2Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1893. 189* was geschied. Zonder bezwaar zou daarom het cijfer belittling niet goed zou zijn gekozen. Het was mogelijk dat der winst kunnen worden verhoogd een bedrag van 10,000 zou zij bij eene nieuwe weltelijke regeling van liet plaatselijk be- gei list daarvoor kunnen woiden gesteld. En verder zou het getallastingstelsel uil liet thans bestaande kader zou wegvallen doch opcenten op de personeeie belasting, dat in de gemeenteLeeu-1 het ging, volgens burgemeester en wethouders, Ie ver, haai warden tot veel minder hoog bedrag dan in vele andere min of meer met haar gelijkstaande gemeenten wordt geheven, en ook de hoofdelijke omslag, zij het ook dat deze reeds tot een aanzienlijk bedrag is opgevoerd, kunnen worden verhoogd, of dit wei van beiden te zamen kunnen geschieden. Eëfi der tegenstanders van het straatgeld had voor verhoo ging' der inkomsten ook nog op het oog de schoolgelden. Op het ontwerp der gemeente-begrooling voor 1694 zijn de uitgaven voor het onderwijs uitgetrokken tot een bedrag van dédrom thans te veroordeelen, te meer daar de bedoelde nieuwe weltelijke regeling, hoe noodig ook, nog wel lang op zich kon laten wachten en in den toestand der Leeuwarder gemeente- financiën oogenblikkelijk dringend voorziening werd gevorderd. Met de opsomming der in de laatste twint g jaren uitgevoerde openbare werken hadden burgemeester en wethouders eeni-* en alleen ten doel gehad, om le doen uitkomen, dat, waar, ge lijk zij bleven volhouden, die werken in hoofdzaak ten behoeve van eigenaren van huizen waren aangelegd, dez eigenaren ook niet minder dan ƒ198,000.-, terwijl er slechtsƒ07,000.- als wegens de daarvoor gedane uitgaven behoorden te worden ge- ontvangst tegenover staat. Deze reeds sedert vele jaren be troffen. staande ongunstige verhouding zou, gelijk hij beweerde, nog grootere afmetingen aannemen, daar wel de uitgaven voor net onderwijs zouden blijven stijgen, doch op noemenswaaidige hoogere ontvangsten ten behoeve van het onderwijs wel niet valt te rekenen: Intusschen zou hij zich onthouden een voorstel tot verhoo ging van de onderscheidene schoolgelden te doen, daar hij wel vooruit zag, dat zoodanig voorstel toch geen kans had van te worden aangenomen. Weerlegging van de gerezen bezwaren door de leden van het dagelijksch bestuur bleef niet uit. Allereerst wat betreft de bezwaren van principieelen aard. Gelijk van de zijde van hel dagelijksch bestuur werd beweerd, werd le veel aan den naam der voorgestelde nieuwe belasting gehecht en te weinig reke ning gehouden met de zaak. Er werd daartoe gewezen op het voorbeeld van Amsterdam en Hoorn, waar reeds sedert ver scheidene jaren een straatgeld wordt geheven. Had de Hooge regeering daarin strijd met art. 238 der gemeentewet gezien, ongetwijfeld zouden de besluiten tot invoering der nieuwe belasting niet zijn goedgekeurd. Aan de nieuwe belasting moge de naam van „straatgeld" zijn gegeveninderdaad Naar aanleiding van de gemaakte opmerking, dal de belas ting in elk geval le beperkt zou zijn voorgesteld, werd er op gewezen, dat burgemeester en wethouders, blijkens het ontwerp, slechts willen hebben geheven eene belasting voor 't geen in artt. 1 en 2 der ontwerp verordening is omschreven, en dat moeielijk daarin de verlangde uitbreiding zou kunnen worden opgenomen, omdat daarvoor een omslag niet zou passen, maar een tarief zou moeten worden vastgesteld. Hel was intusschen in het voornemen van burgemeester en wethouders gelegen om aan liet ook door hun college geenszins ontkend wordend misbruik, dat door velen van de openbare straat wordt gemaakt, zoodra mogelijk een einde te maken. Betwist werd dat voor de belasting geen goede plaats op de gemeente-begrooting zou zijn aangewezen. Juist het omgekeerde was het geval. Het was hiervolgens burgemeester en wet houders eene belasting gegrond op art. 238 der gemeente wet en daarom kón noch mócht er eene andere plaats aan worden gegeven dan onder afdeeling IX van hoofdstuk 11 der inkomstenals uitdrukkelijk