Bijlage tut liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901.
Dat adressanten er ons nu een grief van maken, dat deze is toegepast, zonder dat daarover de
gemeentewerklieden zijn gehoord, werpt ongetwijfeld een hoogst eigenaardig licht op de gegrondheid
hunner klachten.
Ongegrond is ook het bezwaar, dat bij de behandeling van het adres der vereeniging „Ons Ifelang"
van I<ebruari 1903 in strijd met de aangenomen motie zou zijn gehandeld. De strekking dezer motie
(vgl. Hand. 1902 blz. 14 li) is toch nooit geweest, dat over alle adressen dier vereeniging mondeling
overleg zou worden geopend; de Raad heeft alleen gewild, dat, als van de zijde van Burgemeester en
"Wethouders wijziging werd gebracht in de rechten en verplichtingen der werklieden, hieraan zoo noodig
overleg met de belanghebbenden zou voorafgaan. Hooren van werklieden over hun eigen adressen is
allerminst voorgeschreven: de Gascommissie heeft dit evenwel geheel onverplicht gedaan, alvorens zij het
rapport van den Directeur dd. 13 Maart 2804 no. 193/4 mot haar advies bij Burgemeester en Wethouders
overbracht.
Hoogst onbillijk is het dus van adressanten deze daad der Gascommissie aan te grijpen om aan
Burgemeester en Wethouders te verwijten, dat zij met de aangenomen motie geen rekening houden.
II. Adressanten wenscheu, dat de Raad zich uitspreke over de vraag, of Burgemeester en Wet
houders gehouden zijn te beschikken op persoonlijke klachten van werklieden, als die niet rechtstreeks
door belanghebbenden, maar door de vereeniging „Ons Belang" bij hun college zijn aanhangig gemaakt.
Wat zij hieromtrent in de memorie van toelichting schrijven, is in tweeërlei opzicht onjuist.
Vooreerst loochent de ervaring de zienswijze, dat de rechtstreeks belanghebbenden veelal de eigenschappen
.missen om hunne klachten bij hun superieuren ingang te doen vinden, maar in de tweede plaats geeft
hetgeen adressanten aan deze beschouwing doen voorafgaan een zeer onvolledige en daardoor scheeve
voorstelling van het door Burgemeester en W ethouders ingenomen standpunt.
Zij maken toch slechts melding van eene latere verwijzing naar ons besluit van 16 Juli 1902, no.
11, doch verzuimen mede te doelen, wat tot dit besluit aanleiding gaf.
Dit was het volgende
Op 1U Juni 1902 beklaagde zich de vereeniging „Ons Belang" bij ons College, dat van den
reiniger E. Bommerson teruggevorderd waren de kosten van een in October 1901 gebroken privaat-
trechter in het armhuis, hoewel het bewijs niet kon worden geleverd, dat dit voorwerp door genoemden
ïeinigei zou zijn gebroken. Het onderzoek, bij den Directeur der Stadsreiniging ingesteld, leidde tot
geen voldoend resultaat, omdat noch de naam van den reiniger, noch het tijdstip van het gebeurde, nóch
de door de vereeniging gegeven voorstelling der feiten klopte met de inlichtingen van den Directeur.
Overtuigend bleek dus, dat de vereeniging „Ons Belang" allerminst het aangewezen lichaam was om
klachten, die gemeentewerklieden persoonlijk betroffen, op eene wijze, die tot afdoening kon leiden, bij
Burgemeester en W ethouders aanhangig te maken en daarom hebben wij aan liet Bestuur te kennen
gegeven, „dat het voor de juiste beoordeeling eener klacht een eerste vereischte is, dat de persoon, wien
„de klacht geldt, de feiten, die tot do klacht aanleiding hebben gegeven en het tijdstip waarop deze
„hebben plaats geluid, behoorlijk vaststaan, dat daarom aan het adres geen gevolg kan worden gegeven
„en dat Burgemeester en Wethouders van klachten als de ondervverpelijke alléén konden kennisnemen
„als deze door de betrokken personen rechtstreeks bij hun college werden aanhangig gemaakt."
De betrokken reiniger heeft zich nader niet rechtstreeks bij ons beklaagd en dit deed evenmin do
smid aan de gasfabriek H. Boersnia, op wien betrekking heeft het in de M. v. T. aangehaalde adres
van 29 Augustus 19U2, dat dan ook, iu verband met de genomen beslissing, voor kennisgeving werd
aangenomen, wat evenzeer geschiedde met het mede in die M. v. T. genoemde adres van 27 October
1902, dat trouwens geen enkele opmerking van persoonlijken aard behelst, maar waarbij in hoofdzaak
tot op zekere hoogte dank wordt betuigd voor de voorgestelde loonsverhooging ad /'0.50 voor
eiken werkman.
