6
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903.
gelegen, waar van zuivere lucht wel geen sprake kan zijn.
Bij het slachten in een abattoir zal men al deze
nadeelen kunnen ontgaan. Dan kan de slager naar
dadelijke behoefte vleesch uit de koelcel halen.
Tegenwerpingen en bezwaren.
a. Een abattoir een halve maatregel.
Blijkens de in 1882 gevoerde discussiën beschouwde
de heer Bruinsma een abattoir, waaraan geen vleesch-
hal was verbonden, als een halven en tevens een gevaar
lijken maatregel, omdat men dan meent, dat men ge
keurd vleesch eet, terwijl het geenszins zeker is, dat
het is gekeurd of aan de keuring onderworpen is
geweest.
Wij kunnen ons moeilijk voorstellen, dat men bij
het bestaan van een abattoir anders zal handelen
dan nu men zal dan ook het vleesch koken of bra
den of rooken, en uit de meening alleen, dat men
gekeurd vleesch eet, terwijl het niet gekeurd is, zal
toch moeilijk gevaar kunnen ontstaan.
Een feit blijft het, dat dan al het hier geslachte
vee aan de keuring onderworpen is geweest en dat
beteekent nog al iets.
Ongetwijfeld zou het zijn nut hebben, indien er ook
eene algemeene vleeschhal bestond maar niemand
kan verplicht worden daarvan gebruik te maken en
zonder die verplichting zou eene dergelijke algemeene
verkoopplaats al weinig doel treffen.
Een abattoir zou ook een halve maatregel zijn,
omdat jaarlijks eene hoogst belangrijke hoeveelheid
vleesch en spek in deze gemeente wordt ingevoerd,
zoowel versch als gerookt en gezouten.
Deze tegenwerping van den heer Bruinsma is ook
elders wel aangevoerd.
Gewoonlijk komen zij hierop neer
1°. Eene in alle opzichten doeltreffende vleesch-
keuring is ook met een abattoir niet te bereiken.
2". De toebereide vleeschwaren, die men van buiten
af aanvoert, kunnen ook aan het abattoir niet vol
doende worden gekeurd.
3C. Aan het abattoir kan men geen toezicht hou
den op hetgeen thuis vervaardigd of toebereid wordt.
Hiertegen kan men terecht aanvoeren
1°. Toegegeven moet worden, dat eene in alle
opzichten doeltreffende vleeschkeuring ook met een
abattoir niet te verkrijgen is, wanneer men eene vol
maaktheid, eene alles omvattende volkomenheid op dit
gebied der vleeschkeuring wenscht, evenmin als men
zich een in alle opzichten volmaakten toestand op welk
gebied ook kan voorstellen.
De ervaring leert echter, dat men door het abattoir
zoo niet eene volmaaktheid dan toch eene voortref
felijkheid van vleesclikeur verkrijgt, welke op geen
andere wijze te bereiken is.
2°. De toebereide ingevoerde vleeschwaren kunnen
nergens beter worden gekeurd dan aan een abattoir,
waar een voldoend microscopisch en bacteriologisch
onderzoek kan worden ingesteld.
3°. Er is geen enkele reden om niet aan te nemen,
dat de toebereiding der vleeschwaren ook niet aan
het abattoir zou kunnen geschieden. Daarvoor zouden
dan natuurlijk bijzondere maatregelen moeten worden
genomen. En wanneer men de aldaar vervaardigde
vleeschwaren stempelde en het publiek verlangde
alleen vleeschwaren, die den abattoir-stempel dragen,
dan zouden alle slagers verplicht worden die vleesch
waren aan het abattoir te bereiden.
Verder vergete men niet, dat in gemeenten, waar
een algemeen slachthuis wordt aangetroffen, ook
bepalingen bestaan omtrent den verhoophet vervoer,
en de keuring van vee en vleesch binnen de gemeente.
De desbetreffende verordening in de gemeente
Groningen bevat 23 artikels.
Art. 1 schrijft voor, dat elke vleeschverkooper aan
den directeur van het openbaar slachthuis opgave moet
doen van de winkels, verkooplokalen, berg- of bewaar
plaatsen, door hem daarbij gebezigd.
Art. 2 luidt als volgt
In deze verordening wordt verstaan onder vee
runderen, paarden, varkens, kalveren, schapen, geiten,
bokken, muilezels, muildieren en ezels
onder vleesch: alle deelen van genoemde dieren,
daaronder begrepen ongeboren vruchten, met uitzon
dering van huid, hoornen en klauwen
onder versch vleeschvleesch, dat niet voor het ge
bruik toebereid, noch door rooking, inzouting, of op
andere wijze, uitgezonderd bevriezing, verduurzaamd is
onder vleeschverkoopersallen, die van den handel in
of den verkoop van vleesch hun bedrijf maken, daar
onder begrepen houders van vleesclibewaarp 1 aatsen.
