Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
Art. 4, eerste lid. De toevoeging strekt om den Raad de bevoegdheid te geven voor te schrijven
met welke straten de verbinding moet plaats gebben.
Art. 4, vierde lid. Toekenning van de bevoegdheid om dispensatie te verleenen wordt wenschelijk
(nieuw), geacht.
Art. 5, voorlaatste en Het verbod om gebouwen te stichten binnen den afstand van 25 M. uit slooten,
laatste lid. die krachtens door den Raad verleende ontheffing niet gedempt behoeven te worden,
is opgenomen, ten einde vervuiling der slooten achter het bouwterrein zooveel mogelijk
te voorkomen. Dat door deze bepaling aan het bouwen een te groote belemmering in
den weg zou worden gelegd, gelijk door de Gezondheidscommissie wordt gemeend, behoeft
niet te worden gevreesd. In alle geval weegt tegen deze belemmering het met het
verbod te verkrijgen voordeel van meer hygiënische toestanden wel op.
Waar dezerzijds op het behoud der 25 M. prijs wordt gesteld, schijnt het
onnoodig om het door de Gezondheidscommissie in overweging gegeven plaatsen
van schuttingen langs de slooten gebiedend voor te schrijven, daar toch de Raad,
die van het bepaalde bij de 2e alinea van dit artikel ontheffing kan verleenen,
geheel vrij is in het stellen van nadere eischen en in elk bijzonder geval zoo noodig
de verplichting tot het plaatsen van een schutting zal kunnen opleggen.
Art. 6, tweede lid.
De verplichting tot betaling der kosten van het van gemeentewege te houden
toezicht op den aanleg van particuliere straten werd tot dusver in elk voorkomend
geval bij de vergunning opgelegd en heeft bij de belanghebbenden nog nimmer
bezwaar opgeleverd. Het schijnt echter wenschelijk te dien aanzien in de verordening
een voorschrift op te nemen, dat de tot nu toe in de praktijk gevolgde handelwijze
sanctioneert.
Het denkbeeld der Gezondheidscommissie, om het bedrag dezer kosten te bepalen
op hoogstens 3.50 voor eiken dag of gedeelte daarvan dat toezicht gehouden wordt,
heeft niet onze sympathie, ook al niet, omdat bij gelijktijdige uitvoering van meer dan
één stratenplan, moeilijk zou zijn na te gaan, welk gedeelte door ieder der bouwers
in de kosten van toezicht zou moeten worden gedragen.
Art. 6, derde lid.
Art. 6, vierde lid.
Bij aanleg van straten eerste klasse zijn de kosten van toezicht wel verschuldigd.
Evenals thans zal ook voortaan de voldoening moeten geschieden binnen eene
maand nadat de straataanleg is voltooid. Vermits echter de praktijk heeft geleerd,
dat de concessionarissen meermalen na de voltooiing geen haast maken met de
betaling der verschuldigde bedragen, is in art. 3 laatste lid opgenomen het verbod
om de aan de aangelegde straten gestichte gebouwen in gebruik te nemen of te
doen nemen, zoolang de ontworpen straataanleg niet voltooid is niet alleen, maar
ook de betaling der gevorderde bedragen niet heeft plaatsgehad. Bij deze laatste bepaling
is het geldelijk belang van den concessionaris in hooge mate betrokken en er zal
derhalve een prikkel te meer aanwezig zijn om onmiddellijk na de opneming en goed
keuring der straten de verschuldigde bedragen te voldoen.
Art. 6, vijfde lid. De Gezondheidscommissie geeft in overweging om aan het slot van deze alinea
toe te voegen de bepaling, dat vrijstelling van de betaling der bijdrage in de kosten
van het voortdurend onderhoud mede kan worden verleend bij overdracht van be
staande straten, indien deze voldoen aan de in art. 4 gestelde eischen. Daargelaten
of een dergelijke bepaling wel zou passen in het systeem der Bouwverordening, die
uitsluitend aanleg van geheel nieuw te maken straten op het oog heeft, wil het ons
voorkomen, dat aan eene algemeene regeling, als door de Commissie bedoeld, geen be
hoefte bestaat: de Raad overweegt in elk bijzónder geval of en zoo ja, onder welke
voorwaarden, de hier bedoelde overname door de gemeente zal plaats hebben.
