128
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
In de kosten van bestrating, rioleering, aanleg van gas- en waterleiding, zal door toepassing
van dezen straataanleg eene groote besparing worden verkregen.
Art. 5. Nieuw is in dit artikel de bepaling van verplichte demping van bestaande
slooten in of langs nieuw aangelegde straten. Do ondervinding leert in Leeuwarden voldoende
dat slooten, vooral in de nabijheid van complexen kleinere woningen gelegen, spoedig ver
vuilen en tot stankverspreiding aanleiding geven. Hoewel de voorgeschreven demping in
sommige gevallen in verband met eigendomsrechten tot moeielijkheden aanleiding zal kunnen
geven, schijnt het niet gewenscht deze in eene bouwverordening te trachten te ondervangen.
Het slot van het artikel voorziet voldoende in gevallen, waarbij groote bezwaren
tegen de toepassing van het voorschrift bestaan. De bouwondernemer moet zich met de
eigenaren van aanliggende gronden verstaan.
Art. 6. De tot nog toe voor overdracht van straten door de gemeente geëischte
bijdrage is verlaagd om stadsuitbreiding door particulieren meer mogelijk te maken. Ook is
getracht een middel te vinden tot tegemoetkoming aan particulieren, die willen meewerken
tot stichting ook van goedkoopere woningen. De bijdrage per M2. bestrate weg voor 3e
soort woonstraten kan gevoegelijk met die voor 2de soort straten worden gelijk gesteld, omdat
in verband met de breedte der bestrating voor de 3e soort toch reeds slechts per M'. gevel
breedte het halve bedrag wordt bijgedragen. Bovendien zullen de smalle straten door het
verkeer met handwagens allicht evenveel onderhoud vergen als de breedere.
De totale vrijstelling van de bijdrage van bouwvereenigingen in den zin der Woning
wet, zooals door de Gezondheidscommissie wordt voorgesteld, is niet 'in 't belang van de
gemeente. Het Rijk verleent aan die vereenigingen financiëele faciliteiten, aangeduid in art.
33 en volgende der Woningwet, waardoor deze toch reeds in gunstiger conditiën dan gewone
bouwondernemingen komen.
Art. 7. De bedoeling van het artikel is, dat als regel de gebouwen worden gesteld
noch vóór, noch achter de aangewezen lijn, om een regelmatige bouworde te bevorderen.
Art. 8 voorkomt het bouwen aan nauwe straten, sloppen en binnenplaatsen, met
veelal nauwe toegangen. Voor 3e soort woonstraten met slechts 2.50 M. breedte der bestra
ting moet nochtans een uitzondering worden gemaakt. De afwijking zal o.a. kunnen worden
toegepast bij voorgenomen uitbreiding van bestaande hofjes in den goeden zin van het woord,
gestichten van weldadigheid of andere inrichtingen van openbaar nut.
In 't belang van het verkeer is evenzeer noodig de afschuining of afronding van een
gebouw, waarvoor een open erf ligt.
Art. 12 eischt in 't belang van goede toetreding van licht en lucht bij elk nieuw
gebouw eene voldoende open ruimte en belet het volbouwen van de bouwblokken, waardoor
de achterzijde van het gebouw van lucht en licht verstoken blijft.
Art. 13. Door het opnemen van de aan Burgemeester en Wethouders toegekende
bevoegdheid om van het voorschrift vrijstelling te verleenenkan in voorkomende gevallen
aan gerezen bezwaren worden tegemoet gekomen.
Art. 14. De tot nog toe gevorderde hoogtegrens bij 't bouwen bepaalde zich alleen
tot de gevels.
Daar meermalen getracht wordt hieraan te ontkomen, is een limiet bepaald voor de
geheele hoogte van 't gebouw.
Art. 15. In dit artikel is een twijfel opgeheven, die bij de analoge bepalingen in de
bestaande bouwverordening bestond, welke beteekenis nl. aan het voorschrift betreffende de
oppervlakte van het gebouw moest worden gegeven. Hier is duidelijk de bedoeling weer
gegeven, dat de minimum oppervlakte van 30 M3. alleen betrekking heeft op den beganen
grond en voor de gezamenlijke bewoonbare ruimte op beganen grond en verdieping een
LÏ r
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den G emeenteraad van Leeuwarden, 1905. Bijl. 710. 14.
minimum van 40 M2. verplichtend is, behoudens de vrijstelling, die o.a. meer zal kunnen
worden toegepast op woningen in gestichten van weldadigheid en andere dergelijke inrich
tingen. Het is niet duidelijk waarom, gelijk de Gezondheidscommissie wil, dispensatie juist
van deze voorschriften aan Burgemeester en Wethouders zou moeten worden ontzegd. De
noodzakelijkheid, om in een bepaald geval van den algemeenen regel af te wijken, zal zich
kunnen voordoen; men mag aannemen dat het uitvoerend gezag met voorzichtigheid van zijn
recht zal gebruik maken.
