8
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1891.
bevelingdunkt ons. Daarbij willen wij er nog een paar voegen.
Indien het Fransch nog zulk een uitgestrekt terrein bezit
achten wij het noodig, dat de leerling er met behulp der-
school zoo vroeg en zoo goed mogelijk in worde ingewijd, want
het is als Rcmaansche taalvoor onze jeugd de vreemde
dus moeielijke taal bij uitnemendheid. In sterker mate dan
voor het Hoogduitsch zeggen wij dus hierDe school moet de
eerste en groote moeielijkheden trachten te effenen.
Ten slotte nog ditVoor de bevordering naar middelbaar en
hooger onderwijs wordt eenige kennis van het Fransch geëischt.
Nu is school 4 niet de voorbereidingsschool voor die beide tak
ken van onderwijs. Doch het kan niet de bedoeling zijn den
toegang daarheen voor de leerlingen dezer school stelselmatig af
te sluiten.
Welke taal der drie in ons land de meeste lectuur vertegen
woordigt zal ook zeer de vraag blijven. Het Fransch staat ten
minste met de beide andere talen gelijk.
Het onderwerp is hiermede niet uitgeputdoch wij zullen er,
gedachtig aan de aanvankelijke goedkeuring van Fransch van
de 6e klasse afniet op doorgaan.
Gewichtiger dunkt ons de beantwoording door meergenoem-
den ambtenaar van de vraag Moet de invoering van het Hoog
duitsch als leervak noodzakelijk gepaard gaan met verlenging
van den leertijd met een jaar Die ambtenaar beantwoordt
deze vraag ontkennend. Hij zou het Hoogduitsch willen toe
voegen en den daarvoor gevorderden tijd willen vinden door
enkele vakken van het gewone leerplan te laten vallen.
Daarbij doet hij terecht opmerken dat voor die laatste vak
ken de leerlingen zouden eindigen op dezelfde hoogte als die
welke den zesjarigen cursus op de gewone lagere school achter
den rug hebben.
Het meerder of minder gewicht dier te schrappen vakken
daarlatendekomt het ons voor dat door deze besnoeiing het
karakter der school uit het oog wordt verloren. Dit toch be
staat niet bloot in de toevoeging van het Hoogduitsch maar
wel degelijk ook in het verder voortzetten van alle vakken in
het gewone leerplan voorkomende zonder daarbij (altijd meer
of min willekeurig) aan het schiften te gaan.
Bovendien zien wij er ook eene onnoodige complicatie van
den gang der zaken in. Maar onze zwaarste bedenking zou zijn,
dat zulk eene regeling tot schade van de'algemeene vorming
der leerlingen zou strekken die toch met de plaatsing der leer
lingen aan deze inrichting wel degelijk mede is bedoeld.
Verder mag niet over het hoofd worden gezien dat naar de
regeling hier voorgesteld voor het Hoogduitsch wel is waar
twee jaren zouden zijn bestemd maar die dan zouden komen
na slechts een jaar onderwijs in het Fransch; de leerlingen zijn
dan in die zwaarst aan te leeren taal nog zeer weinig onder
legd. By de moeielijkheden van het Fransch komen dan. meer
dan in den door ons voorgestelden verlengden cursus die van
het Hoogduitsch; de resultaten zouden inderdaad op de door
den schoolopziener zeiven in uitzicht gestelde neerkomen n.l.
eene gebrekkige kennis van het Hoogduitsch, waarbij men nu
veilig ook die van het Fransch zou kunnen voegen.
Wij hebben dus ons vorig advies gebouwd op het denkbeeld
van een negenjarigen cursus. Bij het behoud van den achtja
rigen leertijd zouden wij meer dan waarschijnlijk ons genood
zaakt zien het Hoogduitsch weer los te laten. Immers het
door den schoolopziener genoemde correctiefom tijd te win
nen de splitsing der 7e en 8e klasse lacht ons allerminst
toe, en 't is in de practijk bezwaarlijk uitvoerbaar.
Wij zeiden het reedsde school wordt bezocht door leerlin
gen wier ouders eene cenigszins vollediger algemeene vorming
voor hunne kinderen verlangen en de opheffing van zekere leer
vakken voor een deel der leerlingen zou altijd iets willekeurigs
hebbenwaarbij bovendien de keuze der ouders nog al wat
verschil zou vertoonen. Verdeeling in omstreeks gelijke afdee-
lingen laat zich daarbij ook bezwaarlijk denken.
