28
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
gevraagd zonder en met genoemde voorschriften omtrent
loon en arbeidstijd, doch zonder de voorschriften betref
fende ongunstige weersgesteldheden.
De laagste inschrijving was 9617.
hoogste
en 9967.
was 11175.
en 11810.
Wij zien, dat de laagste inschrijver waarmede wij toch
slechts rekening hebben te houden zijne inschrijvingen
met 3,6 pet. heeft verhoogd.
In dien tijd was het loon voor een timmerman 15 ets.
en voor een metselaar 16 ets. per uur. Stellen wij dus
gemiddeld 15ct., dan zien wij dat bij een verhooging van
loon van 151/2 op 21 ets. per uur de bouwkosten met
3,6 pet. worden verhoogd.
"Voor het oliemagazijn (eveneens aanbesteed in 1891)
werden niet bepaald twee prijzen gevraagd, doch op de
vraag wat door de aannemers daarvoor wel in rekening
weid gebracht, werd geantwoord ongeveer 5 procent.
Hierbij mag niet uit het oog worden verloren, dat door
de nieuwheid der voorschriften velen er bevreesd voor
waren en niet in staat den juisten invloed op het cijfer
te berekenen.
Wij hebben na uitvoering het bedrag van het arbeids
loon opgemaakt en toen gezien dat het werk zonder voor
schriften omtrent loon en arbeidstijd zou hebben gekost
11420,60 waaronder aan arbeidsloon 2667,24. Het
arbeidsloon zou dus in dat geval 23,4 procent van de
geheele bouwkosten zijn geweest.
Met de voorschriften omtrent loon en arbeidstijd heeft
het werk gekost 12100.13 waaronder aan arbeidsloon
3346.77 of 27,6 procent van de totale bouwkosten.
Wij zien dernalve, dat de voorschriften hier aanleiding
gaven tot een verhooging van bouwkosten van 5.9 procent.
Hierbij moet echter niet over het hoofd worden gezien
dat het loon van 15 ets. en 16 ets. op 21 ets. en dat
van 13 ets. op 16 ets werd gebracht.
Nemen wij aan, dat een werk 100 kost en daaronder
23 arbeidsloon is begrepen in het geval geen voor
schriften worden gegeven.
Wanneer men nu wenscht dat het werkloon hetzelfde
zal blijven doch niet langer dan tien en dus geen twaalf
uur per dag wordt gewerkt, dan zullen alle loonen 20
pCt. moeten stijgendan moet voor 23 gulden worden
gesteld 27.6 en de totale bouwkosten zouden in dit
geval f 104.60 worden, zonder dat rekening is gehouden
met de grootere energie der werklieden, die uit de ver
mindering van arbeidstijd moet voortvloeien.
In April 1898 werd door onzen architect aanbesteed
het bouwen van een pakhuis en daarvoor prijzen gevraagd
zonder en met voorschriften omtrent loon en arbeidstijd.
Yoor een timmerman, loodgieter, metselaar, grondont-
graver en stucadoor was 19 ct. per uur gesteld.
Voor een verver en een smid 17 ct. per uur.
Voor een opperman of sjouwer lë^ ct.
De loonen waren toen te Delft voor de
le categorie 17 ets. thans 18 ets.
2e 15 16
3e 13 14
De inschrijvingen waren achtereenvolgens
13075 en 13570.—
13007 13596.—
12810 13110.—
12616 niet willen opgeven.
1O940 10940.—
De vier eerste waren Delftsche en de laatste een Haag-
sche aannemer, aan wien het werk is opgedragen en dien
alle lof toekomt voor de uitstekende wijze van uitvoeren.
Opmerkelijk is het, dat hij, die het laagst inschrijft, ook de
minste verhooging voor voorschriften omtrent loon en
arbeidstijd in rekening brengt en bij de laatst genoemde
inschrijving daarvoor door den laagsten inschrijver zelfs
nihil is gesteld."
Blijkens een mededeeling voorkomende in de brochure
van den heer W. C. J. Passtoors nv<>r minimum-loon en
maximum-arbeidsduur in bestekken enz.AlkmaarA.
