G
staande ambachtslieden en landbouwers bestemd waren,
de oprichting van dag- en avondscholen bevolen. Zij
heeft zich zeker scholen voorgesteld, waarop de jongens
zouden overgaan na de lagere school te hebben door-
loopen.
Omdat reeds dadelijk velen op dien leeftijd moeten
beginnen iets te verdienen voor de behoeften van het
gezin en dus de dagschool niet zouden kunnen bezoeken,
moest de school tevens avondschool zijn.
Jammer genoeg is dit te Leeuwarden dadelijk bij de
organisatie voorbijgezien en daardoor de fundamenteele
fout begaan, dat de burgeravondschool werd georganiseerd
als een vervolg op de burgerdagschool.
Het reglement voor de burgerdagschool en de burger
avondschool (gemeenteblad van 1867, no. 8) bepaalde in
art. 1 de vakken, waarin aan de burgerdagschool onder
wijs werd gegeven, en voegde in eene "2e alinea daaraan
toe: »Deze school is eene voorbereidende school voor de
burgeravondschool."
Aan dat oorspronkelijk gebrek heeft de burgeravond
school zich nooit kunnen ontworstelen en, jammer genoeg,
is zij daardoor niet voldoende ten zegen geweest aan
hen, voor wie de wet deze school bestemd had.
Het zij ons veroorloofd dit iets uitvoeriger toe te lichten.
Zóó als de school nu georganiseerd was, gaf het di
ploma, waarbij de leerlingen eervol uit de 2e klasse der
dagschool werden ontslagen, hun toelating tot de avond
school, die een driejarigen cursus had. De leerlingen,
die op de dagschool twee jaren lang eene goede voorbe
reiding gehad hadden, konden het leerplan van de avond
school voldoende volgen.
In art. 14, no. 2 van het reglement echter werd ook
gelegenheid tot toelating op de avondschool gegeven aan
hen, die blijken gaven van te voldoen aan negen eischen,
die nagenoeg eene pagina druks beslaan.
Aldus had men de gelegenheid om de avondschool te
bezoeken ook willen openen voor de jongens, die nu twee
of drie jaren zonder onderwijs hadden rondgeloopen,
terwijl hunne tijdgenooten de burgerdagschool hadden
afgeloopen.
Natuurlijk, dat het dien verwaarloosden jongens even
onmogelijk was aan die negen eischen te voldoen als om
met de hand de maan te bereiken.
Vandaar dat ingevolge de mededeeling der commissie
van toezicht, dat van al de jonge lieden, die zich hadden
aangemeld voor de avondschool, niemand had kunnen
voldoen aan de gestelde eischen, door den raad bij besluit
van 12 November 1868 eene overgangsbepaling aan het
voormelde reglement werd toegevoegd, luidende: «De
«commissie van toezigt wordt gemagtigd, om aan de
«burgeravondschool, gedurende den cursus 1868/61) en
«den cursus 1869/70, jongelieden boven de veertien
«jaren toe te laten, ook wanneer dezen niet aan de eischen,
«bij art. 14 sub. 2° van dat reglement gesteld, voldoen.'
Maar al zeer spoedig bleek, dat ook op die wijze de
zaak niet was te regelen, noch ook het verband tusschen
de burgerdagschool en deburgeravondschool uitvoerbaar was.
Bij raadsbesluit, gepubliceerd in het gemeenteblad van
1870, no. 10, werd besloten de bepaling te schrappen,
dat de dagschool strekte tot voorbereiaing voor de avond
school. Het getal leervakken aan de avondschool werd
ietwat besnoeid. Buiten de leerlingen, die met een di
ploma de burgerdagschool hadden verlaten, werd ook toe
lating aan de avondschool verleend aan hen, die blijken
gaven van te voldoen aan acht in die verordening be
paalde eischen.
Dat raadsbesluit was genomen in de vergadering van
11 Augustus 187n.
Het toelatings-examen voor de burgeravondschool,daar
op in het begin van October 1870 en van October 1871
gehouden, leverde zulk een ongunstigen uitslag op aan
gaande de kennis der aspiranten, dat de gemeenteraad bij
besluit van 25 October 1871 opnieuw tot wijziging van
art. 14 no. 2 van het reglement der dag- en avondschool
moest besluiten.