Opgemerkt zij, dat volgens de bepaling van het vijfde lid, van de betaling dei-
kosten van toezicht geen vrijstelling kan worden verleend.
98
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 4.
Art. 7, vierde lid.
Art. 8, derde lid.
Art. 12.
Het is gebleken, dat aan deze aanvulling behoefte bestaat.
Beoogt alleen verduidelijking der redactie.
Het voorstel der Gezondheidscommissie tot aanvulling van dit artikel, in dien
zin dat tusschen achtergevels van met de rugzijde naar elkaar gekeerde gebouwen
een vrije ruimte moet openblijven, is rijpelijk door ons overwogen. Wij hebben echter,
om den bouw, ten aanzien waarvan, mede in dit artikel, in vergelijking met vroeger reeds
vrij strenge eischen zijn gesteld niet nog bezwarender te maken, geen aanleiding
gevonden het voorstel der Gezondheidscommissie over te netnen.
Art. 15, tweede lid.
Art. 15, vijfde lid.
De verbinding met losse trappen moet als onvoldoende worden beschouwd.
De woorden „ter bewoning of" kunnen vervallen, omdat woonvertrekken reeds
eene hoogte moeten hebben van ten minste 3 M., (zie het vierde lid van dit artikel).
Art. 18, eerste lid.
Het is voorgekomen, dat een overigens aan de eischen der verordening voldoend
privaat werd aangebracht, zonder dat daarin een ton werd geplaatst. De aanvulling
strekt om zulks voortaan onmogelijk te maken en tevens om Burgemeester en Wet
houders de bevoegdheid toe te kennen omtrent de inrichting enz. van het privaat
voorschriften te ceven.
Art. 19, eerste lid.
De redactie is in overeenstemming gebracht met die van art. 18voor eene
school of eenig ander gebouw, niet tot woning bestemd, moet de eisch evenzeer
gesteld kunnen worden.
Art. 20, eerste lid.
(slot).
De tegenwoordige bepaling levert moeilijkheden op als de regenwaterbak, in
verband met het bepaalde bij het tweede lid, op tamelijk grooten afstand van de
woning moet worden aangelegd.
In overeenstemming met den wensch der Gezondheidscommissie is de redactie
van het eerste lid eenigszins veranderd overneming van het voorstel om de woorden
„dat op andere wijze dan uit de drinkwaterleiding wordt verkregen" uit het derde
lid te doen vervallen, werd overbodig geacht, omdat het onderzoek van het water
uit de drinkwaterleiding door den deskundige der gemeente geregeld plaats vindt.
Art. 38, eerste lid.
Voor kleine woningen is het meestentijds beter dat het afvalwater buitenshuis
in een kolk wordt opgevangen. Vandaar de toevoeging.
Art. 38, tweede lid.
De tusschenvoeging is gewensclit, omdat de leiding buiten het bouwterrein even
eens onder toezicht en naar genoegen van Burgemeester en Wethouders moet worden
aangelegd. De woorden „en naar genoegen" kunnen niet worden gemist, omdat de
controle alleen niet veel beteekent.
Art. 38, vierde lid.
(nieuw).
Met het oog op de moeilijkheden, die door belanghebbenden ondervonden worden
bij den voorgenomen aanbouw van woningen, niet in de nabijheid van een openbaar
water of van een gemeenteriool gelegen, meer in het landelijke gedeelte der gemeente
derhalve, is het wenschelijk voorgekomen de bevoegdheid tot het verleenen van vrij
stelling aan Burgemeester en Wethouders toe te kennen, gelijk reeds is geschied
ten aanzien van het voorschrift van het volgend artikel.
Art. 39, tweede lid.
Deze bepaling is gesteld in den geest van het raadsbesluit, dd. 14 Augustus 1906,
waarbij aan de Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs werd toegestaan in
het door haar gestichte gebouw eene inrichting te hebben, waardoor de urine recht
streeks in het riool werd geloosd.
99