Kusters, 1898, bl. 111, werd door Jhr. Mr. Boreel van
Hogelanden in 1897 een dubbele inschrijving gevraagd
voor den bouw van twee villa's te Wijk aan Zee met en zon
der de bepalingen. Uit vijf inschrijvingen bleek, dat door
de inschrijvers de volgende verschillen werden gemaakt
1.44; 1.50; 1.63; 1.80; 1.80; pCt.
Het oordeel in Engeland is öf dat de kosten niet zijn
verhoogd öf, zoo dit is geschied, dat het een gevolg is
van de algemeene loonsverhooging, niet van de bepalin
gen een conclusie, die, de wijze van vaststelling der loonen
in aanmerking genomen, niet zal verwonderen.
In België worden de financieele gevolgen voor de aan-
besteders verschillend opgegeven sommige erkennen be
slist een verhooging van kosten, anderen o.a. de ingenieurs
bij den Waterstaat en de provincie Luik loochenen die ;-
de gemeente St. Josse ten Noode geeft een vrij sterke
verhooging aan, die echter gedeeltelijk aan andore oorza
ken is toe te schrijven. Ok bij de eerste aanbesteding
door de provincie Brabant was de laagste inschrijving
aanmerkelijk hooger dan de raming (15 pCt.)hierbij
schijnen echter buitengewone vraag naar werk en een te
hoog stellen der minimum-loonen belangrijke factoren te
zijn geweest.
b. Invloed op het gehalte van het vuerk.
Over het algemeen kon ons daarover weinig positiefs
worden medegedeeld. Zutfen deelt mede, dat de invloed
niet ongunstig is geweest. Winschoten deelt mede, dat
de invloed gunstig is op de jongeren, die hun vrijen tijd
goed weten te besteden en dat ook het nauwere contract
tusschen directie en gemeente-opzichters eener- en de
werklieden anderzijds een gunstig gevolg van de bepalin
gen is. Zwolle maakt de opmerking, dat de invloed dei-
bepalingen hoofdzakelijk afhangt van de bekwaamheid en
den goeden wil van den met de leiding van het werk
belasten opzichter en dat ook de soliditeit van den aan
nemer daarop van grooten invloed is. Het komt ons
voor, dat, niet alleen wat dit punt betreft, de goede wer
king der bepalingen voor een groot deel afhangt van de
medewerking of de passieve tegenwerking van de ambte
naren, die namens de gemeente voor de naleving hebben
te waken.
De architecten Cuypers en Stuyt zeggen, dat de invloed
op het gehalte van het werk „zeker eerder gunstig dan
anders (kan) zijn", maar zij voegen er begrijpelijkerwijze
bijdat dit gehalte nog van zooveel andere omstandig
heden afhangtdat een beslist oordeel over den invloed
der bepalingen te dezen aanzien moeielijk uit te spreken is.
In het rapport, dat wij van de fabrieken van den heer
van Marken ontvingenwordt vooral de nadruk gelegd
op den gunstigen invloed van de bepalingen omtrent
maximum-arbeidsduur. „In onze bouwafdeeling zegt
dat rapport bestaat de met kracht volgehouden mee
ning, dat drie onzer werklieden opwegen tegen vijf werk
lieden die tijdelijk van andere werkgevers in onzen dienst
zijn en gewoon zijn minstens 12 uren per dag te arbeiden."
In het rapport van de Amsterdamsche herzieningscommis
sie wordt over dit punt gezegd „over den invloed, die de
bepalingen op de vaktoestanden en op de werklieden zeiven
hebben uitgeoefend, werd slechts door één ambtenaar ge
rapporteerd en wel in ongunstigen zin. Deze meende,
dat het gehalte der werklieden er door was achteruitge
gaan, vooral omdat zij waar een vrij hoog minimum
was vastgesteld thans minder dan vroeger zouden
streven naar bekwaming."
Dit op zich zelf staande ongunstige oordeel werd door
ons nergens bevestigd gevonden. Wel sprak Amersfoort
als zijn gevoelen uit: „over het algemeen wordt het gehalte
van het werk in de laatste jaren miuder. Het schijnt, dat
men tegenwoordig meer waarde hecht aan snelle dan aan
nette uitvoering van een werk. Wij kunnen niet nagaan
of zulks in verband staat met de bepalingen omtrent
minimum-loon en maximum-arbeidsduur."