Thans werd bepaald, dat buiten hen, die het diploma
van de burgerdagschool overleggen, ook op de burger
avondschool worden toegelaten „zij, die minstens 14 jaren
,oud zijnde, een getuigschrift overleggen van een hoofd
onderwijzer, dat zij met vrucht de hoogste klasse van
,,eene lagere school hebben doorloopen."
Was nu daarmede de zaak in orde?
De leerlingen, die krachtens dat getuigschrift op de
avondschool kwamen, hadden minstens twee jaren lang
geen onderwijs meer genoten. Wat zij vroeger geleerd
hadden, bleek grootendeels uit hun geheugen verdwenen.
Leerlingen van dat kaliber kwamen nu op de avond
school om onderwijs te ontvangen „in de wiskunde, de
„mechanica, de natuurkunde, de scheikunde en de techno
logie, in de staathuishoudkunde, in het hand- en regt-
„lijnig teekenen, in het boetseren en in het boekhouden".
Het was inderdaad betreurenswaardig.
Het ergst was nog, dat zij in dezelfde klasse kwamen
met de leerlingen, die na de lagere school den tweejarigen
cursus der burgerdagschool hadden doorloopen en dus goed
voorbereid het voortgezette onderwijs op de burgeravond
school kwamen volgen.
Die twee groepen tegelijk in ééne klasse te onderwijzen
was eenvoudig onmogelijk.
Uit nood werden de geheel ontwikkelde jongens in de
eerste klasse, de jongens met het diploma van de burger
dagschool dadelijk in de 2e klasse geplaatst.
Op die wijze is men op deze school onderwijs blijven
geven. Men gevoelt, dat op die wijze feitelijk in het
tweede jaar de twee geheel ongelijk voorbereide groepen
te zamen kwamen. Hoedanig het onderwijs werd belem
merd door den geheel ongelijken grond van ontwikkeling
der leerlingen, vereischt geen betoog.
En thans
Thans dreigt zich geheel dezelfde lijdensgeschiedenis
te herhalen.
Op advies van de commissie van toezicht op het lager
onderwijs besloot de gemeenteraad bij eventueele ophef
fing van de iburgerdagschool eene dagschool voor her-
lialmgs- en voortgezet lager onderwijs met driejarigen
cursus, bestemd voor jongens en meisjes, aansluitende
aan het zesde leerjaar der tegenwoordige openbare lagere
scholen van de 2e en 3e klasse op te richten, (zie raads
besluit van 25 Februari 1902, no. 7). Aan H. M. de
Koningin is met het oog op dit plan, ingevolge art. 14 der
wet op het M. O., ontheffing verzocht van de verplich
ting dezer gemeente om eene burgerdagsehool te houden.
Het gevoelen van den Minister van Binnenlandsche Zaken
is echter, blijkens Zijner Excellence's missive van 23 Juli
j.l. aan uw college, dat, zal deze school de burgerdag
school vervangen, in 's raads besluit moet worden opge
nomen eene reorganisatie van de burgeravondschool, waar
bij deze tot een vierjarigen cursus wordt uitgebreid en
het leerplan herziening onderga, uithoofde anders, volgens
den Minister, niet in voldoende mate wordt voorzien in
het hierbedoeld technisch onderwijs.
Dit verlangen van den Minister bleek te steunen op
het advies van den Inspecteur van het middelbaar onderwijs,
den heer H. J. de Groot, die zulks schriftelijk en monde
ling nader heeft uiteengezet, en waaruit is gebleken, dat
zijne bedoeling is, dat een vierjarige cursus van de
burgeravondschool moet aansluiten aan het zesde leerjaar
van de tegenwoordige openbare lagere scholen der 2e en
3e klasse.
Daartegen is de commissie van toezicht op het lager
onderwijs blijkens haar advies van 19 September 1902
no. 8440, waarvan wij met veel belangstelling kennis
namen, met grooten nadruk opgekomen.