Art. 3 is van den volgenden inhoud
Het is verboden versch vleesch, hetwelk niet op
het openbaar slachthuis is gekeurd en ten blijke daar
van overeenkomstig de voorschriften van burgemeester
en wethouders is gemerkt of is gedekt met een door
of vanwege den directeur van het openbaar slacht
huis afgegeven bewijs van keuring
1 te verkoopen, te koop te stellen of in verbruik
te brengen
2°. voorhanden te hebben in lokaliteiten of wonin
gen, bij vleeschverkoopers in gebruik
3°. voorhanden te hebben met de bestemming om
het, nadat het voor verbruik zal zijn toebereid, te
verkoopen
4°. in de gemeente in te voeren of binnen de
gemeente te vervoeren, tenzij in de gevallen, vermeld
in art. 4.
Wij schrijven ook nog de volgende artikels af
Art. 4.
Het verbod van art. 3, voor zoover betreft den
invoer en het vervoer, is niet van toepassing
1°. op versch vleesch, hetwelk door anderen dan
vleeschverkoopers in stukken van 5 kilogr. of minder
tot eigen verbruik van buiten de gemeente wordt
betrokken, mits de aanvoer geschiede met openbare
middelen van vervoer, of wel mits het tusschen zons-
op- en ondergang door de verbruikers of hunne be
dienden in de gemeente worde ingevoerd of vervoerd
2°. op versch vleesch, hetwelk de gemeente wordt
doorgevoerd met openbare middelen van vervoer of
gedekt met een geleibiljet, verkregen krachtens art. 6,
mits de aanwijzingen, bij dat biljet verstrekt, worden
in acht genomen en dat biljet ingevolge het bepaalde
in het tweede lid van art. 6 nog geldig zij
3°. op versch vleesch, hetwelk ter keuring op het
openbaar slachthuis in de gemeente wordt ingevoerd,
mits de invoer en het vervoer plaats vinde tusschen
zonsop- en ondergang, in de kortste richting en
zonder oponthoud langs de bij besluit van burge
meester en wethouders daartoe aangewezen wegen
naar het openbaar slachthuis en mits, voor zoover het
aangevoerde niet bestaat in afzonderlijk vet, afzonder
lijke koppen longen levers nierenzwezerikken
tongen of harten, de invoer in geen kleinere stukken
dan halve dieren plaats vinde.
Art, 5.
Indien de aanvoer van versch vleesch in het geval
van art. 4 onder 3° plaats vindt met openbare mid
delen van vervoer, waarvan de gewone losplaats niet
is gelegen aan een der wegen, aangewezen bij het
ingevolge die bepaling uitgevaardigde besluit van
burgemeester en wethouders, moet het aangevoerde
langs den kortsten weg naar één dier wegen worden
overgebracht om daarlangs verder naar het openbaar
slachthuis te worden vervoerd. Het aldus aangevoerde
wordt, voor toepassing van de bepaling, dat de invoer
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903.
7
binnen de gemeente slechts mag plaats hebben tus
schen zonsop- en ondergang, eerst gerekend te wor
den ingevoerd, wanneer met de lossing wordt aange
vangen.
Art. 6.
In het geval van doorvoer anders dan met open
bare middelen van vervoer, is de vervoerder gehouden
langs den bij art. 5 bepaalden weg het vleesch naar
het openbaar slachthuis te vervoeren en aldaar aan
gifte te doen, met vermelding zoo van zijn eigen
naam, als van dien van den verzender, van de plaats
van herkomst en van dengenen, voor wien het bestemd
is, en wordt hem, tenzij het aangevoerde ondeugde
lijk blijkt, in welk geval art. 15 van toepassing is
voor den verderen doorvoer een geleibiljet verstrekt.
Dit geleibiljet is slechts geldig gedurende twee
uren na de afgifte.
Art. 7.
Invoer, elk ander vervoer dan het in de 3e zinsnede
van dit artikel bedoelde, vervoer en doorvoer van een
uit nood gedood of aan een natuurlijken dood gestor
ven stuk vee, is verboden tusschen zonsonder- en
opgang.
Door of vanwege burgemeester en wethouders kan
van dit verbod ontheffing worden verleend.
De eigenaar, houder of hoeder van een uit nood
gedood of aan een natuurlijken dood gestorven stuk
vee, die het vleesch daarvan in den handel wil bren
gen, is gehouden het, onverminderd het bepaalde bij
de Wet tot regeling van het veeartsenijkundig staats
toezicht, gedekt naar het openbaar slachthuis te bren
gen, ter verdere slachting en ter keuring.
Art. 8.
Het is verboden ondeugdelijk of voor de gezond
heid schadelijk vleesch, ook al is het vroeger gekeurd
geweest, te verkoopen, te koop te stellen, in verbruik
te brengen, ten verkoop voorhanden te hebben of
voorhanden te hebben met de bestemming om het te
verkoopen, nadat het voor verbruik zal zijn toebereid
of in deze gemeente te vervoeren of in te voeren of
te doen vervoeren of invoeren.