voor heffingen volgens genoemd wetsartikel aangewezen. Op de vraag eindelijk waarom nu ook niet het tarief van is het hier niets dan eene heffing „voor het genot der werken Amsteidam was gevolgd, werd geantwoord, dat voor het en inrichtingen van, aan en onder den openbaren weg," gelijk oogenblik daartegen een praclisch bezwaar bestond Bij den in art. 1 van het ontwei p-besluit uitdrukkelijk is vermeld. Het I korten tijd, aan burgemeester en wethouders gegeven, om de is hier eene algemeene heffing van de eigenaren van panden invoering van deze belasting voor te bereiden was het hun als bijdrage in de vele uitgaven van de gemeente op dit gebied, ondoenlijk geweest, de gevellengten van al de aan de open- Ook de bezwaren in het algemeen bleven niet onbeantwoord, i bare straat gelegen perceelen te doen berekenen. Eerst na De invoering van eene nieuwe belasting moge niet wen'sche- eene werking der belasting na verloop van twee a drie jaren lijk zijn, - en op zich zelf viel hiertegen niets in te brengen, - zou dit mogelijk zijn. doch ook de bestrijders van het voorstel zouden, en het kon Veel van het door de leden van het dagelijksch bestuur, zoo trouwens ook niet anders, moeten erkennen dat in het tekort wel in de memorie van toelichting, als ter weerlegging van de moet worden voorzien. gemaakte bezwaren aangevoerdedrukte ook hel gevoelen uit Naar het inzien van burgemeester en wethouders konden de door de bestrijders hiervoor aanbevolen middelen niet dienen, daar die thans reeds tot een zeer hoog bedrag waren opgevoeid. Zij zouden anders wel niet hebben nagelaten, ze voor te dragen. Waarom dan een straatgeld gekozen Omdat deze belasting, volgens hun college, is zakelijk, niet le ontduiken, gemakkelijk te 'heffen, met geringe perceptiekosten. In zoover verdiende zy de voorkeur boven verhooging van den hoofdelijken omslag, en daarom was zij, als ware het „geknipt", in de gegeven omstan digheden dienst te doen. Er werd vei der op gewezendut de opcenten op hel personeel nog niet de helft van de perceelen en perceelsgedeelten in deze gemeente treffendaar van het geheele getal ad 6442 niet minder dan 3324 beneden de be lastbaarheid, 384 slechts voor en 296 voor niet meer dan jj zijn belast. Verhdoging van de ontvangsten en vermindering van de uit gaven der gasfabriek was zeer te ontraden. Bij vergelijking van de cijfers der ontwerp-gemeentebegrooting met die van de begiooling voor de gasfabriek zou men ontwaren, dat door burgemeester en wethouders reeds meer in ontvang was uit getrokken, dan door de commissie voor de gasfabriek was voor gedragen. Nog verder te gaan werd alles behalve wenschelyk geacht, te minder daar, tengevolge Tan de steeds aanhoudende werkstakingen in de steenkolenmijn-districten waarschijnlijk eerder hoogere dan lagere kolenprijzen zijn te verwachten. Ontkend werd, dat het tijdstip voor de invoering eener nieuwe van die leden die met het voorstel verklaarden le z, inge nomen. Een gioot voordeel van de nieuwe belasting was, vol gens hen datal mochten aan hare invoering bezwaren zijn verbonden, niet mocht worden voorbijgezien, dat voor den aan slag in deze belasting een zuivere berekening tol basis werd genomen waardoor eene regelmatige toepassing werd verze kerd wat bij den aan:! g in dm hoofdelijken omslag dikwijls zeer moeielijk bleek te zijn. In overeenstemming rnet liet in de memorie van toelichting uiteengezette achtten de voorstanders het geenszins onbillijk dat, waar, ook volgens hun gevoelen, de eigenaren van huizen liet allereerst en het allermeest genot hadden van het aan de verbetering van stratenwegen enz. ten koste gelegde en waar door op de waarde hunner panden een gunstige invloed was en nog wordt uitgeoefend, alléén deze door de nieuwe belasting werden getroffen. Bovendien was het niet onwaarschijnlijkdat de eigenaren althans op den duur een gedeelte dezer belasting op de huur ders zouden verhalen. In elk geval was volgens hen straatgeld te verkiezen bo ven vei hooging van de belasting op de inkomsten, omdat: 1°. het voor de