Zij handhaaft krachtig hare beschouwing, dat ook de
werkman behoefte heeft aan meer algemeene ontwikkeling
dan de lagere school hem kan geven, dat het dus vol
strekt noodzakelijk is, dat ook de jongens, voor het am
bacht bestemd, na de lagere school van hun 12e tot hun
14e jaar herhalings- en voortgezet lager onderwijs ont
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903.
7
vangen en eerst daarna met het technisch onderwijs worde aan
gevangen, waarom de commissie uitdrukkelijk adviseert
de burgeravondschool te laten aansluiten aan het tweede
leerjaar van de bij uw besluit van 25 Februari bedoelde
nieuwe school met driejarigen cursus.
Hoezeer wij ook de wenschelijkheid toegeven, dat de
jongens van eiken stand ten minste tot de voltooiing van
hun veertiende jaar onderwijs moesten kunnen ontvangen
ter vermeerdering van hunne algemeene ontwikkeling,
men staat voor het te betreuren feit, dat bij de minst-
vermogenden dit niet bereikbaar is en een aantal jongens
dadelijk, als zij op twaalf- of dertienjarigen leeftijd de
lagere school hebben verlaten, aan het werk moeten om
eenig loon te verdienen.
Dezulken kan na de lagere school enkel avond-onder
wijs baten en, waar zij voor het ambacht bestemd zijn,
is dan de burgeravondschool de inrichting, die hen moet
helpen.
Zal zij hen helpen, dan moet zij voor hunne behoeften
zijn ingericht en hen ontvangen dadelijk van de lagere
school af. Zij moet die jongens zooveel mogelijk aan het
leeren houden.
Wil men hen echter eerst twee jaren op de nieuwe
dagschool verder algemeen ontwikkelen en daarna eerst
de deuren der burgeravondschool voor hen ontsluiten, dan
miskent men de feiten en geeft men hen prijs aan het
lot, dat nu dertig jaren achtereen het deel geweest is
van de jongens uit de ambachtsgezinnen, die na hun
twaalfde jaar geene dagschool meer konden bezoeken,
omdat zij dadelijk over dag moesten beginnen eenigermate
in hun eigen onderhoud te voorzien.
Krasser dan de ervaring het hier ter stede geleerd
heeft, kan het niet worden in het licht gesteld, dat men
dien reeg niet op moet.
Juist daarom veroorloofden wij ons de geschiedenis van
onze burgeravondschool zoo uitvoerig in herinnering te
brengen.
Voor de jongens, die na hun twaalfde jaar nog voort
gezet onderwijs begeeren en eene dagschool kunnen be
zoeken, staat, als zij in een der ambachten willen, die
dJar onderwezen worden, de ambachtsschool open, die aan
do lagere" school aansluit. Aan de jongens en meisjes,
die van hun 12e tot hun 15e jaar nog herhalings- en
voortgezet lager onderwijs verlangen, zal de nieuwe school
met driejarigen cursus dit geven. Voor wie hoogere bekwaam
heid zoeken, dient de Hoogere Burgerschool zoowel als de
bizondere school van den heer Poutsma. Voor wie hier
echter dadelijk na de lagere school in het ambacht gaat,
kan de nieuwe school niet dienen.
Al is het moeielijk deze te beoordeelen, nu haar leer
plan nog niet is ontworpen, zooveel staat toch wel vast,
dat een aantal uren per week aan het aanleeren van
vreemde talen zal besteed worden. Daaraan hebben
die ambachtsjongens niets. Als zij dienzelfden tijd
's avonds onder goede leiding aan teekenen besteden,
zullen zij daarvan werkelijk vruchten hebben. Dit zal
helpen om onze werklieden, die in hunne technische
kennis zoo ten achter staan, werkelijk vooruit te bren
gen. Maar dan moet die avondschool, voor deze
jongens bestemd, ook aansluiten aan het 6e leerjaar van
de lagere schoolmoet de cursus minstens een vierjarige
worden en het leerplan worden herzien.
Zal deze school, in dien geest ingericht, belangrijk
meer aan de gemeente kosten, men mag verwachten, dat
het rijk daarvoor zijn steun aan de gemeente niet zal
onthouden.
