Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1896. 1 Bijlage No. 27. MEMORIE van antwoord op het verslag van de rapporteurs uit de sectiën van den gemeeteraad, omtrent het onderzoek van de gemeentebegrooting voor 1897 Wij zijn zoo vrij, in het algemeen op te merken, dat in het verslag onderscheidene vragen door een of ander lid in de afdeelingsvergadering gedaan, voorkomen, die dadelijk door een lid van het dagelijksch bestuur zijn beantwoordmet het ge volg, dat men meestal door dat antwoord bevredigd was. Het zou ongetwijfeld niet ondienstig zijn geweestdat rap porteurs voor zoover zij meenden al die "ragen in het ver slag te moeten opnemer.ook de daarop gegeven antwoorden met een enkel woord hadden medegedeeld. Met het onderzoek in de sectiënwaaraan steeds een lid van het dagelijksch bestuur deelneemt, wordt toch mede beoogd, om door mondelinge toelichtingen het schriftelijk debat te be korten. Wij zijn nu wel genoodzaaktvele der gegeven ant woorden in deze memorie te herhalen. Het rapport volgende, treffen wij in de eerste plaats aan de verklaring van een lid der eerste sectie datwaar hij een vorig jaar een woord van lof heeft gesproken over de uitste kende wijze waarop de begrooting toen sloothij dien lof aan deze begrooting moet onthouden daar zij volgens hem zou sluiten met een tekort van ongeveer 24000. Blijkens het verslag over de begrooting voor 1896 werd „in „de eerste sectie door eenige leden zeer gewaardeerddat die „begrooting blijkbaar was samengesteld met het ernstig streven „naar bezuiniging." Volgens dat rapport betrof die lof dus niet zoo zeer het doen sluiten der begrooting maar het betrachten van zuinigheiden wat dit nu aangaat het tegenwoordig rapport der commissie getuigt geenszinsdat burgemeester en wethouders in hun voortdurend strevenom de gemeente-huishouding op de meest zuinige wijze te beheeren en te besturen zouden zijn te kort geschoten En wat het doen sluiten der begrooting voor 1896 betreft dit kon alleen geschieden door de percentage voor de plaatse lijke directe belastingen naar het inkomen van 5,05 te bren gen op 5,32 o/o. Werd thans het door bedoeld lid beweerde tekort gedekt door den hoofdelijken omslag opnieuw te verhoogen, en wel met 1|ï wat dan noodig zou zijn, dan ware hij voor zich waar schijnlijk tevreden geweestmaar de belastingschuldigen zou den zeker over deze verhooging minder gesticht zijn. Datzelfde lid heeft de vraag gedaan of er na de verwer ping van het voorstel van burgemeester en wethouders omtrent eene andere regeling van de financieele verhouding tusschen gemeente en gasfabriekvan hen nadere voorstellen over dit punt zijn te wachten. Op deze vraag is geantwoord dat daarop vrij zeker niet kan gerekend worden omdat zij nog altijd van oordeel zijn, dat eene financieele regeling behoort te berusten op den door hen voorgestelden grondslag. Het gegeven antwoord wordt hier herhaald. Meerbedoeld lid wenschte den post „verkoop van bouwter reinente zien uitgetrokken voor memorie enkele leden had den principieele bezwaren tegen dezen post, andere achtten de uitgetrokken som van 20000 te hoogvooral indien vele koopers erfpacht boven koop mochten verkiezen. Ofschoon de „principieele bezwaren" niet nader in het ver slag worden aangeduid tenzij die zijn vervat in de uitdrukking „opeten van het kapitaal" meenen wij dat die hierin zullen zijn gelegen, dat de opbrengst zal strekken tot het gedeeltelijk bestrijden der aflossing en rente, die jaarlijks volgens het plan van leening op de begrooting moet worden gebrachten niet tot buitengewone aflossing van schuld of tot bestrijding van buitengewone uitgaven. Wij herinnerendat in ons voorstel betreffende de uitgifte en bebouwing van de terreinen aan weerszijden van het Nieuwe Kanaal (zie bijlage no. 6 tot het verslag van 's raads hande lingen van 1896, bladz. 3) deze zinsneden voorkomen: „Verkeerde de gemeente ten aanzien van de bewuste bouw terreinen in de positie van Botterdam met betrekking tot Feijenoord, of in die van Vlaardingenn. 1. dat die terreinen het volle onbezwaarde eigendom der gemeente waren, en er groole aanvraag om bouwterrein bestond, dan zou er aanleiding kunnen bestaan om ze uitsluitend bij wijze van erfpacht uit te geven. Maar voor den aankoop dier terreinen, het graven van het kanaal en het aanleggen van straten enz., zijn of moeten nog belangrijke sommen geleend worden, waarvoor rente moet worden betaald en waarvan jaarlijks moet worden afgelost, en bovendien zijn de belastingen hier reeds tot eene tamelijke hoogte gestegen. Het is dus niet alleen wenschelijk, dat de bouwterreinen vlug van de hand gaan, maar ook tegen beta ling van den vast te stellen prijs, opdat de opbrengst kan wor den aangewend tot aflossing en rentebetaling. Geschiedt dit niet, dan blijft het tegenwoordige en het eerstvolgende geslacht bezwaard met de financieele lasten der onderneming en latere geslachten zullen er de lusten van genieten." Tegen deze beschouwingen is bij de behandeling van dat voorstel geen enkel raadslid opgekomenen nu is de betrekke lijke begrootingspost niets anders dan de toepassing van liet beginselin die beschouwingen neergelegd. Dit isnaar wij meenen in de toelichting op dezen post duidelijk uiteengezet. Nu de gemeente ongetwijfeld jaren lang zal optreden als verkoopster van terreinen, die zij voor bebouwing als het ware kant en klaar heeft gemaaktmag de opbrengst der terreinen als een gewone bron van inkomst worden beschouwdin dien zin dat die opbrengst niet als een toevallige bate kan worden aangemerktmaar als een inkomst, waarop elk jaar in meer dere of mindere mate kan worden gerekend. Het is dus niet noodig den post voor memorie uit te trekken. Wel kan men verschillen in de raming van de opbrengst in zeker jaarmaar juist daarom is het aan te bevelen, daarvoor een vast stelsel aan te nemen, dat verband houdt met de ge raamde totale opbrengst en de jaarlijksche aflossing en rente wegens voor het kanaal en bijbehoorende werken gedane uit gaven, die in de leening begrepen zijn. Het uitgetrokken be drag van ƒ20,000 kan dan als maximum worden beschouwd, dat met elk jaar verminderttenzij in eenig jaar nieuwe uitgaven voor bedoelde werken mochten plaats hebben. Bij die matige raming van opbrengst bestaat voor misrekening weinig gevaar. Wel kan daarop van invloed zijn het uit geven in erfpacht, maar wij meenen te mogen aannemen dat zoodanige uitgifte wel geheel tot de uitzonderingen zal blijven behooren. Overigens behooren van de jaarlijksche raming de te ontvangen erfpachtsrechlen te worden afgetrokken. Zoo moet de raming van 20,000 verminderd worden met 330in 1897 als erfpachtsrecht te ontvangen voor de te stichten zui velfabriek.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1896 | | pagina 99