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
29
Langs eenigszins anderen weg heeft de invloed zich in
België en Engeland doen gelden. Daar wordt hij niet ge
constateerd op den werkman, maar op het werkde aan
nemers die lage loonen betaalden werkten vooral met een
gehalte van werkvolk dat beneden het gemiddelde staat,
dat geen „competent werkman" ishet resultaat deed
zich gevoelen in het gehalte van het werknu zijn voor
de verplichte hoogere loonen bekwame werklieden te krij
gen en daardoor is het werk beter.
Het is duidelijk dat vooral in landen met sterke vak-
vereenigingen die een vast tarief weten te handhaven
zooals in Engelandalleen niet vol-bekwame werklieden
tegen een lager loon zijn te krijgen.
c. Invloed op den algemeenen plaatselijken loonstandaard.
In Amersfoort zijn de loonen sedert de invoering der
bepalingen gestegen zonder dat die stijging aan de be
palingen mag worden toegeschreven. In Middelburg is
evenmin invloed op den loonstandaard te bespeuren ge
weest. Hierbij is in het oog te houden dat door deze
gemeenten de minimale uurloonen niet hooger werden
gesteld dan de bij de invoering der bepalingen plaatse
lijk reeds geldende uurloonen.
In Zaandam kon wel verhooging van den loonstandaard
en vermindering van den arbeidsduur worden geconsta
teerdmaar „is in het algemeen niet uit te maken of dit
een gevolg was van de opneming van de bedoelde bepa
lingen in de bestekken der gemeentewerken."
in Sneekwaar de bepalingen in 1894 voor het eerst
werden opgenomenklommen de loonen in de laatste
jaren met gemiddeld 2 ets. per uur. Voor onderhoudswer
ken aan bruggen en wallen wordt thans vaak meer loon
betaald dan de gestelde minima.
Winschoten rapporteert
„De bepalingen hebben tengevolge gehad verhooging
van den loonstandaard en wat den arbeidsduur betreft
verkorting van den arbeidsdagwelke verkortingook
zonder loonsverhooging door de vakvereeniging der tim
merlieden alhier is aanvaard."
In Zutfen is de loonstandaard eenigszins verhoogd,
doch meest nog iets beneden de door de gemeente vast
gestelde.
De arbeidsduur is meest gelijk geworden aan den door
de gemeente als maximum bepaalde.
Te Zwolle zijn de bepalingen „zeer zeker" op den loon
standaard van invloed geweest. „Na de vaststelling der
bepalingen hebben de bazen do loonen gaandeweg tot de
daarin bepaalde bedragen opgevoerd."
Van Amsterdam is het bekend, dat de bepalingen in de
gemeentebestekken er toe hebben bijgedragen, den alge
meenen loonstandaard voor de timmerlieden in 1894 tot
23 ets. te verhoogen. Sedert dat jaar is de loonstandaard
boven dat cijfer gestegen.
In Engeland kan natuurlijk van een onmiddellijken in
vloed geen sprake zijn immers er wordt daar verwezen
naar de „current wages." Voor zoover sedert de invoe
ring der bepalingen loonsverhooging valt te constateeren,
wordt deze dan ook niet toegeschreven aan de bepalingen.
Wel beletten zij achteruitgang van loon, die naar veler
oordeel anders het gevolg van aanbesteding is en verster
ken de positie der vakvereenigingen.
De Brusselsche bepaling tusschen 1855 en 1865 had
juist ten doel de loonen der werklieden in de bouwvakken,
die tegenover het vrij plotseling duurder worden der
levensmiddelen tengevolge van de ontdekkingen der goud
velden van Californië en Australië abnormaal laag waren,
te verhoogen. Zij werd op verzoek van de aannemers
zelf opgenomen en had het gewenschte resultaat.
In Frankrijk is de ervaring van nog te korten duur
om over de gevolgen in dit opzicht te kunnen oordeelen,
maar is door de wijze van vaststelling verwijzing naai
de bestaande overeenkomsten tusschen patroons en werk-
liedenvereenigingen of constateering door gemengde com
missies te verwachten, dat de bepalingen niet direct
dit gevolg zullen hebben.
