Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. teekend, is bij het bedrag, dat met den nieuw bouw zou heengaan, nog niet eens met verplaatsing der watergasfabriek, noch met aankoop of beschik baarstelling van terrein rekening gehouden, zoodat de som nog aanmerkelijk zal moeten worden ver hoogd. Daartegenover staat echter dat het terrein van de oude fabriek zou vrijkomen, dat als bouw grond geacht mag worden een beduidende waarde te vertegenwoordigen. Kort samengevat zijn de voorgestelde vernieu wingen de volgende Opruiming der op het terrein verspreide kleine kolenbergplaatsen, voorloopige inrichting der vrij komende kleine stokerij als zoodanig en versterking der groote kolenloodsen. Aanwijzing van een terrein bij den vijfden gas houder als cokesbergplaats. Inrichting der groote stokerij voor 10 negen- retorts-volgeneratorovens. Bijplaatsing van een stel condensors. Overbrenging van het voor twee stoomketels in te richten ketelhuis naar het thans mede als kolen- opslagplaats gebezigde gebouw ten zuiden der stokerij. Betere plaatsing van nieuwe exhausters en reini- gings-inrichtingen in een nieuw machinelocaal ten noorden van het zuiverhuis en van nieuwe zuiver- kisten in het te vergrooten zuiverhuis. Aanschaffing van een grooteren fabrieksmeter en uitbreiding der meterkamer. Plaatsing van een nieuwen gashouder, inhoudende 10.000 M". op het terrein der watergasfabriek met opruiming der vier bestaande kleine gashouders, waarvan een der vrijkomende kuipen wordt inge richt voor teer- en ammoniakwaterput. Inrichting van een reservoir vóór de machinekamer waar het teer- en ammoniakwater wordt gescheiden. Aanschaffing van een nieuwen regulateur en voor regulateur en onderbrenging der regulateurskamer met kranenkamer voor in- en uitlaat der drie gas houders en bazenkamer in een nieuw gebouwtje op de plaats van den tweeden gashouder. Muur- en straatwerken. Gelijk door de Commissie wordt becijferd, wegen de rente en aflossing van het aldus in de fabriek vast te leggen kapitaal op tegen de van de ver nieuwingen te verwachten besparingen op onkosten en tegen de voordeelen in de voortbrenging van het gas en de bijproducten. Voor de nadere uiteen zetting daar van verwijzen wij naar haar advies. Dit advies gaat met den Directeur voorts uit van het standpunt, dat eene aanvankelijke maximum etmaalproductie van 20.000 M3. kool- en 10.000 M3. wateigas, of ruim het dubbele van de tegenwoordige behoefte, voor een komend tijdvak van 25 jaren voldoende is. Ten einde na te gaan of bij eene geleidelijke ontwikkeling van Leeuwarden in de eerstvolgende jaren daarmede aan de vraag behoorlijk het hoofd geboden kan worden, diene men eene waarschijnlijk heidsberekening op te zetten van de toeneming zoowel der bevolking als van het gasverbruik per inwoner. Houdt men rekening met de stijging der bevol kingstoeneming over de laatste vijf tienjarige tijd vakken en meet daarnaar de toekomstige stijging af, dan verkrijgt men het volgende staatje De bevolking is toegenomen, de toeneming ge rekend naar het aanvangsjaar van elk tienjarig tijdvak, van 1857 op 1867 met 1406 zielen of met 58 per 1000 1867 1877 1812 71 1877 1887 2378 87 1887 1897 2135 72 1897 1907 3191 100 Gerekend naar het gemiddelde der beide laatste en naar de gemiddelde toeneming over de laatste vijf decenniën zal zij toenemen van 1907 op 1917 met 94 per 1000bevolking 38060 1917 1927 102 41936 1927 1937 110 46556 1937 1947 118 52054 1947 1957 126 58606 Een andere berekening, die de Commissie volgt, laat de bevolking accresceeren in dezelfde mate als de laatste 40 jaar, zijnde gemiddeld per 10 jaar met 2379 zielen. Aldus geschat, zal Leeuwarden tellen in 1917 37168 inwoners. 