Art. 9.
Ieder, die vleesch vervoert, is verplicht dit op aan
vrage aan de met het toezicht op de naleving dezer
verordening belaste ambtenaren of beambten te ver-
toonen.
Dezelfde verplichting rust op iederen vleeschver
kooper ten aanzien van die waren, welke hij in zijn
winkel, woning, bewaarplaats of andere door hem bij
zijn bedrijf gebezigde lokaliteit voorhanden heeft of
welke hij binnen de gemeente ten verkoop uitstalt of
rondvent of doet uitstallen of rondventen.
Het is verboden meer dan 5 kilogr. versch vleesch
te vervoeren anders dan geborgen in gesloten of over
dekte vervoer- of draagmiddelen.
Art. 13.
Ten bewijze, dat de keuring heeft plaats gehad,
worden op het vleesch een of meer stempels gedrukt,
waarvan het aantal en de vorm bij besluit van burge
meester en wethouders worden bepaald.
Het is verboden de op het vleesch gedrukte stem
pels onkenbaar te maken of daarvan te verwijderen.
Van die stempeling kan voor vleesch, dat goedge
keurd is en bestemd is naar het buitenland te worden
uitgevoerd, op verzoek van den eigenaar, door den
directeur van het openbaar slachthuis vrijstelling-
wórde verleend.
Het vervoer er van door de gemeente is in dit
geval geoorloofd, mits het geschiede, gedekt door een
geleibiljet, af te geven door of vanwege den direc
teur van het openbaar slachthuis.
Art. 20.
De zorg voor de handhaving dezer verordening
wordt, onverminderd de bevoegdheid van de ambte
naren en beambten der politie, opgedragen aan de
met de keuring belaste ambtenaren of beambten, in
de voorafgaande bepalingen bedoeld.
Art. 21.
Ten einde op de handhaving van de artt. 1, 3, 7
en 8 toe te zien, wordt aan de ambtenaren en be
ambten der politie en aan de met de keuring belaste
ambtenaren en beambten de last verstrekt, om de
winkels en bij vleeschverkoopers in gebruik zijnde
lokaliteiten en woningen te allen tijde, zelfs tusschen
zonsonder- en opgang binnen te treden, ondanks den
wil der gebruikers, met inachtneming evenwel van
de bepalingen der wet van 31 Augustus 1853 (Staats
blad no. 83).
Art. 22.
Overtreding van eene der bepalingen van deze ver
ordening wordt gestraft met geldboete van ten hoogste
25.of hechtenis van ten hoogste 6 dagen.
Uit de aangehaalde bepalingen blijkt, dat niet al
leen het ingevoerde versch vleesch aan keuring is
onderworpen, maar dat ook doeltreffende bepalingen
zijn te maken om ontduiking van keuring zooveel
mogelijk te voorkomen. Voorts kan ook toezicht
worden uitgeoefend op invoer en verkoop van toe
bereide vleeschwaren.
Voor het toezicht op het naleven der verordening zijn
te Groningen drie opzichters buiten het terrein van
het slachthuis aangesteld.
Men ziet dus, dat „de halve maatregel" die het
oprichten van een abattoir zou zijn, tenminste tot een
driekwart maatregel kan worden uitgebreid.
b. Nadeel voor de slagers.
Als een algemeen slachthuis is opgericht, moet
verboden worden ergens elders in de gemeente te
slachten. Anders wordt het doel niet bereikt.
Maar dan zullen ook de slagers, aan wie ingevolge
de Hinderwet voor de inrichting hunner slagerijen
door burgemeester en wethouders bepaalde voor
schriften zijn gegeven en die daarvoor nog al eenige
kosten hebben moeten maken, door dien dwang nadeel
lijden.
De slagers in het algemeen zullen door dien maat
regel hunne slachtplaats niet meer als zoodanig kun
nen gebruiken en hij, die voor die inrichting de
meeste kosten heeft gemaakt, zal ook de meeste
schade lijden. Doch zou dit nadeel wel zoo heel
groot zijn Is eene slachtplaats wel zoo kostbaar of
weelderig ingericht Men vergete niet, dat de vleesch-
winkel zal kunnen blijven bestaan en dat de vrij
vallende slachtplaats tot een ander doeleinde kap
worden gebruikt. En voor die slachtplaats zullen
de meeste slagers betere bedrijfslokalen krijgen, wat
op zich zelf ook iets waard is.
Maar ook hunne gewone onkosten zullen hooger wor
den, want zij zullen slacht- en keurloon moeten be
talen. Volkomen juist. Die loonen bedragen gewoon
lijk 1 a 1cent per kilogram vleeschdus het be
drag is niet groot. En daar het hier een algemeenen
maatregel betreft, eene uitgaaf, die alle slagers zullen
hebben te doen, zal die uitgaaf op de consumenten
kunnen worden verhaald.