Art. 16. Hoewel de wenschelijkheid van niet te steile trappen in woningen volmondig
wordt erkend, moeten niettemin de eisclien niet te streng worden gesteld, omdat in kleine
woningen de trap toch reeds veel ruimte in beslag neemt. Een trap voor eene verdiepings
hoogte van 3 M. met 0.23 M. aantrede zal horizontaal eene lengte van 3 M. overdekken
en de beschikbare ruimte in de woningen aanmerkelijk beperken.
Artt. 18 en 47. Met het te Leeuwarden bestaande faecaliënafvoerstelsel is het van
belang, dat privaten in de woningen goed worden geventileerd en van woonvertrekken worden
afgescheiden, om binnentreden van stank in de huizen zooveel doenlijk te voorkomen.
In grootere huizen is het gewenscht, afwijking van de bepaling te kunnen toestaan,
o.a. voor privaten, die een tijd-elijk karakter dragen.
Art. 19. Sommige verordeningen schrijven voor nieuwbouw imperatief aansluiting
aan de waterleiding voor hier is den eigenaar vrijheid gelaten de wijze van watervoorziening
te kiezen, met de bepei'king echter, dat de aansluiting aan de waterleiding kan worden
voorgeschreven, b.v. in huizen waarvan de dakbedekking voor de gezondheid schadelijke
stoffen in het daarop vallend regenwater kan brengen.
Het slot van het artikel tracht te voorkomen, dat medegebruikers van eene gemeen
schappelijke watervoorziening elkaar het gebruik onmogelijk maken.
Art. 21 4e lid is opgenomen, omdat de ondervinding heeft geleerd, dat de brandbare
dakbedekkingen op aaneengebouwde huizen ingeval van brand tot groote uitbreiding daarvan
aanleiding kunnen geven. Door de bepaling wordt elk der huizen tot boven het dak
brandvrij geisoleerd.
Art. 30, gelijk het voorkomt in het aan de Gezondheidscommissie aangeboden ontwerp,
schijnt bij nadere beschouwing in dit hoofdstuk niet thuis te behooren en is naar elders
(zie art. 48) overgebracht.
Art. 30 le lid. Tegen gebruiken van onzuivere materialen voor isoleerlaag is in dit
lid voldoende gewaakteene zuivere zandlaag ter dikte van 0.20 M. is te gering om vege-
tatiën tegen te gaan sintels worden in Leeuwarden als isoleer-materiaal algemeen toegepast.
Het 2e lid is noodig, omdat de ondervinding leert, dat voor fundeeringen der gebouwen
veelal minderwaardige materialen worden gebruikt en spoedig uit het gezicht worden ge
werkt. Het zal ook voorkomen, dat benedenvloeren worden gelegd, zoodat moeielijk kan
geconstateerd worden, dat de in dit art. voorgeschreven isoleerlaag is opgebracht.
Art. 31. Het slot van het le lid is opgenomen om den bouwondernemers gelegenheid
te geven andere waterdichte materialon voor muren en trasraam te gebruiken. Men denke
hierbij aan cementbetoncementijzer-constructiënasfaltafdekking en dergelijke.
Art. 32. Het le lid van het art. is, in algemeene bewoordingen gesteld, omdat tegen
woordig behalve hout zeer goede andere materialen voor vloeren bestaandie eveneens toe
passing kunnen vinden. Hieronder zij vermeld houtgraniet en dergelijke mengsels van niet ge
publiceerde samenstelling, waarvan goede dichte vloeren zijn te maken.
Art. 34. De bepalingen van dit artikel waken o. a. ook tegen gehoorigheid en brand
gevaar van aaneengebouwde woningen.
Het is niet wenschelijk geoordeeldwaar van afmeting van één steen sprake is, deze
afmeting in cijfers uit te drukken en vast te stellenhet verschil tusschen de steensoorten
is daarvoor niet groot genoeg.
129