Bijlaqe no. 6. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1900. mjL no. VERORDENING tot regeling van de be noeming, bezoldiging enz. van de werklieden, in dienst bij de gemeen telijke gasfabriek, de gemeente reiniging en de gemeentewerken. Aan den Rn ad. Mijne Hoeren Door Uwo vergadering is den 9 Januari j 1. de volgende motievoorgesteld door don heer Burgeraangenomen „De Raad, „overwegende dat het wensohelijk is 0011 alge- „meen reglement samen te stollen, rogelende don „rechtstoestand van allo werklieden in dienst dor „gemeente en na to gaan of het aanbeveling ver dient, zoodanig reglement mede toepasselijk te „maken op andere ambtenaren in dienst dor ge- „meente of wel do rechtspositie dezer personen bij „oen afzonderlijk reglement to regelen; „overwegende dat de vraag, of de instelling „van een scheidsgerecht wensohelijk is, behoort „te worden behandeld bij en in verband met do „vaststelling van hot werklieden reglement „noodigt Burgemeester en Wethouders uit een „reglement ol reglementen als in de eerste over weging bedoeld to ontwerpen en den Raad tor „vaststelling aan te bieden; „houdt de behandeling van het voorstel dor „hoeren Koopmans c.s. aan tot de behandeling dor „ingevolge deze uitnoodiging to verwachten ont werpen." Do opdracht in bovenstaande motie vervat is door ons met gemengde gewaarwordingen ontvan gen. Aanvankelijk bestond eene neiging om, waar door den Raad het verlangen naar con werk lieden - en ambtenaren-reglement werd uitgesproken, het ontwerpen van een dergelijk reglement dan ook, in den geest van de in dezelfde vergadering ingediende motie-Besuijen,aan eene commissie uit zijn midden over te laten, omdat van Burgemeester en Wethouders bezwaarlijk een voorstel, dat do instemming van den Raad zou kunnen verwerven, mocht worden verwacht. Vooreerst toch gaat do motie kennelijk van de bedoeling uit deze zat al thans bij den voorsteller voor dat in het regle ment bepalingen omtrent een scheidsgerecht zullen moeten worden opgenomen, terwijl ons oordeel omtrent de wensohelijkheid van dergelijke bepalin gen voldoende bekend kan zijn, doch in de tweede plaats, omdat naar de meening van ons college, de rechtstoestand van de werklieden reeds naar belmo ren in ons besluit van den 18 Augustus 1900 (go meenteblad 1900 no. '23), zooals het later is gewijzigd (gemeentebladen 1903 nos. 2 en 0), is geregeld. Zou den door ons thans aanvullingen en verbeteringen worden voorgesteld, dan mocht ons college allicht het verwijt treffen die wijzigingen niet intijds in het besluit zelf te hebben aangebracht. Deschijn van een dergelijk verwijt nu wenscht ons college niet op zich geladen te zien, omdat het nog steeds van meening is dat inderdaad in het boven genoemde besluit de onderwerpelijke aangelegenheid voldoende is geregeld. Gelijk door den heer van Ket- wich Verschuur in de zitting van den 9en Januari reeds werd opgemerkt, is dat besluit een uitvloeisel van Uw votum van don 10 Juli 1900. Nimmer is van uit den Raad eene stem opgegaan, als zou door Burgemeester en Wethouders daaraan eene uit voering strijdig mot zijn inhoud of zijn geest zijn gegeven, hoewel de door ons getroffen regeling in het gemeenteblad geplaatst en dus te zijnor kennis is gekomen. De praktijk heeft bovendien de bruikbaarheid ervan ten volle bevestigd, eene bruik baarheid, stilzwijgend ook erkend door de li.li. Koopmans c.s. die toch ongetwijfeld niet de in stelling van een scheidsgerecht zouden hebben voorgesteld en de inrichting daarvan zouden hebben uitgewerkt, zoo zij niet overtuigd waren geweest dat do bestaande regeling van de benoeming, be zoldiging, schorsing enz. der werklieden geen voor afgaande herziening had behoefdeene bruikbaar heid eindelijk, ook erkend door alle werklieden in dienst der gemeente, die niet onbekend zijn met den inhoud van gemeenteblad 1900 no. 23 en door hunne vakvoreeniging thans wel de instelling van een scheidsgerecht, niet voorstellen tot wijziging of aanvulling dor bestaande bepalingen deden bepleiten. Waar nu uit de discussie van den 9cn Januari gebleken is, dat het meergenoemde besluit niet allen leden even duidelijk voor oogen staat, ton minste aan den voorsteller der motie zei ven ten eenon male onbekend was, daar heeft nadere overweging ons er ten slotte toe geleid, ingevolge de in die motie neer gelegde uitnoodiging, de tot dusver van ons uit gegane regeling U ter vaststelling aan te bieden. Wij mogen vertrouwen, dat kennisneming van hare bepalingen, althans de meerderheid Uwer veigadering van het besef zal kunnen doordringen, dat daarin aangaande don rechtstoestand der ge meentewerklieden inderdaad op alleszins voldoende wijze regelen worden gegeven. In voldoening aan eene door ons medelid, den heer Hijlkema, aan den hoer van Ketwich Verschuur

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1906 | | pagina 37