I
Bijlage No. 12.
I
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Aan den Gemeenteraad.
Volgens art. 38 der verordening houdende algemeene
bepalingen van politie voor deze gemeente (Gemeenteblad
no. 18 van 1896), mogen de ingezetenen die hun asch-
of vuilnisemmers, vaten, bakken of dergelijke voorwerpen
door de vanwege de gemeente aangestelde bedienden bij
de stadsreiniging verlangen te hebben geledigdbehou
dens het bepaalde bij art. 39 deze emmers enz., behoor
lijk overdektten hoogste een halfuur vóór den gewonen
tijd van de komst dier bedienden in hun buurtop hun
stoep of op den wal vóór hun huis ofwaar geen stoep
of wal is op de straat tegen den voormuur van hun
huis plaatsen doch moeten zij deze emmers enz. onmid
dellijk nadat ze zijn geledigd binnenshuis nemen.
Herhaaldelijk gebeurt het, dat, waar deze emmers op
den wal staan, en dus minder onder het oog der inge
zetenen, personen, meerendeels jongens, hun werk er van
maken, deze emmers enz. gedurende het genoemde half
uur te doorzoeken, ten einde, wat slechts van hun gading is,
tot zich te nemen. In den regel is het allerlei afval van
eetwaren of zijn het reeds bedorven eetwaren. Het behoeft
zeker geen betoog, dat het gebruik van een of ander
nadeelig op de gezondheid kan werken.
Mede is het voorgekomen, dat deze personen eenig
voorwerp van waarde, dat onder het vuilnis was ver
loren geraakt, bij het doorzoeken daarvan vonden en zich
toeeigenden. Bij het sorteeren van den afval .op het asch-
land zouden anders deze voorwerpen van waarde door
het werkvolk gevonden en, bij het ontdekken der eigenaars,
dezen teruggegeven zijn.
Wij zijn daarom van meening, dat artikel 38 behoort
te worden gewijzigd, in dien zin, dat daaruit vervalle de
bepaling, waarbij wordt vergund, de asch- of vuilnisemmers
enz. op den wal te plaatseu.
De ingezetenen, die thans van deze vergunning gebruik
maken, zullen daardoor slechts worden gelijkgesteld met
de ingezetenen, die de emmers enz. op den stoep van hun
huis of tegen den voormuur van hun huis plaatsen, gelijk
verreweg de meesten doen.
Naar ons voorkomt, zal tevens dienen te vervallen de
bepaling, volgens welke de plaatsing mag geschieden „ten
hoogste een halfuur vóór den gewonen tijd van de komst
der genoemde bedienden". Deze tijd toch wisselt dikwijls
zeer af door het oponthoud, dat de bedienden bij hun
arbeid ondervinden. Toch dient de tijd hier niet onbe
perkt te worden gelaten, en daartoe is noodig een be
paling, dat de plaatsing eerst zal mogen geschieden, als
de komst der bedienden op hoorbare wijze is aangekondigd.
Zóó heeft dit trouwens ook thans reeds plaats, ingevolge
art. 8, letter B, van de door burgemeester en wethouders
vastgestelde instructie voor do vaste werklieden in dienst
der gemeente-reiniging, waarbij aan de werklieden, belast
met het ophalen van asch, vuilnis enz., de verplichting
is opgelegd, „aan de huizen, waar zulks kan geschieden,
met het gebruikelijke sein aan te bellen en verder in alle
stegen en gangen te ratelen om daardoor van hunne
aanwezigheid kennis te geven".
Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer,
U voor te stellen, te nemen het volgende besluit
De raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende, dat er wenschelijkheid bestaat tot wij
ziging van artikel 38 der verordening, houdende alge
meene bepalingen van politie voor de gemeente Leeu
warden (Gemeenteblad no. 18 van 1896);
Gezien de artikelen 135 en 161 der gemeentewet;
Besluit
Voormeld art. 38 te wijzigen en te lezen als volgt
Hij, die zijne asch- of vuilnisemmers, vaten, bakken of
dergelijke voorwerpen door de bij het vorige artikel ge
melde bedienden bij de stadsreiniging verlangt te hebben
geledigd, mag, behoudens het bepaalde bij het volgende
artikel, deze voorwerpen, behoorlijk overdekt, op zijn stoep
of, waar geen stoep is, op de straat tegen den voormuur
van zijn huis plaatsen, nadat de komst dier bedienden op
hoorbare wijze is aangekondigd, doch moet deze voorwer
pen onmiddellijk nadat zij zijn geledigd, weder binnens
huis nemen. Bij gebreke hiervan wordt hij gestraft met
geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Aldus vastgesteld den 1901.
Leeuwarden 14 Mei 1901.
De Commissie voor het ontwerpen van
straf verordeningen
A. RÖELL.
A. DUPARC.
Van KETWICH VERSCHUUR.
C. BEEKHUIS.
A. MENALDA Hzn.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co. Leeuwarden.