Bijlage No. 20. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1896. Afschriften dier nota's worden door hem gezonden aan den gemeente-ontvanger. Art. 8. De huurder is verplicht, binnen 14 dagen na het verzenden der nota het verschuldigde bedrag tegen kwitantie te storten bij den gemeente-ontvanger. Art. 9. Indien tengevolge van uitgevoerde werken met den bagger molen of de schouwen eenig voorwerp is beschadigd, of gevaar voor latere schade is outslaan, komt die schade en risico ge heel voor rekening van den huurder en moet hij de gemeente voor alle aanspraken op vergoeding vrijwaren. Art. 10. Gedurende den tijd dat de molen niet werkt zal de molen baas dien mogen verlaten en is de huurder verplicht voor vol doende bewaking zorg te dragen. De huurder is mede verplicht steeds een voldoend toezicht te doen houden op de hem in huur afgestane schouwen. Indien gedurende den tijd, dat de molenbaas niet op den molen behoeft te zijndaaraan schade wordt toegebracht of wanneer de schouwen worden beschadigd door onvoldoend toe zicht of door zorgeloosheid van 's huurders werkliedenof wanneer voorwerpen van derden gedurende dien tijd door mo len of schouwen worden beschadigd, komt de aangebrachte schade voor rekening van den huurder en zal die op zijne kosten worden hersteld. Art. 11. Van alle schadevergoedingen wordt zoodra mogelijk eene re kening opgemaakt door den Directeur der gemeentereiniging de laatste alinea van art. 7 en art. 8 zijn op de betaling toe passelijk. Art. 12. Het onderhoud van den molen en de schouwen is geheel voor rekening van de gemeente. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1896. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot wijziging van het besluit tot het heffen van marktgeld. Aan den Gemeenteraad van Leeuwarden. Mijne Heeren In uwe vergadering van 30 December j.l. is de verordening tot heffing van eene belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden zoodanig gewijzigd, dat die verorde ning niet meer van toepassing is op draaimolenscarroussels hippodromes en andere daarmede gelijk te stellen inrichtingen. Dit geschiedde met het doel om, in navolging van sommige andere gemeentende plaatsen die door deze inrichtingen gedurende de jaarmarkt worden ingenomen, aan den meestbie dende te kunnen verhuren. Zoodanige verhuring heeft dit jaar plaats gehad, en ofschoon de totale huursom beneden onze verwachting is gebleven zoo overtreft die niettemin verre het bedrag, dat vroeger aan belas ting en marktgeld voor die inrichtingen werd betaald. Er bestaan dus alleszins redenen om den genomen maatre gel te bestendigenzelfs om de gelegenheid open te stellen, daaraan uitbreiding te kunnen geven. Zoo komt het ons voor, dat ook overwogen kan woiden om de plaatsen, die gewoonlijk worden ingenomen door beignet-, wafel- en zuurkramenwaarin gelegenheid tot consumtie be staat, te verhuren. Voor dergelijke kramen die ongetwijfeld gewoonlijk goede winsten voor de ondernemers afwerpen, wordt toch slechts een marktgeld van enkele guldens betaald. Te eerder dient dan echter ook de verordening tot het hef fen van marktgeld te worden gewijzigd. Art. 1 dier verordening bepaalt o.a. het volgende „Er wordt ten behoeve der gemeente een recht geheven onder den naam van marktgeld, wegens a. het plaatsen van kramen, disschen karren kruiwagens en alle andere voorwerpen voor het verkoopen of ter verkoop uitstallen van goederen, van welken aard ook b. het ter verkoop uitstallen van goederen op den grond c. het plaatsen van tenten, carroussels, hakblokken enz. tot het houden van openbare vermakelijkheden of vertooningen, of het innemen daartoe van een bepaalde plaats in de open lucht; alles voorzooverre dit geschiedt op openbare gemeentelijke pleinen, straten, wegen, wallen enzmet uitzondering van het terrein der veemarkt en der vischmarkt." Hieraan zal dan behooren te worden toegevoegd eene bepa ling, dat het recht niet wordt geheven, indien de ingenomen ruimte bij publieke verpachting of verhuring is afgestaan. De j raad blijft dan geheel vrij, ieder jaar naar omstandigheden en naar goedvinden staanplaatsen te verhuren. Hel ligt echter voor de hand, dat eene dergelijke onbestemde bepaling een voor de gemeente nadeeligen invloed zou uitoefe nen op de te bieden pachtsom voor het recht tot invordering der marktgelden, doch dit bezwaar zal kunnen worden onder vangen door in het pachtcontract eene bepaling op te nemen, dat het bedrag, dat wegens het innemen van publiek verhuurde plaatsen volgens de verordening zou verschuldigd zijnindien die niet verhuurd warendoor de gemeente aan den pachter zal worden uitgekeerd. Die bepaling zou aldus kunnen luiden „Indien tijdelijk staanplaatsen publiek worden verhuurd of verpacht en alzoo aan de heffing van marktgeld worden ont trokken, zal den pachter daarvoor door de gemeente het recht worden uitbetaald, waarop hij volgens de verordening aanspraak zou hebben, indien gccne verhuring of verpachting had plaats gehad. „Tol vaststelling van dit bedrag zal van wege de gemeente en den pachter de vereischtc opneming plaats hebben." De gegadigden hebben dan geene rekening te houden met de in de verordening aangebrachte wijziging. Op gelijke wijze is reeds gehandeld met den tegenwoordi- gen pachter, ten aanzien der gedurende de kermis van dit jaar verhuurde staanplaatsenmet dien verstande, dat hem 10 meer is uitgekeerd dan waarop hij volgens de verordening aan spraak had. Daar met het einde van dit jaar de bestaande pacht afloopt, is het wenschelijk, nu de noodig geachte wijziging aan te brengen. Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen I. Het besluit tot het heffen van marktgeld, vastgesteld den 27 Mei 1890, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den Isten Juli 1890, no. 30, te wijzigen als volgt In art. 1 op de woorden „alles voorzoover dit geschiedt op openbare gemeentelijke pleinenstraten, wegen, wallen enz. met uitzondering van het terrein der veemarkt en der visch markt", te doen volgen„en indien de ingenomen plaatsen niet bij publieke verpachting tijdelijk zijn afgestaan." II. De verordening op de invordering van het marktgeld mede vastgesteld den 27 Mei 1890, van voortdurende kracht te verklaren. Aldus voorgesteld in de raadsvergadering van 11 Augustus 1896 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden VAN HARINXMA, Burgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden. i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1896 | | pagina 53