230 231 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeonteraad van Leeuwarden, 1907. Art. 23. IJzeren hekken. Behoudens het bepaalde bij het 3e lid moeten de voor de verschillonde perceelen tusschen rooilijn en weg gelegen ruimten, onderling en van den weg gescheiden worden door ijzeren hekken, waarvan de teekening en de samenstelling door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd. Deze ruimten moeten als tuin of grasveld worden aangelegd, onderhouden en gebruikt. Voor zoover deze ruimten 1.50 meter diepte hebben, moeten zij als stoep worden aangelegd en onderhouden en mogen hierop geen hekken worden geplaatst. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 24. Gevelhoogte. De gevelhoogte der te stichten gebouwen moet ten minste bedragenacht meter op de bloksge- deelten XII c, XIII c, XV c en XVI a voor zoover de gevels daarop zullen gebouwd worden langs de Emmakade en het Emmaplein en vijf meter op alle overige blokken en bloksgedeelten. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 25. Oppervlakte woning. De te stichten woonhuizen moeten voor het door één gezin te bewonen gedeelte ten minste eene oppervlakte hebben van 75 vierkante meter op de blokken en de deelen van blokken, waarvoor in art 24 de gevelhoogte van ten minste acht meter wordt gevorderd 50 vierkante meter op de overige blokken en bloksgedeelten. Onder deze oppervlakte mogen geen zolders of andere, tot berging dienende ruimten, gerekend worden en ook geen zolderkamers, die minder dan 2.50 M. verdiepingshoogte hebben. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 26. Peil. De bovenkant vloer van den beganen grond in de tot woning in te richten gebouwen moet ten opzichte van de as van den voorliggenden weg ten minste eene hoogte hebben van a. 0.30 M. voor die huizen, waar de rooilijn is bepaald op 1.50 M. uit den weg b. 0.45 M. voor die waarvan de rooilijn is be paald op 4 of 5 M. uit den weg. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. HO. 10. De hoogten van wegen, welke nog niet zijn aan gelegd, wordt op aanvrage door Burgemeester en Wethouders aangewezen. Zoodra aan een der ge projecteerde wegen een gebouw uitwendig voltooid is, overeenkomstig de door Burgemeester en Wet houders goedgekeurdo plannen, zullen deze op een daartoe strekkend verzoek een begin maken met den aanleg van dien weg. Art. 27. Schuttingen enz. Voor zooverre in de voorgaande artikelen niet anders is bepaald, zal voor de toepassing van art. 690 van het Burgerlijk Wetboek do hoogte der muren of heiningen van welken aard ook, dienende tot afscheiding van opene naburige erven, worden bepaald op één meter en negentig centimeter. Ingeval eigenaren van nevens- of achter elkander gelegen perceelen hot over de wijze van afscheiding der perceelen niet eens kunnen worden, moot zoo danige scheiding op gemeene kosten gemaakt en onderhouden worden en bestaan uit het vroeger beschreven ijzeren hek en overigens uit een houten schutting, hoog één meter en negentig centimeter, gemeten uit oen gemiddelden bovenkant der nevens elkander gelegen opene erven. Die schutting moet worden gemaakt van vuren planken, zwaar drie centimeter, behalve de grond plank welke van Amerikaansch grenen hout moet zijn, alle gespijkerd tegen palen van Amerikaansch grenen hout, zwaar tien bij twaalf centimeter, lang drie meter, die op afstanden van twee meter en om den anderen op ieders erf moeten geplaatst worden. Do schuttingen en palen moeten aan alle kanten twee malen worden gegrondverfd. Wanneer aan do eene of andere zijde van een terrein een ijzeren hek of schutting of een gedeelte daarvan bestaat, moet do kooper of erfpachter de helft der waarde van het bestaande aan den eice- naar daarvan vergoeden en voor de helft in het voortdurend onderhoud ervan bijdragen. Indien partijen het over do waarde van bestaande afscheidingen niet eens kunnen worden, zullen zij ten hunnen koste die waaide doen bepalen door drie deskundigen, ter wederzijde een, en de derde door den kantonrechter te benoemen. Waar de perceelen grenzen aan terreinen, eigen aan de Gemeente, moeten de kosten der to maken scheidingen, zoowel als het onderhoud daarvan, geheel worden gedragen door de eigenaren van die perceelen. Art. 28. Teekening en. óór tot het stichten van gebouwen, afsluitingen van terreinen enz. wordt overgegaan, zullen aan Bur gemeester en Wethouders plattegrond-, gevel-, en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 115