Met deze betuiging wij kunnen niet nalaten er ter loops nog eens op te wijzen is de klacht
Van den Bestuurdersbond c. s.dat over die verhooging de werklieden niet zijn gehoord toch uiterst
moeilijk te rijmen.
liet bovenstaande zalmeenen wij, wel voldoende zijn ten betooge, dat burgemeester en wethouders
geenszins „doel en plaats der vakvereeniging" miskennen, maar slechts het middel hebben aangegeven
een middel, dat meermalen proefhoudend is gebleken waardoor persoonlijke klachten op doeltreffende
wjjze kunnen worden bereikt.
III. Adressanten verzoeken den Raad zijn invloed aan te wenden om de verzoeken van het in afschrift
overgelegde adres der vereeniging „Ons Belang", dd. Februari 1903 alsnog ingewilligd te krijgen.
Zij achten blijkens de memorie van toelichting die verzoeken zóó gematigd dat het bevreemden
moet, dat geen daarvan voor inwilliging vatbaar is bevonden.
Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, til) l.HO, ZO
Onze beschikking op deze verzoeken dd. 29 Augustus 1903, no. 16 heeft reeds een punt van bespre-
kinir uitgemaakt in Uwe vergadering van 27 October d. a.v., doch alleen w at betreft den schafttijd aan
O o
de gasfabriek.
Wij vestigen daarom op deze beschikking Uwe aandacht, evenals, meer bepaaldelijk, op de rapporten
van den directeur der Stadsreiniging, dd. 13 Maart 1903, no. 78, van den directeur der gasfabriek, dd.
13 Maart 1903, no. 193/4, en van de Gascommissie, dd. 6 Augustus d. a. v., no. 357, waarop die be
schikking steunde.
Vergelijkt men nu nog met deze stukken de memorie van toelichting, die gevoegd was bij het adres
der vereeniging „Ons Belang", van Februari 1903, dan zal moeten worden toegegeven, dat ons besluit
inderdaad niet anders had kunnen uitvallen en wij komen dan ook na alle stukken opnieuw te hebben
overwogen wederom tot de slotsom dat er geen grond bestaat om in dat besluit wijziging te brengen.
Zelfs nietwat betreft den schafttijd der werklieden (uitgezonderd machinisten en stokers) aan de gas
fabriek. Verlenging met een half uur zou stagnatie in den dienst kunnen teweegbrengen enwaar uit
de stukken blijkt (zie vooral laatstgemelde memorie van toelichting)dat slechts verkorting van den
wekeljjkscheu arbeidstijd tot op 57 uren in de bedoeling der werklieden ligt, kan hieraan worden tege
moetgekomen op de door de Gascommissie aangegeven wijze: den Directeur is reeds twee malen medege
deeld, en hierop zien de woorden van den heer Hijlkema, waarvan door den Bestuurdersbond c.s. in zijne
memorie van toelichting wordt melding gemaakt, dat eene wijziging der instructie iu dezen zin door ons
zou worden goedgekeurd.
Wij veronderstellen, dat Uwe vergadering, na kennisneming van alle stukken, zich bij onze beschik
king op het adres van Februari 1903 zal kunnen nederleggen iets anders is trouwens, zonder inbreuk
te maken op de bestaande bepalingen en instruction waarbij de beschikking op de in het adres behan
delde punten aan burgemeester en wethouders of aan de betrokken directeuren is overgelaten, niet wel
mogelijk tenzij de Raaddoor het uitspreken van wenscheu zijn invloed zou willen doen gelden wat
echternaar ons oordeelgesteld dat aan die wenschen bleek niet te kunnen worden voldaanaan eene
alle partijen bevredigende oplossing niet bevorderlijk zou zijn.
Overtuigd als wij zijndat Uwe vergadering na kennisneming van het voorafgaande en van de
overgelegde bescheidenniet zal aarzelen te erkennendat
1° Ongegrond is het verwijt, dat burgemeester en wethouders geen rekening houden met de op 11
Februari 19U2 aangenomen motie-Middelkoop;
2". door burgemeester en wethouders terecht liet standpunt is ingenomen, dat persoonlijke klachten
van gemeente-werklieden door de betrokkenen rechtstreeks bij hun college behooren te worden aangebracht;
3". de instructie van het adres met memorie van toelichting der vereeniging „Ons Belang", van
Februari 1903 moest leiden tot onze daarop genomen beschikking van 29 Augustus d.a.v.;
hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan den Leeuwarder Bestuurdersbond, de afdeeling
Leeuwarden van het Algemeene A'ederlandsche Werkliedenverbond, de Vrijzinnig Democratische lviesver-
eeniging „Burgerrecht", de Protestantsch Christelijke Tiininerliedenvereeniging, de afdeeling Leeuwarden
van den algemeenen Magazijn- en Winkelbediendenbond te berichten, dat de Raad geen termen vindt
om naar aanleiding van zijn op 8 Februari 1904 ingekomen adres tusschenbeide te treden.
Leeuwarden, 9 Augustus 1904.
Burgemeester en Wethouders run Lcetitcurdei1,
A. RÖELL, Burgemeester.
M. GOSLIXGS, Secretaris.