Bijlage No. 24, Bjjlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. aan den Raad uitdrukkelijk de bevoegdheid verleend, ten aanzien van mannen, in alle of in sommige winke ls onder Koninklijke goedkeuring, voorschriften vast te stellen met betrekking tot den arbeidsduur. Nu vestigen wij, al is het ten overvloede, Uw aandacht op art. 151 der gemeentewet, luidende: „De bepalingen van plaatselijke verordeningen, in wier onderwerp door een wet, een algemeenen maat regel van inwendig bestuur of een provinciale verordening wordt voorzien, houden van rechtswege op te gelden". Al mocht dus worden aangenomen, dat de Raad volgens art. 195 der gemeentewet volkomen bevoegd zou zijn, bepalingen omtrent vervroegde winkelsluiting te maken, dan zouden deze bepalingen, indien de nieuwe arbeidswet werd goedgekeurd, zooals zij daar ligt, slechts een kort bestaan hebben. Dit artikel laat aan duidelijkheid niets te wenschen over. Rij meer dan één arrest van den Hoogen Raad is in dezen zin beslist. Vooral ook op grond van deze laatste beschouwing, geven wij U in overweging, afwijzend op de adressen te beschikken. Gerapporteerd ter raadsvergadering van 26 Juli 1904. De Commissie tot het ontwerpen van strafverordeningen A. RÖELL. A. DLTARC. H. I). van KETWICH VERSCHUUR. C. BEEKHUIS. A. MENALDA IIzn. Bjjlage tot het verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Bijl.110. 21. WIJZIGING der Verordening tot voorziening tegen en bij brand. Aan den Baad. Mijne Herren Wij hebben de eer u hiernevens ter vaststelling aan te bieden liet ontwerp eener verordening tot wijziging van de verordening tot voorziening tegen en bij brand. In dit ontwerp worden twee onderwerpen opnieuw geregeld1° het bewaren van benzine 2° de veilig heidsmaatregelen in vereenigingslokalen, bestemd tot het houden van openbare vermakelijkheden. Wat het eerste onderwerp betreft, verwijzen wij naar artikel 1 van het ontwerp, dat strekt om het bestaande verbod om, anders dan in een, met inacht neming van de bepalingen der hinderwet, inge richte bewaarplaats benzine in voorraad te hebben tot een grootere hoeveelheid dan van 10 liter, in overeenstemming te brengen met de gewijzigde om standigheden, die, als gevolg van het meer en meer in zwang komen van twee- en meerwielige motorrij tuigen, een toenemend gebruik van genoemde vloeistof medebrengen. liet voorhanden hebben van een grooter maximum kan, in verband hiermede, bezwaarlijk worden tegen gegaan, doch kan ook geen bezwaar ondervinden, als voorschriften worden gegeven omtrent eenreeds algemeen toegepastevolkomen veilige wijze van bewaring van elke hoeveelheid, die zich tusschen 9 en 50 liter beweegt. Het voorhanden hebben van meer dan 50 liter dient iii elk geval te zijn verbo den; deze hoeveelheid zal in een overeenkomstig de wettelijke voorschriften ingerichte bewaarplaats moe ten worden ondergebracht. liet tweede onderwerp is geregeld in de artikelen II— IV, waarbij, ter vervanging van de artikelen 92—42 der bestaande verordening, een geheel stel nieuwe voorschriften wordt gegeven. Aanleiding hiertoe was een door Burgemeester en Wethouders ingewonnen rapport van het College van brandmeesters nopens den toestand, waarin de schouw burgzalen en andere lokaliteiten, waar talrijk bezochte vergaderingen worden gehouden, verkeeren, met het oog op brandgevaar, en omtrent de maatregelen, die ter voorkoming of vermindering van dat gevaar, zou den moeten worden genomen. Uit dit rapport toch, dat, namens Burgemeester en Wethouders, door den Voorzitter bij onze Commissie werd aanhangig gemaakt, blijkt, dat met de tegenwoor dige voorschriften niet kan worden bereikt wat brand meesters zouden wenschen, namelijk dat het meeren- doel der door hen ten aanzien van de onderscheidene onderzochte lokaliteiten aanbevolen maatregelen niet kan worden voorgeschreven, omdat dergelijk voor schrift in de verordening geen steun zou vinden en dus de handhaving daarvan niet zou zijn verzekerd. Onze Commissie hoeft derhalve, aan de hand van het rapport, de bepalingen een algeheele herziening doen ondergaan. Die bepalingen werden meer syste matisch gerangschikt en verder aangevuld met wat noodig was, om in ieder concreet geval te kunnen voorschrijven wat door het College van brandmees ters noodig wordt geoordeeld (vgl. de nieuwe artikelen 92 en 99 met de bestaande artikelen 99 —97), zoo mede met eenige nieuwe voorschriften, op wier wen- scliel ijk licid wij door den Commissaris van politie werden gewezen (vlg. o.a. het nieuwe artikel 35 met bet bestaande artikel 41) en zie de nieuwe artikelen 99 en 40). In het bijzonder vestigen wij Uwe aandacht op het nieuwe artikel 97, dat, speciaal naar aanleiding van het rapport der brandmeesters omtrent den kleinen Schouwburg, de gelegenheid opent om vereenigings lokalen, waarin de veiligheid zóóveel te wenschen overlaat, dat het stellen en opvolgen van de meest strenge voorschriften toch niet zou baten, door den Raad vo ir verder gebruik overeenkomstig hun be stemming ongeschikt te doen verklaren. De bevoegd heid, bij dat artikel aan den Burgemeester verleend om gelijke ongeschiktverklaring in spoedeischende gevallen uit te spreken, kan, bepaaldelijk met het oog op voor de veiligheid gevaarlijke kermistenten, niet wel worden gemist. Afzonderlijke vermelding verdient nog het nieuwe artikel 32 onder 8', waarin liet voorschrijven van een zoo kostbaren maatregel als het aanbrengen van een brandvrij scherm aan den raad is voorbehouden, zoo mede artikel IV van het ontwerp, waarin een termijn van zes maanden na het inwerkingtreden der ver ordening wordt gelaten, om de inrichting van be staande lokaliteiten met de nieuwe voorschriften in overeenstemming te brengen. Langdurig heeft onze Commissie overwogen, welk O O O 7 gezag geroepen was tot het geven van dë voorschriften, die tot uitvoering van de verordening in elk bijzon der geval zullen blijken noodig te zijn. De vraag was namelijk, of de bevoegdheid, in artikel 188 der gemeentewet aan den Burgemeester voorbehouden, zoover ging, dat ook aan lièin moest worden overge laten het geven van voorschriften omtrent de inrich ting der gebouwen, voorschriften dus, die een duur zaam karakter dragen. Wij zijn tot de slotsom gekomen, dat het geven van dergelijke voorschriften niet kan worden gerangschikt onder „de politie over de schouwburgen enz.", die aan den Burgemeester behoort. Naar ons oordeel zouden diens be voegheden bij verantwoordelijkheid daardoor buiten de grenzen van het aangehaalde wetsartikel worden uitgebreid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1904 | | pagina 65