Bijlage no. 14.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 19Oh.
en in het zesde en het elide lid van voornoemd
artikel voor het cijfer „800" te lezen „400."
II. deze wijziging in werking te doen treden den
len Juli 1900.
III. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen
te zijner tijd de vereischte financiëele voorstellen ter
zake te doen.
IV. aan het bestuur der afdeeling Friesland van
den Nederlandschen Bond van gemeente-ambtenaren
in antwoord op zijn adres te doen weten, dat in lut
algemeen daarop afwijzend moet worden beschikt
doch dat nochtans de minimum-jaarwedde der klerken
van 900 op ƒ400 zal worden verhoogd.
Leeuwarden, 14 Maart 1900.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
Z1MMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901 3. Bijl no14.
WIJZIGING der verordening op de
jaarwedden enz. van het onder
wijzend personeel der openbare
lagere scholen.
Aan den Raad.
Mijne Heer en
Bij adres van Januari dezes jaars, vergezeld van
een breed opgezette toelichting, verzoekt het bestuur
der afdeeling Leeuwarden en omstreken van den Bond
van Nederlandsche Onderwijzers eene betore salari-
eering der klasseonderwijzers, betaling van het getal
lesuren, dat door het met het handwerk-onderwjjs
belaste personeel meer wordt gegeven dan door de
andere onderwijzers en hoogere tegemoetkoming in
woninghuur.
Ten aanzien van het eerste en het laatste punt,
de bezoldiging en de tegemoetkoming in de huur,
worden, al naar mate dit voor de redeneering te pas
komt, in de toelichting vergelijkingen getroffen met
de regeling in andere gemeentenAmsterdam, Mo-
naldumadeel en Rauwerderhem worden eenerzijds als
voorbeeld gesteld; anderzijds wordt aan Leeuwarden
verweterr dat het in dit opzicht op ééne lijn staat met
Bunschoten, Langerak en meer dergelijke. Op het
eerste gezicht zullen soortgelijke redeneeringen bij
den oppervlakkigen lezer het beoogde effect zeker niet
nalaten te bewerken, doch gevraagd mag worden, of
aldus niet te ceel en daardoor niets wordt bewezen,
omdat aan eene vergelijking met zeer groote stedelijke
en met uitsluitend plattelands-gemeentenieder met
hare van Leeuwarden zoo zeer verschillende plaatse
lijke omstandigheden en behoeften, ten eenenmale elke
waarde moet worden ontzegd.
Be bewijsvoering in de toelichting, waar het ten
slotte op aankomt, is het betoog, dat het minimum-
salaris te gering is voor den jongen onderwijzer, die
zijn hoofdacte nog moet halen en dat hij aldus te
spaarzaam moet rondkomen. „Daarom moet de ge
meente hem in staat stellen, om niet al te bekrompen
het gebouw der opleiding te voltooien". Voorts dat
evenzeer, nadat de onderwijzer geleidelijk in het genot
van de verhoogde bezoldiging gekomen is, zijn in
komen, met het oog op de eischen, die hem als hoofd
van een gezin, als man van studie, als deelnemer aan
de vakbeweging worden gesteld, onvoldoende is te
noemen, bewijze een als bijlage bij het adres gevoegde
staat van uitgaven. Eindelijk dat, de hooge huren te
Leeuwarden in aanmerking genomen, de daarvoor
toegekende vergoeding te laag is.
Zich tot deze punten bepalende heeft de Commissie
van Toezicht op het Lager Onderwijs, wier advies
wij ter zake inwonnen, eene vergelijking opgezet met
twaalf steden van ongeveer dezelfde grootte als do
onze en waar de levenseischen over het algemeen dus
ook dezelfde zullen zijn als hier, waaruit bljjkt (wij
citeeren hier het rapport der commissie)
1. dat voor onderwijzers zonder hoofdakte de
aanvangsjaarwedde iu geen dier gemeenten hooger,
daarentegen in 9 dier gemeenten lager is, terVvijl de
maximum-jaarwedde eveneens in geen dier gemeenten
hooger, daarentegen in 8 dier gemeenten lager is;
2. dat voor onderwijzers met hoofdakte de aan
vangsjaarwedde in 2 dier gemeenten hooger, daaren
tegen in 7 dier gemeenten lager is, terwijl de maxi
mum-jaarwedde in 2 dier gemeenten hooger, daaren
tegen in 4 dier gemeenten lager is
•3. dat de maximum-jaarwedde door onderwijzers
zonder hoofdac e in 9 dier gemeenten eerder en in
geen dier gemeenten later en door onderwijzers met
hoofdakte in 7 dier gemeenten eerder en in 1 later
wordt bereikt;
4. dat de gehuwde onderwijzers in 5 dier ge
meenten een hoogere en slechts in 1 een lagere
vergoeding voor huishuur ontvangen.
De conclusiesdie dc commissie uit het boven
staande trekt, zijn tevens de onze. Wat de aanvangs-
en de maximum-wedden betreft, kan onze gemeente
gerust de vergelijking met hare zustersteden door
staan. Voor verhooging daarvan kunnen wij dus geen
termen vinden. Do onderwijzer, die na de behaalde
lagere akte zijn loopbaan begint, staat over 't alge
meen iu bezoldiging inderdaad niet lager dan deniet
hem in positie gelijk te stellen ambtenaren in andere
takken van gemeentelijken- of Rijksdienst, integen
deel, zijn jeugdigen leeftijd in aanmerking genomen,
kan gezegd worden dat, dank zij de zorgende hand,
welke do Rijkswetgever over deze categorie van ,re-
meente-ambtenaren heeft uitgestrekthij oen salaris
geniet, dat door zijne tijdgenooten van gelijke ontwik
keling slechts zelden zal worden bereikt. Hem, die do
kosten, verbonden aan zijne opleiding, reeds grooten-
deels gedragen zag door de gemeenschapook nog
van gemeentewege geldelijk in de gelegenheid te stel
len tot verdere studie zou een stap zijn iu eene
richting en van zóó ver strekkende conseijuentiëii als
Uwe vergadering met ons ongetwijfeld niet zal willen
doen. Evenmin zouden wij de opklimming tot het
maximum gemakkelijker willen maken dan gelijk de
regeling nu luidt want in den regel zullen het de
flinkste onderwijzers niet zijn, die na 5, 10 jaren het
nog niet tot de hoofdakte hebben gebracht en het
verdient daarom geene aanbeveling den prikkel te
verzwakken, die in de betere bezoldiging van de on
derwijzers met dc hoofdakte gelegen is.
Deze laatsten vormen de grootste categorie der ge
huwde onderwijzers en op grond van wat in het adres
7