Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Art. 22. Rooilijn. De rooilijn voor de te stichten gebouwen is voor de verschillende blokken vastgesteld, zooals op de teekening is aangewezen met roode stippellijnen. De ingeschreven getallen duiden den afstand aan tusschen den kant van den weg en de rooilijn. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 23. IJzeren hekken. Behoudens de hieronder genoemde uitzondering moeten de voor de verschillende perceelen tusschen rooilijn en weg gelegen ruimten, onderling en van den weg gescheiden worden door ijzeren hekken, waarvan de teekening en de samenstelling door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd. Deze ruimten moeten als tuin of grasveld worden aan gelegd, onderhouden en gebruikt. Voor zoover deze ruimten 1.50 meter diepte hebben, moeten zij als stoep worden aangelegd en onderhouden en mogen hierop geen hekken worden geplaatst. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 24. Gevelhoogte. De gevelhoogte der te stichten gebouwen moet ten minste bedragen acht meter op de bloksgedeelte XI a. XII a. b. c. e. XIII a. XV c. en XVI a. voorzoover de gevels daarop zullen gebouwd worden langs de Emma- kade, het Oranje Nassaupark en het ronde plein met de straat tusschen dit plein en de Emmakade en vijf meter op alle overige blokken en bloksgedeelten. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 25. Oppervlakte woning. De te stichten woonhuizen moeten voor het door één gezin te bewonen gedeelte ten minste eene oppervlakte hebben van 75 vierkante meter op de blokken en deelen van blokkenwaarvoor in art. 24 de gevelhoogte van ten minste acht meter wordt gevorderd. 50 vierkante meter op de overige blokken en blokge- deelten. Onder deze oppervlakte mogen geen zolders of andere, tot berging dienende ruimten, gerekend worden en ook geen zolderkamers, die minder dan 2.50 M. verdiepings hoogte hebben. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 26. Peil. De bovenkant vloer van den beganen grond in de tot woning in te richten gebouwen moet ten opzichte van de as van den voorliggenden weg ten minste eene hoogte hebben van a. 0.30 M. voor die huizen, waar de rooilijn is bepaald op 1.50 M. uit den weg; b. 0.45 M. voor die waarvan de rooilijn is bepaald op 4 of 5 M. uit den weg. De hoogte van wegen, welke nog niet zijn aangelegd, wordt op aanvrage door Burgemeesters en Wethouders aangewezen. Zoodra aan een der geprojecteerde wegen een gebouw uitwendig voltooid is, overeenkomstig de door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde plannen, zullen deze op een daartoe strekkend verzoek een begin maken met den aanleg van dien weg. Art. 27. Schuttingen enz. Voor zooverre in de voorgaande artikelen niet anders is bepaald, zal voor de toepassing van art. 690 van het Burgerlijk Wetboek de hoogte der muren of heiningen van welken aard ook, dienende tot scheiding van opene naburige erven, worden bepaald op één meter en negentig centimeter. Ingeval eigenaren van nevens- of achter elkander ge legen perceelen het over de wijze van afscheiding der per ceelen niet eens kunnen worden, moet zoodanige scheiding op gemeene kosten gemaakt en onderhouden worden en bestaan uit het vroeger beschreven ijzeren hek en overigens eene houten schutting, hoog één meter en negentig centimeter, gemeten uit den gemiddelden boven kant der nevens elkander gelegen opene erven. Die schutting moet worden gemaakt van vuren planken, zwaar drie centimeter, behalve de grondplank, welke van Amerikaansch grenen hout moet zijn, alle gespijkerd tegen palen van Amerikaansch grenen hout, zwaar tien bij twaalf centimeter, lang drie meter, die op afstanden van twee meter en om den anderen op ieders erf moeten geplaatst worden. De schuttingen en palen moeten aan alle kanten twee malen worden