UJlf
DIRECTE BELASTING OP HET INKOMEN
Aangeslagenen op hei Kohier
over het Dienstjaar 1893.
Bijlage No 1.
zooals dat door Burgemeester en Wethouders den Raad ter
vaststelling is aangeboden.
166 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 12 December 1893.
5 jaren had geduurddat radicale verbetering dringend noodig
en de eigenaren bereid warendie te laten verrichten."
In één opzicht is de toestand veranderdwoonden ertoen
het rapport werd opgemaakt8 menschenthans worden er
14 gehuisvestook werd de huur een dubbeltje verlaagd.
Waar de commissie aan het slot van haar rapport opmerkt,
„dat de arme bewoners van deze woningen ongelukkige mede
burgers zijn, die verdienen en dringend behoeven dat de zorg
van het gemeentebestuur over hen waakt'', daar acht spreker
het zijn plicht op dezen toestand te wijzen zonder evenwel
een motie in te dienen. Velen zouden het met hem betreuren,
wanneer de huis-eigenaren de toepassing van art. 14, 2e lid,
ook na een gevallen raadsbesluit als een wassen neus gingen
beschouwen.
De Voorzitt©r stelt voor, de mededeeling van den heer
Haverschmidtdie geene motie of bepaalde vraag doetvoor
kennisgeving aan te nemen.
De heer Reeling Brouwer wenscht toch nog eene op
merking te maken. Spr. zegtdat de behandeling van deze
zaak zoo lar.g is geleden dat ze hem op dit oogenblik niet
geheel helder voor den geest staat. Wel meent hij zich te
herinnerendat als gevolg van het rapport van den directeur
der gemeentewerken omtrent den [toestand van eenige wonin
gen burgemeester en wethouders den eigenaren van enkele
dier perceelen aanschreven, die binnen een korten termijn te
doen herstellen en verbeterenmaar dat de raadscommissie
later in haar rapport den )venk aan burgemeester en wethou
ders gaf, om dergelijke aanschrijving op een langen termijn te
doen, en wel, naar spr. zich meent te herinneren, vóór den 15
Augustus j.l. Dit kan dienen als eenige verontschuldiging
dat de toestand niet beter is. Men achtte het billijk om eerst
de loopende huren te doen afloopen en dan den eigenaren vol
doende den tijd te laten om de noodige herstellingen aan te
brengen. Het is waardat deze nu wel hadden kunnen zijn
aangebrachtmaar men vergete nietdat men in de meeste
gevallen stuit op onwil.
De heer Troelstra heeft uit het door den heer Haver
schmidt gesprokene meenen te moeten opmaken dat over het
door hem bedoelde perceel de raad geene beslissing heeft ge
nomen tot onbewoonbaarverklaring. Vergist spr. zich niet dan
werd door dat geachte lid medegedeeld dat volgens het
rapport der betrekkelijke raadscommissie de eigenaar van dit
perceel door die commissie is gehoord geworden en dat hij
zich toen bereid verklaardeom de noodige herstellingen en
verbeteringen aan die woning te doen aanbrengen. Op die
mededeeling der commissie zijn burgemeester en wethouders
ingegaan en verkeerden zij in het vertrouwen dat aan die
verklaring van den eigenaar was voldaan. Spr. meende, dit in
het midden te moeten brengen omdat het door den heer Ree
ling Brouwer medegedeelde den indruk zou kunnen maken
alsof burgemeester en wethouders zich eene nalatigheid in deze
zouden hebben te verwijten.
Den heer Haverschmidt kan spr. nog doen opmerken dat,
na hetgeen omtrent onbewoonbaarverklaring van woningen in
den raad is voorgevallen burgemeester en wethouders eenigs-
zins aarzelen om spoedig een besluit tot onbewoonbaarverkla
ring uit te lokken. Het ooi deel over het al of niet bewoon
bare van een pand is vrij subjectiefdeze dénkt er zc o over
gene weer anders. En nu is bij de behandeling van de vorige
voorstellen van burgemeester en wethouders geblekendat de
raad niet zoo heel gemakkelijk tot onbewoonbaarverklaring van
woningen overgaat. Dit was voor burgemeester en wethouders
geene aanmoediging om op den wegdie zij begonnen zijn te
betreden voort te gaan.
Spr. is het overigens met den heer Haverschmidt eens dat
de door dezen bedoelde woninggelijk die door hem is be
schreven, voor woning ongeschikt is en zal hij gaarne voor zich
er toe medewerkenom daarin verandering op de eene of
andere wijze te doen aanbrengen of tot een besluit tot onbe
woonbaarverklaring mede te werken.
De heer Bekhuis deelt mededat deze aangelegenheid
hemin tegenstelling met de beide wethoudersnog geheel
helder voor den geest staat. De zaak heeft dezen loop gehad:
Den 27 September 1892 stelden burgemeester en wethouders den
raad voor, een 25tal arbeiderswoningen onbewoonbaar te verkla
ren. Volgens het voorschrift der verordening werd eene com
missie van onderzoek uit den raad benoemd, van welke commis
sie spr. de eer had lid te zijn. Zij gaf het resultaat van haar
onderzoek weer in een rapport en daarin kwam zij tot de con
clusie dat deze woning nog niet door onbewoonbaarverklaring
behoefde te worden getroffenmaar dat hier moest worden toe
gepast het 2e lid van art. 14 der verordening en alzoo burge
meester en wethouders van de bevoegdheid gebruik konden
maken, om den eigenaren want dit perceel verkeert in een
eigenaardigen toestanddaar het beneden- en het bovenge
deelte elk een afzonderlijken eigenaar heeft op te leggen
de door burgemeester en wethouders noodig geoordeelde verbe
teringen te doen aanbrengen. Spr. werd dan ook zeer ver
baasd door de interpellatie van den heer Haverschmidthoe
wel hij diens goede bedoeling waardeert. De zaak behoort
niet meer bij den raad maar uitsluitend bij burgemeester en
wethouders.
De heer Reeling Brouwer meende zich te herinneren dat
de raadscommissie aan burgemeester en wethouders een wenk
had gegeven om voor het aanbrengen der verbeteringen een
ruimen termijn te nemen. Dit is ten deele juist. Niet voor
deze woning was die opmerking gemaaktmaar toen het rap
port van de commissie naar aanleiding van het eerste voorstel
van burgemeester en wethouders tot onbewoonbaarverklaring
van eenige woningen waartoe de thans besprokene behoort
in bewerking was kwam een tweede voorstel van dat college
in. Toen is eene tweede commissie waarvan spr. ook deel
uitmaakte benoemd en deze teekende in haar rapport aan
dat het haar wenschelijk voorkwam dat de termijnbinnen
welken de door burgemeester en wethouders voor te schrijven
verbeteringen zouden moeten worden aangebrachtzoo ruim
mogelijk werd gesteld.
Voor het overige blijft spr. er bij dat de zaak buiten den
raad staat. Ook spr's aandacht was op den toestand van deze
woning gevallenmaar hij meende geen vrijheid te hebben
dien in deze vergadering ter sprake te brengen.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.
VAN DE
VAN DE
TEN BEHOEVE DER
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.