Bijlage No. 10,
Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903.
1
Aan den Ti and.
Mijne Heer en.
Volgens de voorwaarden, verbonden aan de bjj Konink
lijk Besluit van 19 December 1902, 110. 13 gewijzigde
vergunning, verleend aan de Naamlooze Vennootschap
„Leeuwarder Stoomcartonfabriek" tot het hebben en exploi-
teeron van eene stoomstroocartonfabriek aan 'de Potmarge
Xo. 3 moet o.m.
1°. Rondom alle tot de fabriek behoorende gebouwen
een pad aanwezig zijn van ten minste 3 meter breed te,
waarvan ten minste 2 meter beklinkerd en voor het
overige met puin, sintels of op andere wijze verhard
(voorwaarde 7".)
2". het water, dat voor de fabricage niet meer wordt
gebruikt, worden geloosd op een afstand van 1500 meter
uit het fabrieksterrein door middel van eene in oostelijke
richting in of langs den noordelijken oever der Potmarge loo-
pende metalen afvoerbuis van voor de af te voeren
hoeveelheid voldoende capaciteit; (voorwaarde 13").
Met het oog op de voldoening aan deze beide voor
waarden, heeft de directie zich bij adres dd°. 2 Maart,
nader toegelicht bij missive dd". 9 April jl., tot Uwe
Vergadering gewend, met het verzoek om
a. de beschikking te krijgen over het, op de door
haar overgelegde teekening, gemerkt A, met rood ge
arceerde gedeelte van de Potmarge, ten einde daarlangs
eene walbeschoeiing aan te brengen op de mede op die
teekening aangegeven wijze
b. vergunning tot het maken en houden van een
zoodanig aantal stellingen als de directie noodig zal
achten, om daarop de voorgeschreven afvoerbuis te
leggen, welke stellingen zij in de Potmarge wil leggen
volgens de roode lijn, aangegeven op de teekening, ge
merkt B, en wil vervaardigen overeenkomstig het plan,
gemerkt C.
Tegen de voldoening aan eerstgemeld verzoek bestaat
niet het minste bezwaarbjj het stellen van de voor
waarde trouwens, voor wier naleving de gevraagde, circa
70 M2. groote oppervlakte water dienen moet, is bij
voorbaat aangenomen, dat de gemeente tot afstand daar
van bereid zou worden bevondende prijs, die moet
worden bedongen, kan dus uiterst gering zijn.
De beschikking, die naar aanleiding van het tweede
verzoek zal behooren te worden genomen, ligt minder
voor de hand.
Voorwaarde 13° der vergunning is gesteld, om het
afvalwater der fabriek op een behoorlijken afstand van
Leeuwarden te brengen en, blijkens de overweging van
het Koninklijk Besluit, wordt van de nakoming dier
voorwaarde eene groote verbetering verwacht van den
ongunstigen toestand, waarin de gemeente tengevolge
van de loozing in de onmiddellijke nabijheid van de
stadsgracht verkeert, vooral indien bij de uitmonding
van de afvoerbuis een dam in de Potmarge wordt ge
legd, waardoor het afvalwater door die vaart niet meer
naar de stad kan terugvloeien.
Indien dus slechts de buis tot stand komt van voor
de af te voeren hoeveelheid afvalwater voldoende capa
citeit, is het oogmerk, waarmede die werd voorgeschreven,
bereikt en kan het, met het oog op de belangen, waar
voor die buis moet dienen, vrij onverschillig worden
geacht, of die buis al dan niet op de thans gevraagde
stellingen wordt gelegd.
Gegeven voorts de geringe beteekenis van de Potmarge
als vaarwater, kan, uit een oogpunt van gemeentebelang,
tegen de inwilliging van het verzoek weinig bezwaar
bestaan en zou Uwe Vergadering, voor zooveel haar
betreft, het maken en houden van de beoogde stellingen
kunnen toestaan, indien dit geschiedt op zoodanige wijze,
dat de loozing van het afvalwater op de hij de vergun
ning voorgeschreven wijze ten allen tijde verzekerd is.