gegrondverfd. W anneer aan de eene of andere zijde van een terrein een ijzeren hek of schutting of een gedeelte daarvan be staat, moet de kooper of erfpachter de helft der waarde van het bestaande aan den eigenaar daarvan vergoeden en voor de helft in het voortdurend onderhoud ervan bijdragen. Indien partijen het over de waarde van bestaande afschei dingen niet eens kunnen worden, zullen zij ten hunnen koste die waarde doen bepalen door drie deskundigen, ter wederzijde een, en de derde door den kantonrechter te benoemen. Waar de perceelen grenzen aan terreinen, eigen aan de Gemeente, moeten de kosten der te maken scheidingen, zoowel als het onderhoud daarvan, geheel worden gedragen door de eigenaren van die perceelen. Art. 28. Teekeningen. Vóór tot het stichten van gebouwen, afsluitingen van terreinen enz. wordt overgegaan, zullen aan Burgemeester en Wethouders plattegrond en doorsnede teekenin gen moeten worden overgelegd, alle op een schaal van ten minste 1 a 100 voor de gebouwen en 1 50 voor de afsluitingen en met ingeschreven maten voorzien voor lengte, breedte en hoogte van alle vertrekken en verdie pingen. Eerst na goedkeuring der teekeningen door genoemd college mag met bouwen worden aangevangen. Wanneer blijkt, dat bij de uitvoering de goedgekeurde teekeningen niet zijn gevolgd of dat gebouwd wordt zonder de teekeningen eerst te laten goedkeuren, vervalt zonder in morastelling de koop of erfpacht en blijft de waarborg som in art. 10 omschreven het eigendom van de gemeente. Art. 29. Rioleering. In het terrein moet eene rioleering gemaakt worden, aansluitende aan het door de Gemeente in den publieken Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Bijl.no. weg gelegde riool en de verkrijger moet tevens zorg dragen, dat het terrein niet naar de slooten of naar andere terreinen afwatert. De riolen binnen het bouwterrein moeten, wat ligging, afmetingen en constructie betreft, voldoen aan door Bur gemeester en Wethouders te geven voorschriften. Buiten het bouwterrein geschiedt de aanleg vanwege het Gemeentebestuurde kosten daarvan komen ten laste van den eigenaar of erfpachter. Art. 30. De eigenaar of erfpachter moet dulden, dat vanwege de Gemeente aan de gestichte gebouwen al de toestellen voor straatverlichting, waterleiding, brandweer en die voor de benaming voor straat of weg worden aangebracht, welke Burgemeester en Wethouders noodig oordeelen. SLOTBEPALINGEN. Art. 31. De Raad behoudt zich het recht voor de bepalingen van dit besluit en de hierbij gevoegde lijst van minimum prijzen en situatiekaarten aan te vullen of te wijzigen. Art. 32. Burgemeester en Wethouders zijn, behoudens beroep op den Raad, bevoegd, aan de uitgifte van elk terrein zoodanige speciale voorwaarden te verbinden, als zij noodzakelijk achten. Art. 33. De bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterrein, gelegen aan het Nieuwe Kanaal, vastgesteld bij Raads besluit van 23 October 1900 No. 7 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij resolutie van 1 November 1900 gewijzigd en aangevuld bij Raadsbesluit van 28 Januari 1902 No. 4, en goedgekeurd door Ge deputeerde Staten van Friesland bij resolutie van 6 Fe bruari 1902, zijn vervallen. LIJST aanwijzende de minimum prijzen van de verschillende bouwblokken bedoeld in Artikel I der bepalingen van uitgifte. Blok XI XII XIII XV het gedeelte gemerkt a e 4 a 6 b 6 c 6 d 4 e - 4 a 6 a 4 b 4 c 5 d 5 a 5 50 XVI ALGEMEENE BEPALING. Aan koopers van 1000 tot en met 2000 centiare zal op den koopprijs, 10 vermindering worden toegestaan en bij aankoop van meer terrein 15 °/0. De volgens deze bepalingen berekende koopsom strekt mede tot grondslag voor de berekening van de verschul digde erfpachtsom. Vastgesteld bij Raadsbesluit d.d. 1905.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1904 | | pagina 99