Algemeen oordeel over de werking der bepalingen.
De Commandant der Genie te Amsterdam is van oordeel,
dat „voor zoover thans reeds over de zaak valt te oor
deelen, de in 1900 eenigszins als proef ingevoerde regeling
over het geheel genomen te weinig nut schijnt op te
leveren naar verhouding van de bemoeiingen daaraan
verbonden".
Hierbij is in het oog te houden, dat de Genie geen
hoogere minima voorschrijft dan de plaatselijk geldende
loonen en geen speciale voorschriften over den arbeids
duur heeft.
Amersfoort brengt in herinnering, dat de bepalingen
niet werden gemaakt om de loonen op te drijven, doch
alleen om te voorkomen, dat bij aanbestedingen lagere
loonen dan de normale zouden worden uitbetaald. In zoo
verre zal eenige invloed ten goede door de vaststelling
zijn aangebracht.
De gemeente-architect van Sneek meent, dat de bepa
lingen in het belang der werklieden goedkeuring verdienen.
Het oordeel van Winschoten is over het algemeen gun
stig over de werking der bepalingen. De gemeente-architect
van Zaandam getuigt hetzelfde.
Het algemeen oordeel van Zutfen is:
„niet ongunstig; door de bepalingen is de concurrentie
tusschen gemeentenaren en buiten-aannemers meer gelijk"
Zwolle is van oordeel, dat de bepalingen „in het voordeel
zijn, vooral van de gewone en minder bekwame werklieden.
De architect Berlage deelt mede, dat zijn oordeel over
de werking der bepalingen gunstig is.
De architect Jos. Cuypers geeft het volgende oordeel
„In het algemeen acht ik de werking der bepaling gunstig,
aangezien door het stellen van het beginsel de aandacht
gevestigd is op die gevallen, waarbij de arbeiders werkelijk
in te ongunstige omstandigheden verkeerden.
Aan de arbeiders zelve wordt hierdoor ook een moreele
steun gegeven voor de gevallen, waarin zij als zwakkere partij
in verdrukking zijn. Dat hierdoor anderszins ook ver
wachtingen zijn en worden opgewekt, waarvan de verwezen
lijking zich onbepaalden tijd zal doen wachten, staat voor
mij ook vast. Maar elke medaille heeft haar keerzijde!
Onder de volgende omstandigheden is het voorschrijven
der bepalingen in de particuliere werken thans reeds minder
noodzakelijk geworden
a. Wanneer het werk wordt uitgevoerd in gemeenten,
waar door de vakvereenigen van patroons en werklieden
standaardloonen zijn vastgesteld, die in de praktijk ook
algemeen worden gevolgd dit is in vele groote gemeenten
reeds het geval.
b. Ook in kleinere gemeenten werkende, zal de patroon
op een bouwwerk wel degelijk loonen betalen, die boven
een redelijk minimum blijven, wanneer de aard van het
bouwwerk een zorgvuldige behandelingontwikkelde
ambachtslieden vereischt; alleen door het goede re
delijke loon zal de patroon er immers in slagen de
noodige begaafde werkkrachten op zijn werk te lokken.
Alleen in tijden van abnormale werkeloosheid zouden
daar werkelijk knappe ambachtslieden voor minder loon
hun diensten aanbieden.
De beperking van den arbeidsduur wordt over het alge
meen door de ambachtslieden niet zoozeer voorop gesteld.
Ofschoon op de kleinere plaatsen ten platte lande hierin
wel eenige wijziging zou kunnen worden gebracht ten
goede, korter werktijd, maar sneller productie.
Maar juist op die plaatsen blijven tusschen eenige zeer
flinke ambachtslieden, ook de zwakkere en minder be
gaafde hangen, die door langen werktijd moeten aanvullen,
wat aan hun productievermogen ontbreekt.
Een beperking van den arbeidsduur is in zulke gemeen
ten dus niet onvoorwaardelijk aan te bevelen."
In het rapport ontvangen van den architect van de
Nederlandsche gisthbriek te Delft luidt het algemeen
oordeel
„De bepalingen hebben een gunstigen invloed op de
arbeidskracht en de stemming der werklieden."