Het door den schoolopziener bijgevoegd schema heeft ons ook
niet tot zijne meening kunnen bekeeren. Wij willen dit niet
beoordeelen in abstracto, dat is hier voor 't geval er eene ge
heel nieuwe regeling voor alle lager onderwijs moest worden
ontworpenmaar met het oog op hei reeds bestaande en op
de feiten door de ervaring aan de hand gedaan. Het vertoont
natuurlijk ook de bijzonderheden waarover wij ons afwijkend
oordeel hebben uilgesproken. Maar vooral kleeft er onzes in
ziens de fout aan dat het geen rekening houdt met de be
staande toestanden. Het gaat ten eerste uit van het bestaan
van eene middelbare school met driejarigen cursus. Ofschoon
nu naar onze meeningnaast zulk eene inrichting de gemeen
teschool 4 met uitgebreid leerplan haar recht van bestaan niet
zou verliezen zouden toch wellicht in dat geval enkele onder
deden van het leerplan anders door ons zijn voorgesteld. Doch
wij hebben ook eenige rekening moeten houden met de waar
schijnlijkheid dat eene driejarige middelbare school in de
naaste toekomst nog niet is te verwachten.
Vervolgens doet de schoolopziener de eerste drie jaren van
den vijfjarigen cursus meetellen als aanvulling van het onder
wijs aan die leerlingen, die niet genoeg aan school 4 hebben bij
de door hem voorgestelde besnoeiing. Nu bestaat die zooge
naamde afgeronde driejarige cursus op de vijfjarige school
eenvoudig daarindat in het derde jaar een elementairemeer
algemeene cursus in de natuurwetenschappen wordt gegeven,
maar al het overige onderwijs in dit en de vorige jaren blijft
er hetzelfde om en mist dus juist die meer praclischedie
dadelijke nuttigheidsrichting die wij ons bij school 4 voor
oogen stellen. Daarbij komt nogdat reeds verscheidene jaren
achtereen geen zoogenaamde 3e klasse B. aan de hoogere bur
gerschool met vijfjarigen cursus is gegeven.
Het derde correctief, de school van den heer Poutsmanog
bovendien eene bijzondere kan hier geheel buiten bespreking
blijven daar die school leerlingen heeft uit geheel andere stan
den dan die van school 4 gebruik maken. Wij vermelden het
slechtsomdat er voor de ouders hetzelfde bezwaar aankleeft
als aan een derde jaar van de Middelbare school met vijfjarigen
cursus namelijk de te hooge kosten.
Wij hebben dus in de ons ter inzage verstrekte missives
geene aanleiding kunnen vinden tot het ontwerpen van een
ander plan. Toch doet ons genoegen nogmaals op deze zaak
te kunnen terugkomen omdat wij reeds nu de gelegenheid
hebben om zekere behoeften nader in 't licht te stellen die
voor school 4 zal zij eene flinke school voor eindonderwijs
zijndringend mogen worden genoemd. Dringend niet slechts
met het oog op den door ons ontworpen negenjarigenmaar
evenzeer op den thans nog bestaanden achtjarigen cursus.
Wij bedoelen de behoefte aan meer lokalen enals gevolg
daarvan aan meer onderwijzend personeel.
Om dit eenigszins uitvoeriger, dan in onze voorgaande mis
sive te dezer zake is geschied toe te lichtengeven wij hier
de getallen der leerlingen in de onderscheidene klassen in op
klimmende orde. Deze zijn 35, 35 34 35 45 50, 51, 40.
Het meest treft in deze rij de sterke bevolking der hoogere
klassen. Wel is het te verwachten, dat ook de lagere klassen
in het vervolg weer eenigszins zullen wassen maar dat zou
nog niet zoo noodwendig behoeven te leiden tot eene splitsing,
die wij voor de hoogere klassen onvermijdelijk achten.
Stellig is school 4 de eenige in onze gemeente en waarschijn
lijk in de geheele provincie, waar aan leerlingen van 11 14
jaar in zóó groote klassen uitgebreid onderwijs wordt gegeven.
Deze exceptioneele toestand behoortmeenen wijniet te
worden bestendigd.
Het vertrouwen der ouders, die hunne kinderen den cursus
der school geheel of gedeeltelijk laten doorloopen zou dan
worden beschaamd.
Het onderwijs aan school 4 in de hoogste klassen, gegeven
aan zooveel leerlingen en dat over een uitgebreid leerplan
loopt, moet dus onvoldoende resultaten hebben. De feiten zijn
daar om het te bewijzen. Het zeer nauwkeurig onderzoek
naar de vorderingen van alle leerlingen der school individucel,
door het hoofd der school ingesteld heeft deze meening be
vestigd slechts in de vier laatste leerjaren zijn de vorderingen
toonbaar. In deze woorden geeft hij het kort begrip der uit
komsten van zijn onderzoek.
