Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
voordracht van drie personen, door burgemeester en
wethouders in te dienen.
Art. 5.
De bezoldiging bedraagt
voor den directeur ton minste ƒ2800 en ten hoog
ste J 8300
voor den hoofdopzichter ten minste ƒ1500 en ten
hoogste f 1800
voor de opzichters ten minste ƒ1000 en ten hoogste
1500;
voor den eersten klerk ten minste ƒ700 en ten
hoogste ƒ900;
voor den tweeden klerk ten minste ƒ500 en ten
hoogste ƒ700;
voor den derden klerk ten minste 200 en ten
hoogste ƒ400.
Het juiste bedrag der bezoldiging wordt voor ieder
bij afzonderlijk besluit bepaald, voor wat den direc
teur aangaat door den raad en wat de overige beamb
ten betreft door burgemeester en wethouders.
De loonen der werklieden en der tijdelijke beamb
ten worden door burgemeester en wethouders vast
gesteld.
Art. 6.
1
De ï'aad stelt de instructie voor den directeur vast.
De instructiën voor den hoofdopzichterde op
zichters en dc klerken worden vastgesteld door bur
gemeester en wethouders. Zij deelen die mede aan
den raad.
De indienstneming van tijdelijke werklieden ge
schiedt door den directeurwat diens afdeeling be
treft, onder goedkeuring van burgemeester en wet
houders.
Art. 7.
I)c bezoldiging bedraagt:
voor den directeur, ten minste 2800 eit ten
hoogste 3500
voor den gemeentelijken inspecteur voor het woning
toezicht, ten minste 1800 en ten hoogste 2200,
voor den hoofdopzichter, ten minste 1500 en
ten hoogste 1800
voor de opzichtersten minste 1000 en ten
hoogste 1500
voor den teekenaar, ten minste 900 en ten
hoogste ƒ1100;
voor een klerk eerste klasse, ten minste 700 en
ten hoogste 900
voor een klerk tweede klasse, ten minste 500
en ten hoogste 700;
voor een klerk derde klasse, ten minste 200 en
ten hoogste 400.
Het juiste bedrag der bezoldiging wordt voor ieder
bij afzonderlijk besluit bepaald, voor wat betreft den
directeur en den gemeentelijken inspecteur voor het
woningtoezicht door den raad en wat de overige be
ambten betreft door burgemeester en wethouders.
De loonen der werklieden en der tijdelijke beambten
worden door burgemeester en wethouders vastgesteld.
Art. 8.
De raad stelt eene instructie vast voor den direc
teur en den gemeentelijken inspecteur voor het woning
toezicht.
Burgemeester en wethouders stellen instructiën
vast voor den hoofdopzichterde opzichters den
teekenaar en de klerken. Zij deelen die aan den
raad mede.
Art. 9.
Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den
directeur wordt hij vervangen door den hoofdopzich
ter. De instructie van den directeur is dan op hem
van toepassing.
Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den
gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht
treedt de directeur in diens plaats op.
Art. 10
De ambtenaren in art. 3 lett. af genoemd
leggen, alvorens hunne betrekking te aanvaarden, in
handen van burgemeester en wethouders den volgen
den eed of belofte af
„Ik zweer (beloof) dat ik de mij opgedragen be
trekking van (directeur, gemeentelijken inspecteur
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Bijl.no
Art. 9.
BIJZONDERE BEPALING.
Een der opzichters, daartoe door burgemeester en
wethouders aan te wijzen, wordt in het bijzonder be
last met het houden van toezicht op het nakomen
der verordeningen omtrent het bouwen en inrichten
van woningen en tot voorziening tegen en bij brand,
alsmede van de voorwaarden verbonden aan de ver
gunningen, verleend krachtens de wet van 2 Juni
1875 (Staatsblad no. 95), volgens voorschriften door
burgemeester en wethouders vast te stellen.
„voor het woningtoezicht, hoofdopzichter, opzichter,
„teekenaar of klerk) eerlijk en trouw en overeen
komstig mijne instructie zal waarnemen. Zoo waar-
„Ijjk .helpe mjj God Almachtig (dat beloof ik.)"
Art. II.
BIJZONDERE BEPALING.
Een der opzichters wordt door burgemeoster en
wethouders aangewezen om, onder de onmiddellijke
bevelen van der. gemeentelijken inspecteur voor het
woningtoezicht, toezicht te houden op het nakomen
der voorschriften van de Bouwverordeningen de voor
waarden aan een bouwvergunning verbonden, alsmede
van de voorwaarden verbonden aan een vergunning
krachtens de Hinderwet, volgens voorschriften door
burgemeester en wethouders vast te stellen.
Art. 12.
Deze verordening treedt in werking met 1 October
1905.
Met dat tijdstip vervalt de verordening, regelende
den rang, het getal, de benoeming, de bezoldiging,
enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeente
werken, vastgesteld den 8 October 1905 en gewijzigd bij
raadsbesluiten van den 22 Januari 1901, 24 Septem
ber 1901 en 13 September 1904.