1927 39547 1937 41926 1947 44305 1957 46684 Eene raming van de toeneming van het gasver bruik per inwoner is uit den aard der zaak echter aan de inwerking van onderscheidene factoren onderhevig, die bij de opzetting der bovenstaande bevolkingsstatistiek geen rol spelen. Zoo kunnen de verbetering der gastechniek, gewijzigde inzich ten in wat als prijs voor het product bedongen mag worden, de mogelijke verdringing door goed- koopere en andere lichtsoorten en nog vele derge lijke meer invloeden teweeg brengen, waarvan de gevolgen onmogelijk zijn te berekenen en die elke statistiek onherroepelijk in de war sturen. Boven dien is een onbeperkt accres hier niet denkbaar. Laat men alle factoren buiten spel, die in ongun- stigen zin op het gasverbruik werken, dan mag, met inachtneming van de elders opgedane ervaring, op een verbruik van 150 H3. per hoofd der be volking als het maximum worden gerekend, het geen in 1937 volgens den eersten en in 1957 naar den tweeden bevolkingsstaat een gemiddelde etmaal- productie vereischt van 19.180 M3., of, met toe passing der verhouding, waarin de gemiddelde tot de maximum-voortbrenging per 24 uur staat en 302 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. 110. SO. waarbij het jaar op circa 200 etmalen mag wor den gesteld, een maximum etmaalproductie van 35.000 M3. Indien derhalve door de Commissie wordt voor gesteld van de te vernieuwen fabriek ten hoogste eene dergelijke etmaal-voortbrenging te vergen, dan is met een inrichting van die capaciteit Leeuwarden, zooals het zich thans laat aanzien, voor de komende 30 a 50 jaar ongetwijfeld geholpen. Het komt echter niet noodzakelijk voor om de fabriek reeds dadelijk op dat productievermogen in te richten, doch op iets meer bescheiden voet te beginnen en naar gelang van omstandigheden pas tot verdere uitbreiding over te gaan. Gelijk reeds is vermeld, is in het plan der Commissie daarop ook gerekend. Met haar zijn wij van meening dat het treffen van deze door haar aanbevolen en dringend nood zakelijk geachte voorzieningen niet behoeft te worden opgeschort door de inmiddels door haar aanvaarde opdracht, om een fundamenteel onderzoek in te stellen naar de levensvatbaarheid eener electrische centrale in deze gemeente. Gelijk steeds van des kundige zijde wordt vernomen en door de praktijk wordt bewezen, heeft het bestaan eener dergelijke inrichting elders nimmer een nadeeligen invloed op het gasverbruik uitgeoefend. Er is geen reden om aan te nemen dat het hier, komt eenmaal de centrale tot stand, niet evenzoo zal gaan, althans zal, al wordt ook van haar minder gevergd dan zonder het bestaan eener electriciteits-fabriek, eene gasfabriek in de eerste jaren wel niet kunnen worden ontbeerd. Mag dit als vaststaande worden aangenomen, dan toont het vorenstaande genoegzaam aan, dat ook in de tegenwoordige omstandigheden en zooals thans ten aanzien van de eventueele stichting eener elec trische centrale de zaken staan, de vernieuwing der gasfabriek niet achterwege kan blijven en kan het van de aangeboden plannen slechts als een voordeel worden beschouwd, dat deze in gedeelten mogelijk en uitvoerbaar is. Met vertrouwen raden wij U dan ook aan tot de verwezenlijking dezer plannen mede te werken, zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten in afwachting van hunne nadere voorstellen ten aanzien van de op de begrooting aan te wijzen uit gaaf, Burgemeester en Wethouders voor de ver nieuwing der gemeentelijke gasfabriek op de wijze als dit in het schrijven der Commissie voor die fabriek, ingekomen 15 Augustus 1907, met bijge voegde begrooting en in de begrootingen van den Directeur der Gemeentewerken van 7 Juli te voren is uiteengezet, een crediet te verleenen van ƒ313,530. en hen te machtigen ter zake dier vernieuwing het noodige te verrichten. Leeuwai'den, 28 September 1907. ZIMMERMAN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 303

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 151