Doch bij het leggen van de afvoerbuis op de ge
vraagde wijze zijn andere belangen betrokken, waarover
het gemeentebestuur van Leeuwarden de beschikking
niet heeft, liet zijn die van de gemeente Leeuwarde-
radeel, die een overzetveer heeft op 725 meter afstand
van het eindpunt der afvoerbuis en van de grondeige
naren, die van de Potmarge op vaarten hebben naar
hunne daarlangs gelegen landen. Voor die belangen
verwijzen wij naar het rapport van den Directeur der
Gemeentewerken dd». 27 April 1903, no. 405/75c, dat
hiernevens wordt overgelegd.
liet komt ons voor, dat Uwe Vergadering, met het
oog op de bezwaren, die van die zijden kunnen rijzen,
zich van liet verleenen der gevraagde vergunning moet
onthouden.
Dit is vooral ook hierom aanbevelenswaardig omdat
het allerminst zeker is, of met liet leggen van de buis
oj) de door de directie bedoelde wijze nauwkeurig wordt
voldaan aan de gestelde voorwaarde, dat die in of langs
den noordelijken oever van de Potmarge moet loopen.
liet komt ons voor, dat, waar deze voorwaarde, zooals
zij thans luidt, bij Koninklijk Besluit is gesteld, deze
vraag alleen kan worden beslist door den Minister, die
met de uitvoering van dat Koninklijk Besluit is belast,
en dat derhalve de directie met haar verzoek -naar den
Minister van Waterstaat, Handel en .Nijverheid moet
worden verwezen, die dan door tusschenkoinst van Ge
deputeerde Staten een onderzoek kan doen instellen,
waardoor de waarborg wordt verkregen, dat met alle
bij het leggen van de buis op de voorgenomen wijze
betrokken belangen zal rekening worden gehouden.
Aan die verwijzing zou dezerzijds de mededeeling
kunnen worden toegevoegd, dat, voor zooveel de belangen
van de gemeente Leeuwarden betreft, tegen het leggen
van de buis overeenkomstig de gegeven beschrijving en
overgelegde teekeningen geen bezwaar bestaat, mits de
samenstelling en plaatsing der daarvoor benoodigde stel
lingen geschieden in overleg met en onder goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders en voldoen aan door
dit college te stellen voorwaarden.
Hoe de beslissing over de uitvoering van voorwaarde
13° der vergunning ook moge uitvallen, in elk geval
zal door de Stoomcartonfabriek moeten worden voldaan
aan de bepaling der koninklijke beschikking, dat op
19 December 1903 de inrichting moet zijn voltooid en
in werking gebracht, zoodat op dien datum het afval
water op 1500 Meter uit het fabrieksterrein zal worden
geloosd.
In verband hiermede zal door Uwe Vergadering oeno
beslissing moeten worden genomen over den in de Pot
marge te leggen dam.
Het gemeentebestuur van Leeuwarderadeol, deze be
slissing voorziende, heeft zich bereids tot heeren Gede
puteerde Staten gewend met verzoek, de afsluiting van
de Potmarge door het leggen van een dam te voorkomen
en het daartoe strekkende verzoek, dat hierbij gaat,
is door genoemd college ten tine van kennisneming in
onze handen gesteld bij de mede hiernevens gevoegde
resolutie dd. 25 Maart 1903, no. 73, 2e afdecling W.
Met verwijzing naar deze stukken vestigen wij uwe
aandacht op de beschouwingen, dienaangaande gevoerd
in het aangehaalde rapport van den Directeur der Ge
meentewerken, waarin de bezwaren der gemeente Leeu-
warderadeel op afdoende wijze worden weerlegd en wordt
aangetoond, dat, als de dam ter plaatse van de uitmon
ding der voorgeschreven afvoerbuis wordt gelegd, die
bezwaren voor de uitvoering van het bestaande voorne
men allerminst eeu beletsel behoeven te zijn.