Bijlage No. 17.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
1
Aan den Gemeenteraad
Mijne Heer en
Ondergeteekenden, uitmakende de Commissie bij besluit
van Uwe vergadering van 8 Mei 1900 benoemd, voor
hel invullen van een onderzoek in zake minimum-loon
en maximum-werktijdhebben de eer, de resultaten van
hunnen arbeid U hierbij te doen toekomen.
Zij zijn er van overtuigd dat in zeer vele opzichten
hun werk geen volkomen bevrediging zal schenken, met
betrekking tot de eigenlijke opdracht, b.v. waar zij voor
de bewerking van het onderdeel „de ontwikkeling van
dit vraagstuk in verband met de toenemende belang
stellingvoornamelijk als bron het boek van den heer
den Tex gebruikte, dat meer speciaal den vei korten arbeids
dag alléén behandelt.
Waar zij echter van meet af het standpunt innam, dat
een eenigszins algemeene bewerking van de kwestie, den
Raad in haar geheel voor het vestigen van een helder
inzicht in de kern van het vraagstuk van meer nut zou
zijn, dan een dorre opsomming van allerlei details, en
aan haar geen betere bronnen voor een eenigszins alge
meen overzicht der geschiedenis ten dienste stonden, dan
het genoemde werk, en dat toch in elk geval een voornaam
deel van het vraagstuk zeer grondig behandelt, daar heeft
de Commissie met volle gerustheid dien leidraad gebruikt.
Verder heeft zij, waar haar persoonlijk de noodige aan-
knoopingspunten voor het bekomen van inlichtingen in
meer uitgebreiden kring ontbraken, de hulp ingeroepen
van het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen.
De resultaten van het door dat Bureau ingestelde onder
zoek maken het Rapport Uwer Commissie vóóral belangrijk.
Terloops zij hierbij medegedeeld, dat de Leeuwarder gemeen
teraad zich eenigermate de eer mag toerekenen indirect
mede te hebben gewerkt tot de ook van andere zijde
ondernomen arbeid ter verspreiding van kennis omtrent
bepalingen betreffende minimum-loon en maximum-arbeids
duur. Dezer dagen verscheen n.l. namens het Bestuur
van het C. B. v. S. A. ter uitvoering van art. 1 der
Statuten dat als doel der vereeniging ook noemt liet
verzamelen en verspreiden van gegevens omtrent instel
lingen en regelingenwelke beoogen de positie der arbeiders
en van hendie naar het oordeel van het bestuur ten
aanzien van hunne economische positie met deze zijn ge
lijk te stellenop eenigerlei wijze te verbeterenals No. 1.
Rapport over geschiedenisinhoud en werking van bepa
lingen betreffende minimum-loon en maximum-arbeids
duur in Hestekken voor Itouwwerken."
Waar nu de geschiedenis van uwe Commissie mogelijk
voor een deel naast het onderwerp staatdaar is deze
geschiedenis van het C. B. v. S. A., dank zij de uitge
breider bronnen, waarover zij beschikt, zeker een welkome
aanvulling.
Ten slotte vraagt uwe Commissie verschooning, waar
zij mogelijk naar vele/ oordeel wel wat veel tijd ter be
schikking heeft genomen. Ter verontschuldiging moge
evenwel dienen
de gewone werkkring uwer Commissie speciaal van
hem, die met de bewerking van het Rapport was belast;
dat de taak in de uitwerking veel moeilijker bleek te
zijn, dan bij den aanvang vaak werd gedachten de
krachten Uwer Commissie eigenlijk aan dien omvangrijken
arbeid niet evenredig waren
dat de medehulp van het C. B. v. S. A. eerst is aan
gevraagd, toen medehulp noodzakelijk bleek, en de arbeid
van het Bureau weder werd onderbroken door het plot
seling overlijden van den adjunct-directeur dier instelling
Mr. M. J. B. Bruining, die het voor Uwe Commissie
bestemde advies bewerkte.
Leeuwarden 9 Juli 1901.
De Commissie voornoemd
S. JANSEN.
S. JANSMA.
P. A. WILHELMIJ.
RAPPORT, uitgebracht door de Commissie
benoemd door den Gemeenteraad in
zijne vergadering van 22 Mei 1900, voor
het instellen van een onderzoek inzake
minimum-loon en maximum-arbeidstijd.
