Bijlage No. 18. 2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1895. gefabriceerde gas aan de ingezetenen en aan de gemeente voor de straatverlichting te kunnen leveren. En nu zijn wij het met den heer Andreae eens, waar deze beweert dat voor dit genot eene billijke retributie aan de gemeente behoort te wor den betaald. Waar toch door verschillende ingezetenen een huur voor het gebruik van privaat rechtelijke eigendommen en retributie voor het gebruik van publiek rechterlijke eigendommen der ge meente wordt betaald, daar kunnen naar onze meening geeno redenen worden gevonden, waarom de gasverbruikers van zoo danige retributie zouden behooren te worden vrijgesteld. Voor het hebben van slechts eene stoeptrede op gemeente grond wordt, volgens de memorie van toelichting op de gemeen te-begrooting, gemiddeld per jaar ƒ1.25 aan de gemeente be taald. Wij achten het wenschelijk, dat ongeveer in gelijke verhouding ook dit bedrag per strekkenden meter buizenlei ding der gasfabriek in rekening worde gebracht. Het spreekt bijna van zelf, dat bij toepassing hiervan de ge meente, evenals thans, ook in de toekomst heeft te zorgen voor rentebetaling en aflossing der leeningen, door haar ten behoeve van de gasfabriek aangegaan. De kosten van uitbreiding daarentegen van het buizennet enz. die tot heden door de gemeente worden gerestitueerd en waar van de gasfabriek 5 °/o rente betaaltwenschen wij voortaan ten laste der exploitatierekening te zien gebracht. Worden deze en onze verder te vermelden voorstellen aan genomen, dan zullen in overeenstemming daarmede in de boek houding der gasfabriek de vereischte wijzigingen worden aan gebracht. Na al het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten 1°. te beginnen met 1 Januari 189G zal door de gasfabriek alhier in plaats van de berekende rente wegens kapitalen, door de gemeente verstrekt, eene retributie worden betaald voor het gebruik van gemeentegrond ten behoeve van de buizenleiding der fabriek, berekend naar ƒ1.25 per strekkenden meter lengte. 2o. Burgemeester en wethouders uit te noodigen, omin verband met het vorenstaande, de vereischte wijzigingen in het model der gemeentebegrooting aan te brengen. Voorgesteld ter raadsvergadering van den 3 September 1895 door Burgemeester en wethouders van Leeuwarden VAN HARINXMA, Burgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1895. 1 VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling van a. eene verordening regelende den ranghet getalde benoeming, de bezoldiging enz. der ambte naren en werklieden van de gemeentewerken. b. eene instruotie voor den direc recteur der gemeentewerken. Aan den gemeenteraad van Leeuwarden. Mijne Heer en De ervaring had ons geleerd, dat de instructiën voor de amb tenaren der gemeentewerken dienden te worden herzien. Eensdeels verdeelen zij al te zeer de verantwoordelijkheid die zooveel mogelijk uitsluitend op den directeur behoort te rustenanderdeels belemmeren zij dezen in het regelen en verdeelen der werkzaamheden onder den hoofdopzichter en de opzichters, zoodat hij niet altijd volkomen vrij is in het opdra gen van bepaalde werkzaamheden aan den beambte, dien hij daarvoor het meest geschikt acht. Verder dalen die instructiën vaak te veel in bijzonderheden af. Wij kunnen ons voorstellen dat in zeer groote gemeenten verdeeling van arbeid voor de verschillende ambtenaren van de gemeentewerken bij verordening noodig is, waarbij ieder voor zijn werk bepaald verantwoordelijk wordt gesteld, maar die noodzakelijkheid is hier niet aanwezig. Eene uitzondering te dezen opzichte is alleen noodig voor het beheer en het toezicht van en op de plantsoenen. Deze zijn in de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid zoodat het noodig werd, daarvoor een afzonderlijk opzichter met eene bepaalde instructie aan te stellendoch men achtte het toen reeds niet noodig, dezen opzichter als geheel zelfstandig ambte naar te doen optreden zooals uit zijne instructie genoegzaam blijkt. Verder is bij raadsbesluit van den 11 Januari 1887 be paald, dat een der opzichters door burgemeester en wethouders kon worden aangewezen, om in het bijzonder toezicht te houden op het nakomen der verordeningen omtrent het bouwen en in richten van woningen en tot voorziening tegen en bij brand, als mede van de voorschriftenverbonden aan de vergunningen verleend krachtens de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95). Van die bevoegdheid hebben wij gebruik gemaakt en voor dit politietoezicht bepalingen vastgesteld, waaraan de opzichter zich heeft te houden. Ook deze ambtenaar heeft dus, doch