I Bijlage No. 14. o O N T W E R P. De Raad der gemeente Leeuwarden, Gelet op artikel 5, zoomede op de paragraplien 3 en 4 (artt. 1125) der „Woningwet"; Overwegende, dat met de aangehaalde wetsbepalingen niet in overeenstemming zijn respectievelijk artikel 3 en de artikelen 1424 der verordening op het bouwen en op het inrichten van woningen en tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige of voor bet leven gevaarlijke woningen (Gemeenteblad no. tl van 188SJ, zooals die verordening is gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Juli 189G (Gemeenteblad no. 12); Overwegende, dat artikel 51 der „Woningwet" ruimte laat voor twijfel, of, zoolang de plaatselijke verordenin gen, regelende het onderwerp, waarin deze wet voorziet, niet zijn herzien, de boven aangehaalde artikelen der verordening dan wel die der wet van toepassing moeten worden geacht dat het om die reden aanbeveling verdient in af wachting van de algeheele herziening en aanvulling van de in onderscheiden verordeningen verspreide bepalingen betreffende de volkshuisvesting, die, naar artikel 8 der wet, vóór den len Augustus 1904 moet zijn tot stand gekomen de met artikel 5 en de paragraplien 3 en 4 (artikelen 1425) der „Woningwet" niet overeenstem mende bepalingen der verordening in te trekken, waardoor de toepasselijkheid van de aangehaalde wetsartikelen op het onderwerp dezer bepalingen buiten twijfel wordt gesteld Overwegende evenwel, dat zullen evengenoemde wetsartikelen volledig kunnen werken met die in trekking moet gepaard gaan bet, bjj plaatselijke veror dening a. vaststellen van regelen omtrent het beroep op den Gemeenteraad, bedoelbij artikel 5, 4e lid der „Woning wet" b. bepalen van de wijze, waarop zal worden bevestigd het kenteeken, bedoeld bij artikel 18, 7e lid dier wet Gelet voorts op artikel 7, le en Ge lid der meerge noemde wet, zoomede op artikel G, le en 2e lid der „Gezondheidswet" Gezien het ingewonnen advies van de Gezondheids commissie voor de gemeente Leeuwarden, dd. 2G Mei 1903; Besluit I. a. In te trekken artikel 3, zoomede de artikelen 14 tot en met 24 van de „Verordening op het bouwen en op het inrichten van woningen en tegen het bewenen van voor do gezondheid nadeelige of voor het leven ge vaarlijke woningen", vastgesteld bij raadsbesluit van 13 Ma art 1888 (Gemeenteblad no. G) en gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Juli 1896 (Gemeenteblad no. 12); b. Uit artikel 12 van genoemde verordening te schrappen het cijfer „3". II. Vast te stellen de navolgende VERORDENING, houdende bepalingen als bedoeld in artikel 5, 4e lid en artikel 18, 7e lid der „Woningwet". Artikel 1 Van elk besluit van burgemeester en wethouders, waarbij eene vergunning, vereischt overeenkomstig artikel 5 der „Woningwet", hetzij voorwaardelijk verleend, hetzij geweigerd is, kan de aanvrager der vergunning binnen dertig dagen, nadat hem van het besluit is kennis ge geven, bij den Gemeenteraad schriftelijk in beroep komen. Artikel 2. De Raad beschikt op het beroep binnen twee maanden, nadat dit is ingesteld. Artikel 3. Van het besluit van den Gemeenteraad wordt door burgemeester en wethouders onverwijld kennis gegeven aan hem, die het beroep heeft ingesteld. Wijkt het besluit van den Gemeenteraad van dat van burgemeester en wethouders af, dan geldt bedoelde ken nisgeving als eene door burgemeester en wethouders verleende vergunning. Artikel 4. Het kenteeken, bedoeld bij artikel 18, 7e lid der „Woningwet", wordt aan de onbewoonbaar verklaarde woning bevestigd, op eene in het oog vallende plaats boven of terzijde van elke buitendeur, die tot de woning toegang geeft. De Raad voornoemd. Leeuwarden den 26 Mei 1903. G ezond heidscommissie voor de Gemeente Leeuwarden. De gezondheidscommissie voor de gemeente Leeuwar den heeft de eer u te berichten onder terugzending van de door u op 14 Mei jl. in hare handen gestelde stukken, te weten een schrijven van de commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen aan burgemeester en wethouders van den 12 Mei bevorens, ter begeleiding van een voorstel dier commissie aan den Raad tot vast stelling van het daarbij gevoegde ontwerp-besluit, dat zij met belangstelling van een en ander beeft kennis geno men en daarmede hare volkomen instemming betuigt. J. BAART de la FAILLE, Voorzitter. J. M. van GETTINGA TROMP, Secretaris. Stoomdruk C. Jongbi.ced Az. Leeuwarden. Bijlage tot het verslag 'van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. 