Zal het onderwijs voldoende resultaten opleveren en beant
woorden aan veler verwachtingen dan dienen de leerlingen
van twee of di ie leerjaren over parallelklassen te worden verdeeld,
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden189 1
9
en wel die van 56 en 7 of ten minste die van G en 7.
Bij splitsing van 5,6 en 7 en betere inrichting van het
onderwijs zouden vele leerlingen uit het zevende leerjaar kun
nen vertrekken en vermoedelijk konden de jaren 8 en 9 dan
onverdeeld blijven. Daaruit zou echter ook de behoefte aan
vier nieuwe lokalen met vier onderwijzers volgenwaarvan
twee met acte Fransch. Ten einde deze opgaafdie ten op
zichte van het Hoogduitsch en ook zelfs van het Fransch
onvoldoende schijnt, toe te lichten, volgen hier nog enkele bijzon
derheden.
Thans is een onderwijzer aan de school in het bezit der
acte Hoogduitsch en een speciaal met het Fransch belastdie
als zoodanig zou moeten blijvenhij kon dan Fransch geven
in de leerjaren 8 en 9 en bovendien in de beide helften van
het zesde leerjaar. Hij had dan 15 uren met al de correctie
van de vier klassen.
De beide nieuwe onderwijzers voor het zesde leerjaar be
hoefden dan geene acte Fransch te hebben.
De leerlingen van het achtste en negende leerjaar kregen
dan Hoogduitsch van den onderwijzer voor dat vak bevoegd
(uit het achtste leerjaar), terwijl deze voor die uren wisselde
met den onderwijzer uit het negende leerjaar. De onderwijzer
van het Hoogduitsch behield dan acht uren voor correctie
zeker niet genoeg voor twee goed bezette klassen (de uren van
handwerken gymnastiekFransch). De onderwijzers in de
beide klassen van het zevende leerjaar hadden het Fransch
met alle andere vakken voor hunne rekeninghielden vijf uren
voor correctie (handwerken en gymnastiek) en moesten de rest
thuis afdoen.
Dit wat de verdeeling der werkzaamheden betreft. Wij be
seffen volkomen dat een teer punt in deze materie de kosten
vormen die eene hervorming als door ons beoogd na zich
sleept. Wij ontveinzen ons niet, dat de geldelijke gevolgen
eener uitvoering van het voorgestelde plan betrekkelijk van groo-
len omvang zijn. Doch aan den anderen kant meenen wij als
onze verwachting te kunnen uitspreken dat de opofferingen, in
deze gedaan der gemeente in de verkregen resultaten ten
volle zullen ten goede konten.
Wij schromen dus niet, ook de vermoedelijke financieele ge
volgen onder de oogen te zien en meenen uw college geen
ondienst te doen door te trachten bij benadering het bedrag der
verhooging van uitgaven te bepalenonder opmerking noch
tans voor zoover die niet uit het bovenstaande reeds is af te
leidendat de gemeentezal zij school 4 in eenigszins aan
hare bestemming beanlwoordenden staat behoudeneen groot
gedeelte der becijferde onkosten niet kan ontgaan ook al bleef
de school eene met achtjarigen cursus.
Van de vier nieuwe onderwijzers moesten alzoo twee de acte
Fransch hebben en (met correctie buiten de school) worden
bezoldigd althans met ƒ800,—De twee anderen moesten liefst
de hoofdacte hebben (zesde leerjaar) en worden bezoldigd met
700,ieder. De onderwijzerdan even als nu speciaal voor
het Fransch in vier klassen met veel correcliezou dienen te
worden bezoldigd met ƒ900,Die voor het Hoogduitsch (te
vens klasse-onderwijzer) eveneens met 900,
Samenna aftrek der thans genoten tractementeneene ver
meerderde uilgaaf van 3200,Daarbij komt de vermeerde
ring met vier lokalen.
Wij meenen het voor 't oogenblik bij deze opgaaf te kunnen
latendiewij herhalen heteene benaderde is.
Mocht Uw college indien ons vroeger advies en hetgeen wij
in dit schrijven als toelichting en aanvulling daarop gaven
zijne goedkeuring kan wegdragenvoor het doen van nadere
stappen omtrent bijzonderheden nog nader wenschen te worden
ingelichtdan verklaren wij ons gaarne bereid daartoe mede
te werken.
De commissie van toezicht op het lager onderwijs
A. DUPARG Voorzitter.
H. KOPPENOL Secretaris.
Aan heeren burgemeesters en wethouders
van Leeuwarden.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.