alleen ten aanzien van dit toezicht, een eenigermate zelfstandigen werkkring. Behalve deze bijzondere regelingen meenden wij, dat overi gens de instructiën zich dienden te bepalen tot eenige alge- meene voorschriftenwaaraan ook de opzichter voor de plant soenen en die voor het evenbedoelde politietoezicht zijn onder worpen. Hoewel wij het omtrent deze hoofdlijnen onderling eens wa ren meenden wij toch met het uitwerken van voorstellen te moeten wachten, totdat de nieuw te benoemen directeur der gemeentewerken in functie zou zijn getreden en zich in staat zou gevoelen, om ons van voorlichting te kunnen dienen. Aan een daartoe door ons verstrekte opdracht voldeed hij bij missive van den 16 Juli j.l. n°. 414/7, welke missive wij hierbij overleggen. Uit dit belangrijk en uitvoerig rapport blijkt 1°. dat de directeur van oordeel is, dat het uitvoeren van werken in eigen beheer tot het noodzakelijke moet worden be- perkt en in verband daarmede het getal vaste werklieden tot het geringst mogelijke getal moet worden ingekrompen 2°. dat hij de betrekking van hoofdopzichter zou wenschen te behouden en vermindering van het getal vaste opzichters niet mogelijk acht 3°. dat hij van oordeel isdat de leiding en de regeling van de werkzaamheden der beambten zooveel mogelijk geheel aan hem moet verblijven (zie daaromtrent bladz. 10 onderaan en bladz. 11 bovenaan van 's directeurs missive). De direc teur heeft wijders gewijzigde instructiën aan ons overgelegd diehoewel uitvoeriger dan wij noodig achten, toch geheel in die richting zijn 4°. dat hij de bezoldigingen, die de opzichters thans genieten, onvoldoende achtdoch daaraan wil tegemoet komen door het toekennen van jaarlijksche gratificatiën. Sub 1° spreekt de directeur geheel ons gevoelen uit. Wat sub 2o betreft, de ervaring heeft ook ons geleerd, dat het getal vaste beambten voor geene vermindering vatbaar is terwijl wij mede van oordeel zijn, dat een hoofdopzichter, die geroepen kan worden den directeur gedurig en voor vrij ge- ruimen tijd te vervangen en daarom een zeker overwicht over de andere opzichters dient te hebbenniet kan worden gemist. Ten aanzien van het 3* punt spreekt de directeur mede ons gevoelen uit, zooals kan blijken uit hetgeen hiervoren daarom trent door ons is medegedeeld. Wat het 4* punt aangaatkunnen wij niet instemmen met 's directeurs meeningdat verbetering van de bezoldiging der opzichters moet geschieden door het toekennen van gratificatiën. Wij zien niet in, dat de betrekking van opzichter der gemeen tewerken dit bijzonder aanbevelenswaardig maakt. Wel kan een opzichter door een gebrekkig toezicht de gemeente bena- deelenwel kan hijdoor mede te werken tot een zuinig be heer de gemeente bevoordeelen maar het eerste behoort hij niet te doen en het tweede is eenvoudig zijn plicht. Eene gra tificatie als premie zou dus moeten verleend worden voor bui tengewone toewijding, maar moeilijk is het daarvoor een maat staf te vinden en uit te maken, in hoever de een boven den ander heeft uitgemunt. Teleurstelling en ontevredenheid zou den allicht het gevolg zijn van de toepassing van dit stelsel. Beter komt het ons voor, het minimum en maximum der be zoldiging iets hooger te stellen dan thans is bepaald, en verder het tractement voor ieder te bepalen naar gelang van geschikt heid en doorgaande gebleken ijver en belangstelling, in verhand met diensttijd. De nadere regeling van het beheer der gemeentewerken, die wij beoogen, brengt niet alleen mede, dat het bestaande orga niek besluit geheel worde herzien, maar tevens alle instructiën die daarvan een uitvloeisel zijn. Daar wij u zullen voorstellen om de benoeming van hoofd opzichter en van opzichters voortaan aan ons op te dragen komt het ons voor, dat, indien dit wordt goedgekeurd, de in structiën voor die beambten ook door ons kunnen worden vast gesteld. Waar de leiding en de regeling der werkzaamheden geheel aan den directeur verblijft, kunnen die instructiën zeer worden ingekrompen en gevoegelijk bij één besluit worden ge regeld, met bijzondere bepalingen voor den opzichter van de plantsoenen. Een exemplaar van alle bestaande verordeningen enz. om trent bedoeld beheer zullen wij met dit voorstel voor u in de leeskamer ter inzage doen nederleggen. Intusschen zal het niet overbodig zijn, ze hier te noemen. Het zijn lo. de verordening, regelende den rang, het getal, de bezol diging en de wijze van benoeming der ambtenaren en bedien den belast met het beheer en de zorg voor de plaatselijke Doze missive ligt ter inzage voor de loden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1895 | | pagina 89