1 ien 3 en 4 der meergenoemde wet en wethouders is opgedragen en met aan het Gezondheids- Gezondheids- Aun den liaad. Mijne Meerm. De uitvoering van de Woning- en Gezondheidswetten, vooral van de Woningwc f, vordert omvangrijke werk zaamheden, die met het ons len dienste staande personeel niet naar behooren kunnen worden verricht. Volgens artikel 1 der „Woningwet" moet de gemeen teraad, behalve voorschriften omtrent de eischen, waaraan bij het bouwen en vernieuwen van woningen moet worden voldaan eischen, in artikel 3 met name omschreven ook voorschriften vaststellen, waaraan bestaande wonin gen moeten voldoen en nopens behoorlijke bewoning. Met laatstbedoelde voorschriften heeft de wet (v.g.l. artt. II litt. c, 12 sub lo en 15) blijkbaar óók bepalingen tegen overbevolking van woningen op het oog. Kan nu wellicht over voldoend materiaal worden be schikt, om behoorljjke voorschriften omtrent het bouwen en vernieuwen van woningen te ontwerpen, voor de vaststelling van doeltreffende, aan de eischen der praktijk voldoende voorschriften, ten aanzien van bestaande wonin gen (v.g.l. artikel 3, sub lo litt. e-j en sub Go) en van behoorlijke bewoning ontbreekt de toch onmisbare kennis van den feitelijken toestand nagenoeg geheel. Er zal dus, zooals in andere gemeenten bereids geschiedt of is geschied, ook hier een ambtelijk onderzoek behooren te worden ingesteld naar de woningtoestanden in deze gemeente, speciaal met het oog op de beide bovengenoemde punten. Dit onderzoek moet, met het oog op de wette lijke termijnen, in betrekkelijk korten tijd afloopen en dit zal dus aan speciaal aangewezen personen moeten worden opgedragen, die voor hun arbeid beloond dienen te worden, liet zal tevens moeten strekken tot contro leering van de aangiftenwaartoe verhuurders van woningen, welke drie of minder ter bewoning bestemde vertrekken bevatten, krachtens artikel 9 sub lo der wet zullen worden verplicht en in het vervolg (art. 9 sub 4o) verplicht blijven. De verkregen resultaten zullen nauwkeurig moeten worden gerangschikt en verwerkt, alvorens op grond noodige voorschriften kunnen worden ont- als later maandelijks kennis be- geo-even aan de Gezondheidscommissie, daarvan de worpen. Waar vo*rfs krachtens artikel 9 sub 9o van aangiften der verhuurders registers moeten worden bijgehouden, aangelegd overeenkomstig de voorschriften van t; 2 van het Koninklijk Besluit van 28 Juli 1902, Stbl.no. 160), terwijl van de ontvangen opgaven zoowel bjj eerste toe passing van het artike hoort te worden daar is hef duidelijk, dat de krachtens de wet gevorderde werkzaamheden niet terloops kunnen geschieden door ambtenaren, die met tal van andere bezigheden zijn belast, maar dat daarvoor bijzondere maatregelen moeten worden genomen. Zal de uitvoering van de „Woningwet" tot haar recht komen, dan dient deze op deskundige wijze te worden voorbereid en is, behalve het toestaan van gelden voor het onvermijdelijke woningonderzoek, de aanstelling noodig van een bekwaam, zoowel technisch als administratief ont wikkeld ambtenaar, die het gemeentebestuur ter zijde staat bij de vervulling der uit genoemde wet voortvloei ende verplichtingen. Die ambtenaar zou den titel kunnen dragen van „Inspec teur voor het Woningtoezicht." Ilij zou, behalve met de leiding van het woningonderzoek en met de werkzaam heden, die met de artt. 9 en II) verband