verscheidenheid wel goed was, eens eene nieuwe belasting in te voeren daar op deze wijze niet altijd dezellde menschen werden getroffen 2o. eene inkomstenbelasting is eene belastingdie vooral arbeid en nijverheid treft, niet weinig ook de personen, die Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1893. van een beperkt inkomen of van een vu t Iractenient moeten leven terwijl straatgeld ook op het kapitaal drukt jo. )iet getal ingezetenendat in straatbelasting zal deelen veel grooter is dan dal van hen die voor de inkomsten-be lasting zijn aangeslagen 40. verhooging van de inkomsten-belasting, veel meer dan de nieuwe belasting, de verhuizing van vermogende ingezetenen naar plaatsen waar minder belasting behoeft te worden be taald in de hand werken en vestiging van ingezetenen uit an dere plaatsen tegenhouden zal; 50. ook de zoogenaamde huisjesmelkers door de nieuwe belasting zullen vvoi ien getroffen 't geen juist wenschelijk werd geoordeeld. Dat huizen met één verdieping naar evenredigheid zwaarder dan groote huizen zouden worden belastkon niet worden toe gegeven daar toch voor de vermenigvuldiging der huurwaarde van eerstgenoemde huizen met de gevelbreedte een lager getal wordt gesteld. Een van de bedoelde leden in beginsel voor het voorstel van burgemeester en wethoudersmaakte evenwel een voorbehoud. Hij verlangde n.l., dat, evenals voor de personeeie belasting ui voor den hoofdelijken omslag eene vrijstelling lot een zeker .bestaansminimum" is aangenomen dit ook hier in toepassing zou werden gebrachtdaar de belasting anders evenzeer de meeste huisjes der armen als de aanzienlijke huizen zou tref fen. Van te meer gewicht werd dit bezwaar geachtomdat de verhuurders van deze kleine bij de week verhuurde, wo ningen waarvoor zich altijd wel huurders opdoende belas ting onmiddellijk op de huurders zullen verhalen. Het bezwaar zou zijn weg le nemen door perceelen met eene huurwaarde van ƒ52.— en minder van-de belasting vrij te stellen. Dit laatste werd echter van de zijde der verdedigers van het voorstel bestreden daargelijk ook reeds hiervoor is uiteen gezet straatgeld is eene zakelijke belasting een soort retri butiedie Bij de commissie van rapporteurs heersebte evenmin een stemmigheid Alleen de rapporteur van de le sectie was vóór het ontwerp doch uitdrukkelijk onder het hiervoor vermelde voorbehoudn.l. de aanneming van een belasting minimum. De rapporteurs van de 2e en van de 3e sectie konden zich in geen geval met het voorstel vereenigen. De gronden voor aller gevoelen vindt men terug onder die hiervóórheizij van de bestrijdershetzij van de verdedigers medegedeeld. Nieuwe gezichtspuntendie bijzondere vermel ding zouden verdienen deden zich bij de nadere behande ling der zaak niet voor. Alleen werd besproken de ook reeds door enkele leden geopperde twijfel aan de wettigheid dei- voorgestelde nieuwe belasting. De rapporteurs van de 2e en van de 3e sectie deelden in dezen twijfel. Wel is waar bestaat de helling van straatgeld krachtens koninklijke goed keuring reeds sedert verscheidene jaren te Amsterdam, Hoorn en Maastricht en heeft de Hooge Raadbij arrest van 26 Maart 1886, hare wettigheid uitgesproken. Men zal echter weten, dat deze beslissingen door de bekwaamste wet- en rechtsge leerden op de meest krachtige wijze zijn bestreden dat de in andere gemeenten gedane pogingen 0111 de heffing van straat geld in te voerenzijn atgestuit eenig en alleen omdat zij in stiijd werd geacht met de bepalingen van artt. 238, 240, 242 en 254 der gemeentewet. Wat intusschen van groote betee- kenis mag worden genoemd is, dat in 1890 de minister van binnenlandsche zaken bezwaar maakteeen besluit van den gemeenteraad van Schiedam tot heffing van spuigeld op gelijke grondslagen als waarop thans ook weder hier de heffing van straatgeld wordt voorgesteld aan de goedkeuring des Konings te onderwerpen omdat de minister er in zag eene grondbelas ting, welke de gemeente ingevolge art. 240 der gemeente wet niet anders mag heffen dan bij wijze van opcenten op de hoofdsom