Het prae-atlvies van Burgemeester en Wethouders.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, BJJ5.
te gaan. Daardoor wordt tevens de pas afgesneden
aan mogelijke beroepen op het scheidsgerecht, wegens
opgelegde geringe straffen voor overtredingen, die
toch moeielijk zijn aan te toonen.
De meening, dat het scheidsgerecht de positie van
den straffenden ambtenaar verzwakt, is ook hierom
niet goed vol te houden, aangezien hij toch in hoofdzaak
zijn straf zal moeten baseeren op liet rapport van een
lager ambtenaar. Dat deze rapporten nu altijd streng
onpartijdig zijn, zal men terecht kunnen betwijfelen,
en als zoodanig kan het scheidsgerecht een correctief
vormen tegen de adviezen van deze lagere ambtenaren,
en zoodoende een steun geven aan den ten slotte straf
fenden ambtenaar.
liet scheidsgerecht voorkomt, dat zonder voldoen
den grond straffen worden opgelegd wordt door een
directeur van een tak van dienst voorgesteld, aan een
werkman een straf op te leggen, dan kan de voorge
stelde straf misschien te hoog zijn, doch vast staat
meestal, dat er, in de gewone beteekenis, een Straf
baar feit is gepleegd, en dus straf verdiend is. De
werking van het scheidsgerecht is dan ook vooral
preventief. Daarbij doet het bij belanghebbenden
de overtuiging ontstaan, dat slechts gestraft is, wan
neer het is verdiend, en dat de opgelegde straf niet
onrechtvaardig is.
Dit laatste is b. v. duidelijk gebleken bij de z. g.
algemeene staking van 1 903. Toen werden door het
Amsterdamsohe scheidsgerecht -116 vonnissen geveld
over gemeentewerklieden, die aan de staking hadden
deelgenomen, en die hunne zaak aan het oordeel van
het scheidsgerecht onderwierpen, liet rechtsgevoel,
zoowel bij deze werklieden als bij alle personen, die
belang in deze zaak stelden, bleek door de uitspraken
van liet scheidsgerecht volkomen bevredigd. Uit al
deze overwegingen zal ten slotte niet anders gecon
cludeerd kunnen worden, dan dat de voordeelen van
de invoering van een scheidsgerecht voor de werklie
den in dienst der Gemeente ruimschoots zullen opwe
gen tegen de mogelijke nadoelen, waardoor tevens het
wensehelijke dier invoering is aangetoond.
In hun prae-advies komen Burgemeester en Wet
houders in de eerste plaats op tegen het hun toege
kende karakter van partijdigheid in de beoordeeling
van de geschillen tusschen de gemeente en haar werk
lieden. Dit verwijt verwerpen Burgemeester en Wet
houders beslist. Of echter in dit geval wel sprake is
van een partijdigheid, zooals door Burgemeester en
Wethouders uit de toelichting tot het voorstel gelezen
wordt, valt ernstig te betwijfelen. Daartegenover
staat echter, dat Burgemeester en Wethouders als
vertegenwoordigers van de gemeente partij vormen
tegenover de werklieden, in dienst dier gemeente,
in deze arbeidsverhouding wordt dus de eeue partij
27 4-/
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1805. Bijl. n 0.27.
gevormd door Burgemeester en Wethouders, de andere
partij door de gemeentewerklieden. Bij de beoordee
ling van geschillen tusschen beide partijen is nu de
macht geheel in handen van een der partijen, en wel
van Burgemeester en Wethouders; zij doen uitspraak
in hoogste ressort over alle kwesties, tusschen beide
partijen gerezen. Een dergelijke uitspraak van een
der partijen over kwesties tusschen hun beiden, mag
toch zeker wel partijdig genoemd worden. Het ver
schil van sociaal milieu tusschen beide partijen doet
hierbij niets ter zakede eenzijdige rechtspraak van
de eene over en buiten de andere geeft het partijdig
karakter der rechtspraak weer.
In de tweede plaats worden door Burgemeester en
Wethouders in hun praeadvies bedenkingen gemaakt
tegen de goede werking van het leekenelement in
de rechtspraak. Zij betwijfelen het of de proef, geno
men met de leekenreehtspraak bij de raden van beroep
voor de ongevallenwet, wel in allen deele als geslaagd
mag worden beschouwd.
Motieven voor deze hunne meening worden door
Burgemeester en Wethouders niet aangevoerd, en zonder
twijfel zullen dan ook tegenover de meening van
Burgemeester en Wethouders hieromtrent deskundige
adviezen kunnen gesteld worden van juist tegengestelde
strekking.
Wanneer dan ook Burgemeester en Wethouders van
meening zijn, dat juist zij, door hunne bekendheid
met de gemeentelijke bedrijven, als het ware de aan
gewezen personen zjjn 0111 te beoordeelen, wanneer en
hoe straffend moet worden ingegrepen dan zal ook
wel niemand hunne meening bestrijden op grond daar
van, dat zij zelf ook leeken zijn op het gebied der
rechtspraak, ducli wel op grond van de eenzijdigheid,
waarop recht wordt gesproken, en zooals boven meer
uitvoerig is behandeld. Au zeggen Burgemeester
en Wethouders in hun ongunstig praeadvies over het
gedane voorstel, dat in de praktijk gebleken is, dat
de tijd voor de invoering van een scheidsgerecht in
deze gemeente als nog niet gekomen beschouwd kan wor
den, en zij gronden deze bewering op hun zachtmoe
dig optreden, ook tegenover werkelijk ernstige ver
grijpen. Nu zal bij de drie voorstellers wel allerminst
het idee voorgezeten hebhen, dat Burgemeester en
Wethouders den werklieden geen goed hart toedragen.
Daarvoor zullen wel geen gronden zijn aantevoeren,
en uit zoodanige overweging zal dan ook wel liet
voorstel niet geboren zijn. Daarbij komt, dat men
met recht mag betwijfelen, of dergelijke opvatting
van Burgemeester en Wethouders wel de goede is.
Voor ernstige vergrijpen dient wel degelijk ernstig
gestraft te worden in geen geval kunnen de werk
lieden een recht doen gelden oj» een zachtmoedige
straf, maar wat zij wel recht van eischen hebben,
dat is een rechtvaardige straf. En om hun de zeker
heid te geven, dat de straf rechtvaardig is, daarvoor
is noodig, dat zij een beroep kunnen doen op derden,
274c