houden, moeten de paragraph burgemeester rapporteeren over alle voorstellen, door de commissie, ingevolge artikel 27 litt. der wet' aan het gemeentebestuur gedaan. De aard zijner betre kking zou voorts medebrengen, dat door hem werden onderzocht aanvragen om vergunning ingevolge de Hin derwet, zoomede de verzoeken om bouwvergunningen (artikel 5 der Woningwet, de voordracht der commissie voor de strafverordeningen dd. 12 Mei j.l.) en dat hij de leiding had van het toezicht op do naleving van de wetten en verordeningen, de bouwpolitie betreffende. De opzichter, bedoeld bij artikel 9 der verordening (ge meenteblad no. 18 van 1895) zou in verband daarmede speciaal aan hem behooren te worden toegevoegd. Zou hierdoor de dienst der gemeentewerken worden verlicht, daartegenover zal de directeur het omvang rijk werk der voorbereiding van de krachtens 6 der wet in het belang van stelselmatige bebouwing (art. 21) en tot vaststelling van een plan van uitbreiding (art. 28) te nemen raadsbesluiten voor zijne rekening moeten krijgen. Een ambtenaar, die, naar de hierboven gegeven om schrijving van zjjne taak, eene betrekking zal bekleeden van groot gewicht en die zelfstandige rapporten en ad viezen aan burgemeester en wethouders zal hebben uit te brengen, moet o.i. niet karig beloond worden eene bezoldiging van /'200U komt ons allerminst overdreven voor, zal er uitzicht bestaan, dat zich daarvoor bekwame en geschikte candidaten aanmelden. Vooral moet die bezoldiging niet te laag worden ge steld, omdat w ij de nieuwe betrekking van „Inspecteur voor het Woningtoezicht" aanvankelijk slechts voor een tijdvak van twee jaren zouden willen in het leven roepen. Staat het toch bij ons college vast, dat de gemeente op dit oogenblik zoodanig ambtenaar niet kan ontberen, er zijn twee redenen, die ons vooralsnog weerhouden een voorstel te doen, om zijne betrekking eene definitieve te doen zijn. Vooreerst achten wij het onzeker, of, als éénmaal het onderzoek naar de woningtoestanden is afgeloopen en alle krachtens de wet te maken voorschriften in werking zijn, als do uitvoering van ij 2 verzekerd is, als de raadsbesluiten, bedoeld bij de artikelen 27 en 28 zijn tot stand gekomen, als kortom de eerste en voornaamste uit de wet voortvloeiende werkzaamheden haar beslag hebben gekregen, wat, blijkens art. 51, de wetgever ver onderstelt, dat op 1 Augustus 1905 het geval zal zijn, de behoefte aan den Inspecteur eene blijvende zal blijken te zijn, dan wel op minder kostbare wijze aan de nale- wet gegeven voorschriften gehouden. om, ook al worden belast met de voorbereiding van al hetgeen bij ving der bij of krachtens de de hand zal kunnen worden In de tweede plaats zien wij geen kans zou de nieuwe betrekking eene duurzame moeten zijn, den Inspecteur nu reeds eene juiste plaats aan te wijzen in liet kader der gemeenteambtenaren en zijne taak bij instructie nauwkeurig te omlijnen. Zeker zal zijn werkkring hem in hoofdzaak voeren op het gebied der gemeentewerken, zoodat bij tot op zekere hoogte onder den directeur van dien tak van dienst zal staan, terwijl bij omgekeerd den straks bedoelden op zichter onder zijne bevelen zal krijgen, doch zijne taak komt ons voor eene zóó veelzijdige te zullen lil ijken en hij zal zooveel hebben te verrichten, dat met den eigen lijken dienst der gemeentewerken geen verband houdt, dat liet opnemen zijner betrekking onder die, genoemd in artikel 2 der aangehaalde verordening, ons voorshands al even weinig gemotiveerd voorkomt, als om hem te rangschikken onder de ambtenaren ter secretarie, al zal O I zijn werk ook met het hunne dikwijls groote overeen komst vertoonen. Onzes inziens zal de ervaring uitspraak moeten doen over de vraag, of op den duur hot nieuwe ambt moet worden bestendigd, en, zoo ja, bij welken tak van dienst het moet Worden ingedeeld en welke instructie daarvoor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 44