
uitzonderingenelk volgend jaar een minder bedrag op de
begrootingen wegens rente en aflossing behoeft te worden
uitgetrokken.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U voor
te stellen te besluiten
1°. tot algeheels aflossing der leening van ƒ528,000.— in
1885 ten behoeve der gemeente aangegaan, en zulks met 1
October 1890.
2°. te bepalen dat de obligatiën der tweede en derde serie
dier leeningdie buitengewoon zullen worden afgelost, met
ƒ1017.— per obligatie van ƒ1000.—, zuilen worden aangeno
men mits men deze wcnscht te verwisselen tegen obligatiën
nieuwe 31 °,'o leeningdaarvoor minstens a pari worde
der
De rente ad 4 0/0 van de beide eerstgenoemde seriën loopt I '"geschreven en van de verwisseling bij de inschrijving kennis
onderscheidenlijk over 4] en 4 jaar. Voor de tweede serie is worde gegeven
de gemiddelde inschrijving iets hooger geweest (102.22 °/o of
1022.20 per 1000) dan voor de derde serie (102,03 °'o of
ƒ1020.30 per ƒ1000), doch daar de rente voor de tweede serie
3 maanden langer zal loopen dan die voor de derde zijn wij
van oordeeldat voor deze beide seriën de bijslag gelijk gesteld
kan worden.
Voor deze beide geldopnemingen is de gemiddelde koers ge
weest 102,1 o/0 of ƒ1021.per ƒ1000, en gerekend, dat
daarvoor 4 jaar lang 4 rente wordt genoten dan zal die
voor ƒ1000.— bedragen ƒ160.— Af het boven pari betaalde
ad ƒ21.—, rest alzoo ƒ139.— Van ƒ1000.— wordt dan ge
noten eene jaarlijksche rente van 3.475 °/o.
Het komt ons billijk voordat de obligatiën dezer seriën
worden afgelost met ƒ1017.—, als wanneer gemiddeld daar
voor zal zijn genoten eene rente van 3.9 zoodat er vrij
wel gelijkstelling zal zijn met de genoten rente van de in
schrijvingen op de eerste serie der geldleening van 1885.
Wegens de derde serie der leening voor de gasfabriek van
1884 wordt mede 4 jaar rente genoten. De gemiddelde in
schrijving is iets lager geweest (101,8 o/0 of ƒ1018.per
ƒ1000) dan die van de tweede en derde serie der leening ad
ƒ528,000.van 1885. Daar de inschrijvingen op deze serie
echter varieren van 103 0/0 tot 101.i25 °/o (ƒ1030.— tot
ƒ1011.25 per 1000.—) zijr wij van oordeel, dat ook deze
obligatiën behooren te worden afgelost met ƒ1017.
Worden deze voorstellen aangenomendan zal de uit te
schrijven conversieleening voor de gewone gemeenteschuld
nog bedragende 466,000.—, verhoogd moeten worden met
3». Tot vinding der middelen voor de sub 1® omschreven
buitengewone aflossing aan te gaan eene geldleening groot
472,000tegen eene rente van 3) percent in het jaar
4®. voor deze geldleening vast te stellen het hierbij gevoegde
plan A.
5°. tot algeheele aflossing der geldleeningen ten behoeve
van de gemeentelijke gasfabriek in 1884 en 1885 aangegaan,
respectievelijk tot een bedrag van ƒ172,000 en ƒ113,000, en
zulks met 2 Januarij 1891.
6°. te bepalen dat de obligatiën der derde serie van de
leemng van 1884, die buitengewoon zullen worden afgelost, met
ƒ1017 per obligatie van ƒ1000, zullen worden aangenomen,
mits men deze wenscht te verwisselen tegen obligatiën der
nieuwe 31 °/o leeningdaarvoor minstens a pari worde inge
schreven en van de verwisseling bij de inschrijving kennis
worde gegeven
7°. tot vinding der middelen voor de sub 5° omschreven
buitengewone aflossing aan te gaan eene geldleening groot
ƒ226,000 tegen eene rente van 3J percent in het jaar.
8". voor die geldleening vast te stellen het hierbij gevoegde
plan B.
Voorgesteld ter raadsvergadering van den 8 April 1890, door
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden
P. LYCKLAMA 4 N1JEHOLT.
de Secretaris
P. A. BERGSMA.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1890.
3
ONTWERP tot conversie der 4- pCt. leening, ten be
hoeve der gemeente in 18S5 aangegaan met
1 Januarij 1891 nog bedragende 406,000.
Te converteren leening ad f 460,000.
JAAK.
Aflossing.
Totaal der
Per resto
Rente.
kol. 3 en 4.
1.
2. 1
3.
4.
5.
1891
466000
18640
17000
35640
1892
449000
17960
17000
34960
1893
432000
17280
17000
34280
1894
415000
16600
18000
34600
1895
397000
15880
18000
33880
1896
379000
15160
18000
33160
1897
361000
14440
18000
32440
1898
343000
13720
18000
31720
1899
325000
13000
18000
31000
1900
307000
12280
18000
30280
1901
289000
11560
19000
30560
1902
270000
10800
19000
29800
1903
251000
10040
19000
29040
1904
232000
9280
19000
28280
1905
213000
8520
19000
27520
1906
194000
7760
18000
25760
1907
176000
7040
18000
25040
1908
158000
6320
18000
24320
1909
140000
5600
18000
23600
1910
122000
4680
18000
22880
1911
104000
4160
7000
11160
1912
97000
S880
7000
10880
1913
90000
3600
7000
10600
1914
83000
3320
7000
10320
1915
76000
3040
7000
10040
1916
69000
2760
7000
9760
1917
62000
2480
7000
9480
1918
55000
2200
7000
9200
1919
48000
1920
6000
7920
1920
42000
1680
6000
7680
1921
36000
1440
6000
7440
1922
30000
1200
6000
7200
1923
24000
960
6000
6950
1924
18000
720
6000
6720
1925
12000
480
6000
6480
1926
6000
240
6000
6240
270840
466000
736840
Nieuwe leening ad f 472,000.
Rente.
7.
Aflossing.
Totaal der
kol. 7 en 8.
Verschil tusschen de
kolommen 5 en 9,
waaruit volgt dat de
begrooting zal
worden
ontlast
bezwaard
met
met
10.
11.
2120
2070
1950
1865
1775
1685
1595
1505
1415
1325
1235
1140
1045
950
855
240
295
350
405
460
11515
11130
10745
10360
9975
590
9480
9200
7920
7680
7440
7200
6960
6720
6480
6240
97850
56065
472000
455000
438000
421000
403000
385000
367000
349000
331000
313000
295000
276000
257000
238000
2190CO
200000
181000
162000
143000
124000
105000
86000
67000
48000
29000
10000
16520
15890
15330
14735
14105
13475
12845
12215
11585
10955
10325
9660
8995
8330
7665
7000
6335
5670
5005
4340
3675
3010
2345
1680
1015
350
17000
17000
17000
18000
18000
18000
18000
18000
18000
18000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
19000
10000
223055
33520
32890
32330
82735
32105
31475
30845
30215
29585
28955
29325
28660
27995
27330
26665
26000
25335
24670
24005
23340
22675
22010
21345
20680
20015
10350
472000
695055