Bij adressen van 30 Augustus 1899 richtte de
Timmerliedenvereeniging „Ons Belang" en de Schilders-
vereeniging het verzoek tot den Raad in de bestekken
der vanwege de gemeente uit te voeren werken het mini-
mum-loon van een timmerman en verwer respectievelijk
op 17 en 16 cent per uur, en den maximum-arbeidsdag
op 12 uren per dag te bepalen.
Gemelde adressen werden met betuigingen van instem
ming gesteund door de Afdeelingen Leeuwarden van het
Nederlandsche Werkliedenverbond „Patrimonium", van de
Provinciale Friesche Werkliedenvereening, van het Alge
meen Ned. Werkliedenverbond en van de Sociaal-Demo-
ciatische Arbeiderspartij in Nederland.
In de raadsvergadering van 5 September 1899 werd,
na eenig debat, in hoofdzaak over de vraag, of de adressen
in handen van burgemeester en wethouders gesteld kon
den worden ter fine van prae-adviesgelijk de Voorzitter
had voorgesteld, dan wel ter fine van afdoening aan bur
gemeester en wethouders moesten worden gerenvoyeerd
door den Raad tot het eerste besloten.
Dit prae-advies kwam in behandeling in de vergade
ring van 8 Mei 1900 en de beraadslagingen hadden tot
resultaat, dat een voorstel van den heer 8 Jansen werd
aangenomen, luidende: het onder no. 11 voorkomende
punt der agenda n.l. de behandeling omtrent bepalingen
van minimumloon en maximum-arbeidstijd vooiloopig
van de agenda af te voeren en eene commissie uit den
Raad te benoemen, om gegevens bijeen te brengenen
een nader onderzoek in te stellenomtrent de uitvoer
baarheid van het door adressanten gevraagde.
Dientengevolge moest de Raad de in het voorstel-
Jansen bedoelde commissie benoemen, en overeenkomstig
hot voorstel van den Voorzitter had de keuze van de drie
leden daarvoor plaats in de vergadering van 22 Mei 1900.
Punt 6 der agenda voor die vergadering luidde:
Renoeming van eene commissie van drie leden voorliet
instellen van een onderzoek inzake minimumloon en maxi
mum-werktijd.
Benoemd werden de heeren 8. JansenS. Jansma en
P. A. Wilhelmij.
Zoo spoedig mogelijk na deze benoeming kwam de
commissie bijeen om hare taak voor te bereiden.
Blijkens het bepaalde in art. 50 van het Reglement
van Orde voor de Raadsvergaderingen was de heer S.
Jansmaals de meeste stemman op zich hebbende ver-
eenigd als voorzitter der commissie aangewezen terwijl
dat lid ook met de correspondentiën enz., welke het in te
stellen onderzoek noodig maakten, benevens met de redactie
van het verslag werd belast.
De benoemde achtte zich echter verplicht op te merken,
dat, hoewel gaarne willende bekennen met zekere voor
liefde aan de hier gevraagde taak actief werkzaam te
willen zijn, hij toch door den aard zijner betrekking, minder
over eigen vrijen tijd beschikken kon, dan zijne mede
commissieleden en dat zeer natuurlijk de duur van het
onderzoek daarmede verband zoude houden
Nader werd door de commissie het werkplan besproken
en een schema ontworpen van den inhoud, welke het op
te maken verslag naar hun oordeel zou moeten bevatten.
De commissie meende, dat daarin allereerst behoorde
voor te komen eene korte verklaring der redenen, die
zeker, of wel vermoedelijk, den tegenstemmers van het
voorstel van burgemeester en wethouders hadden geleid.
Al was het ook waar, dat ieder raadslid voor zich zelf
volkomen vrij is en ook moet zijn in het uitbrengen van
zijne stem, meende men toch, dat het op zich zelve niet
te weerspreken feit, dat het praeadvies van burgemeester
en wethouders in hoofdzaak adressanten kon bevredigen,
eenige toelichting wenschelijk maakte, teneinde ook langs