H Bijlage No. 29. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1896. 1 VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een besluit op de heffing en eene verordening op de invordering van bruggeld, geheven wordende voor het afdraaien van de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal te Leeuwarden. Mijne Heeren Het besluit lot heffing van eene belasting onder den naam van bruggeldgeheven wordende voor het afdraaien van de beide bruggen over het kanaal naar de Tijnje (gemeenteblad no. 13 van 1895), is bij Koninklijk besluit van den 17 Juni 1895 no. 72 goedgekeurd tot 1 Juli 1897. Ten einde na dat tijdstip deze heffing te kunnen bestendigen, hebben wij de eer een besluit, als boven bedoeld, benevens eene verordening op de invordering beide vergezeld van eene me morie van toelichting U op nieuw ter vaststelling aan te bieden. Voorgesteld ter raadsvergadering van 8 December 1896, door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden VAN HAR1NXMA Burgemeester. P. A. BERGSMASecretaris. De raad der gemeente Leeuwarden Gelet op het Koninklijk besluit van den 17 Juni 1895 no. /2 waarbij de op 9 April 1895 vastgestelde verordening tot het heffen eener belasting onder den naam van bruggeld voor het afdraaien van de beide bruggen over het kanaal naar de Tijnje, is goedgekeurd tot 1 Juli 1897 Overwegende, dat het noodig is, met het heffen van bruggeld voort te gaan Gelet op art. 238 der gemeentewet Besluit, vast te stellen het volgend BESLUIT tot hefling van eene belasting onder den naam van bruggeldvoor het afdraaien van de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal te Leeuwar den. Art. 1. Ten behoeve der gemeente Leeuwarden wordt onder den naam van bruggeld eene belasting geheven voor het afdraaien van de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal aldaar. Art. 2. Het in artikel 1 bedoelde bruggeld bedraagt telkens, wan neer één van de daarin aangewezen bruggen moet worden afgedraaid, voor ieder vaartuig tien cents. Art. 3. Het recht is verschuldigd door de gezagvoerders schippers of eigenaars der vaartuigen en, bij afwezigheiddoor hen, die in hunne plaats optreden. Art. 4. Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld wordt ver leend voor vaartuigen rechtstreeks in gebruik voor den ge meentediensthetzij voor de gemeentewerken, de gemeente- reiniging als anderszins. Art. 5. Dit besluit treedt in werking op den 1 Juli 1897. VERORDENING op de invordering der belasting onder den naam van brug geld geheven wordende voor het afdraaien van de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal te Leeuwarden. Art. 1. De invordering van het bruggeld geschiedt door middel van openbare verpachtingtenzij de raad besluitde invordering door middel van gadering te doen plaats hebben. Ingeval van verpachting worden de pachtvoorwaarden door den raad vastgesteld. Is bij eene gehouden verpachting de geboden pachtsom, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, onvoldoende, dan zijn zij bevoegdde invordering bij gadering te doen plaats hebben. Bij invordering door middel van gadering worden de gaar ders door burgemeester en wethouders benoemdzij voorzien hen van eene instructie en bepalen de wijze van verantwoor ding der geïnde bruggelden behoudens mededeeling daarvan aan den raad. De raad bepaalt de belooning der gaarders. De namen van de pachte:s of gaarders worden door burge meester en wethouders bekend gemaakt. Art. 2. De verschuldigde bruggelden moeten door de belastingschul digen op de eerste mondelinge aanvrage van den pachter of gaarder aan dezen worden voldaan. Art. 3. Indien een belastingschuldige hierin nalatig is zal de pach ter of gaarder daarvan terstond kennis geven aan den amb tenaar bedoeld in art. 261 der gemeentewet, die deswege overeenkomstig art. 275 dier wet proces-verbaal opmaakt en dit aan den gemeente-ontvanger ter hand steltten einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet. Art. 4. Deze verordening treedt in werking op den 1 Juli 1897.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1896 | | pagina 103