Bovendien mag de hoop worden gekoesterd, dat, nu
de Vereeniging „de Ambachtsschool" alhier door eene aan
zienlijke schenking in staat gesteld is een nieuw en groo-
ter gebouw voor de ambachtsschool te stichten, in dat
gebouw ook ruimte voor de burgeravondschool gevonden
zal kunnen worden en het gemeentebestuur met dat der
ambachtsschool zal kunnen overeenkomen omtrent het
gebruik van het nieuw te stichten gebouw ook voor de
gereorganiseerde avondschool en omtrent de verdere in
richting dezer school.
Wat het leerplan der burgeravondschool met vierjarigen
cursus betreft, kunnen wij in hoofdzaak met het plan van
den Inspecteur de Groot medegaan, ofschoon wij wel de
vraag nog zouden willen bespreken, of niet in de eerste
twee leerjaren het onderwijs in de Nederlandsche taal
door een paar les-uren in de week meer wat kan worden
onderhouden en vooral ook tot meerdere ontwikkeling der
knapen kan worden dienstbaar gemaakt. In art. 2 van
reglement der school, behelzende de vakken, waarin op
de avondschool onderwijs wordt gegeven, zouden dan
scheikunde, technologie en staathuishoudkunde geschrapt
moeten worden.
Mocht tegen ons gevoelen worden aangevoerd, dat de
wijziging in de organisatie der burgeravondschool, door
ons gewenscht, een aantal leerlingen zal onttrekken aan
de nieuwe driejarige school voor herhalings- en voort
gezet lager onderwijs, dan zij het ons geoorloofd daartegen
op te merken 1°. dat blijkens ons hetoog wij, naar de
opgedane ervaring, op de gereorganiseerde avondschool
die jongens zullen krijgen, die tóch de nieuwe school
niet zouden bezoeken, en 2° dat, zoo al enkele van die
jongens gedrongen werden naar die school, dit zou zijn
te beklagen, dewijl dit zou worden verkregen door hun
de school te onthouden, waaraan zij werkelijk behoefte
hebben.
Als gevolg van onze beschouwingen hebben wij de eer
u te adviseeren de burgeravondschool derwijze te reorga-
niseeren, dat het leerplan aansluite aan dat van het 6e
leeijaar der tegenwoordige openbare lagere scholen der
2e. en 3e. klasse, dat de cursus over minstens vier winter
halfjaren verdeeld zij, dat van de leervakken, die thans
onderwezen worden, de scheikunde, de technologie en de
staathuishoudkunde geschrapt worden, en het voorts, zoo
mogelijk, daarheen te leiden, dat de school gevestigd worde
in het nieuw op te richten gebouw der ambachtsschool
en de directeur dezer school tevens belast worde met de
betrekking van directeur der burgeravondschool.
Be Commissie van Toezicht
op de scholen van Middelbaar Onderwijs alhier:
T. VAN HETTINGA TROMP, Voorz.
J. W. KRAMERS, Secr.
Aan
Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Bijlage V.
NOTA van opmerkingen, door de commissie van
toezicht op het lager onderwijs te Leeu
warden gemaakt, naar aanleiding van de
missive der commissie van toezicht op
het middelbaar onderwijs, d.d. 5 December
1902, no. 965, betrekkelijk de voorgeno
men reorganisatie der burgeravondschool.
Onder uitdrukkelijke verwijzing naar de uitvoerige uit
eenzetting dezer zaak in hare missive aan burgemeester
en wethouders, van 19 September 1902, no. 8440, heeft
de commissie van toezicht op het lager onderwijs te Leeu
warden de eer de navolgende aanteekeningen aan het
dagelijksch bestuur te doen toekomen op de missive door
de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs,
tot burgemeester en wethouders op 5 December 1.1. No. 965
gericht en welke haar ter kennisneming was toegezonden.
Ad. blz. 6, kolom 2, regel 34.
„En thans? thans dreigt zich geheel dezelfde lijdensge
schiedenis te herhalen."
Zeker niet door het voorstel der commissie van toezicht
op het lager onderwijs, maar wel door het voorstel der
commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs.
Immers wanneer de weldenkende ouders van den niet