dier belastingdoor het Rijk gevorderd. Van „retributie" kon volgens den Minister hierbij geen sprake de eigenaars van alle panden hadden te betalen, j zijn, daar deze wordt betaald door de gebruikers voor het genot Bovendien juist in de buurtenwaar deze panden zijn gele- van 't geen van gemeentewege wordt verschaftterwijl de had de gemeente in de laatste jaren zoo groote verbete- dienstdien het hier betrofwel is waar alle ingezetenenen aangebrachtwaardoor de waarde dezer panden zeer1 zelfs doortrekkenden ten goede kwam maar geenszins de gen ringen flRH zeker was gestegen. En wat het verhaal van de belasting op de huurders betreftde verhuurders maakten in den regel zulke ruime winsten dat zij wel in staat konden worden geacht, het luttele bedrag dezer belasting (voor de bedoelde soort van woningen denkelijk slechts ƒ1.50 a ƒ1.75 zullende bedragen) zelf te dragen en daarmede dus de jaarlijksche huursom niet zouden verhoogen. Omtrent enkele punten volgden nog repliek en dupliek. Deze waren echter niet van dien aard dat de commissie van rap porteurs niededeeling daarvan noodig vindt. Eén punt maakt hierop eene uitzondering. Het betreft liet argument, dat de tijd te kort was, om de nieuwe belasting zóó voor te bereiden, datzooals door een der leden was verlangd de gevellengte der huizen kon worden berekend. Met deze verontschuldiging ook reeds te vinden op bladz. 2, kolom 2, van de memorie van toelichting, kon men echter niet wel vrede hebben. Juist waar hetgelijk hierde invoering van eene geheel nieuwe belasting betrefthadden burgemees ter en wethouders naar men meende vóór een niet in alle opzichten volledig of afdoend ontwerp in te dienenmoeten voorstellen, de zaak nog eenigen tijd te laten rusten en in middels in het tekort te voorzien door verhooging van één of meer der bestaande belastingen. Na afloop van de algemeene beschouwingen werd in de 2e en in dc 3e sectie stemming gehouden over de algemeene strekking van het ontwerp. Daarbij bleek dat zich in de 2e eigendommen als zóódanig, allerminst de gebouwde (en onge bouwde). „Niet de gebruikersnaar mate van hun genot- zoo eindigde de minister - „maar de in of buiten wonende eigenaars naar male van hun bezit worden belast." De meerderheid van rapporteurs zal niet verder over het vraagpunt der wettigheid uitweiden te minder, nu er met het oog op de in de sectiën gebleken stemming van de meerder heid der raadsleden weinig uitzicht bestaat, dat het voorstel van burgemeester en wethouders zal worden aangenomen. Ge schiedde echter het tegendeel, dan zou er, na het in 1890 met Schiedam gebeurde, naar de meerderheid van rapporteurs meent, wél veel kans bestaan, dat aan bet besluit de Koninklijke goed keuring zou worden onthouden. De onderdeden, zoowel van de verordening tot het heffen van een straatgeld, als van die op de invordering, werden slechts in de le en in de 3e sectie behandeld. In de 2e sec tie achtte men dit onnoodig, nu de meerderheid der leden zich tegen de algemeene strekking had verklaard. De behandeling leiddeevenals die bij de commissie van rapporteurs, slechts tot de volgende opmerkingen Art. 1. Volgens rapporteurs zou de redactie er op verbeteren, indien de aanhef luidue „Te beginnen met het jaar 1894 wordt jaar lijks in deze gemeente" enz. De tusschenzin „overeenkomstig art. 238 der gemeentewet" moet naai het gevoelen van rapporteurs vervallen. Deze zin isals ware het, een grond of motiveering, waar aan echter niet in den tekst, maar in den considerans plaats sectie 4 van de 6 in de 3e sectie 5 van de 8 stemmen tegen I verklaarden. In de le sectie, waar, behalve de burgemeester, 6 léden tegenwoordig waren had geen stemming plaats. Bij de bespreking hadden ziclt echter 3 als voorstanders en 3 als behoort te worden gegeven, tegenstanders doen kennen. Art. 6. Alles te zamen genomen hebben zich alzoo 12 van de 20 opgekomen leden tegen de voordracht ve klaard. j In de le sectie werd gewezen op het billijke, om in lett. b

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1893 | | pagina 120