Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
en Wethouders, alle andere ambtenaren en beambten
in handen van de commissie den eed of de belofte
af, dat zij getrouw en naar behooren hunne be
diening zullen waarnemen, geene gelden of giften
van de pandgevers zullen vorderen, inhouden of
aannemen boven hetgeen deze, krachtens dit regle
ment, verschuldigd zijn, en het geheim bewaren
omtrent de werkzaamheden der bank, uitgezonderd
tegenover de commissie van administratie en de
justitie.
Art. 13.
Eene instructie, door den gemeenteraad vast te
stellen, de commissie gehoord, regelt de werkzaam
heden der ambtenaren en beambten der bank.
Art. 14.
Jaarlijks in de maand Februari levert de com
missie aan Burgemeester en Wethouders een be
redeneerd verslag omtrent den staat der bank in.
Zij zendt jaarlijks vóór den eersten April aan den
gemeenteraad ter goedkeuring de rekening en ver
antwoording van de ontvangsten en uitgaven van
het vorig dienstjaar met de daartoe behoorende
bescheiden.
Art. 15.
Jaarlijks vóór den eersten October wordt dooi
de commissie aan den gemeenteraad ter goedkeu
ring aangeboden eene begrooting van uitgaven ten
behoeve harer administratie voor het volgend dienst
jaar, naar de voorschriften van Burgemeester en
Wethouders opgemaakt.
De posten dezer begrooting mogen zonder mach
tiging van den gemeenteraad niet worden over-
O O
schreden.
Geene uitgaven mogen plaats hebben voor zaken,
welke hare omschrijving in de begrooting niet vinden.
Art. 16.
De commissie van administratie draagt zorg voor
verzekering tegen brand van de gebouwen en de
aanwezige panden, in verhouding tot de geschatte
waarde daarvan, bij eene solide maatschappij.
De polissen worden aan Burgemeester en Wet
houders ingezonden.
Art. 17.
Het bedrijfskapitaal bestaat uit:
a. het eigen fonds der bank, voortgesproten uit
makingen en batige sloten der jaarlijksche reke
ningen, voor zoover deze niet strekken tot aflossing
van opgenomen gelden;
b. fondsen opgenomen van de gemeente, van
andeie instellingen of particulieren;
c. borgtochten door ambtenaren in contant geld
gesteld en in de kas der bank gestort.
130
5 Tl
Bijlage tot het verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 13.
Van het bedrag der sub c vermelde sommen
wordt aan de rechthebbenden eene jaarlijksche rente
van 4 percent vergoed.
Art. 18.
Do bank beoogt geen winst.
Mocht over eenig jaar winst zijn gemaakt en deze
niet moeten worden aangewend overeenkomstig het
bepaalde bij artikel 20 van het Koninklijk Besluit
van 31 October 1826, dan bepaalt de gemeenteraad,
tenzij de omstandigheden toepassing mochten vor
deren van artikel 19, 2e lid van genoemd besluit,
welke bestemming daaraan zal worden gegeven ten
bate der instelling.
Art. 19.
De inkomsten bestaan uit:
1. de interesten door de pandgevers te betalen;
2. het in het hulpkantoor te betalen administra--
tieloon
3. de winsten, die de verkochte panden opleveren,
voor zoover die niet door de rechthebbenden worden
opgevorderd
4. de bij den verkoop te betalen verhooging van
5 °/0 voor onkosten.
Art. 20.
De interesten, door de pandgevers te betalen,
bestaan uit:
a. een bewaarloon van 2 cent per panel, bij voor
uitbetaling te voldoen
b. eene rente bedragende per jaar voorpanden:
van 0.50 tot 50.—12
- 50.— - 100.—10 °/0
- 100.— - 150—8
- 150.en daarboven6
De rente wordt voor alle panden berekend bij
maanden en dagen, van den dag der beleening tot
en met dien der lossing, volgens de daarvan op
te maken interest-tabel.
Indien de rente, voor eene beleening verschuldigd,
minder bedraagt dan ééne cent, zoo wordt deze
voluit aan de bank betaald; de breuken zijn wijders
altijd ten voordeele van de bank, wanneer zij een
vierde cent te boven gaan.
Art. 21.
Zij, die van het hulpkantoor gebruik maken,
hetzij voor beleening, hetzij voor lossing, betalen
een administratieloon, bedragende voor ieder pand
beneden een gulden waarde 0.02y2 en boven die
waarde 0.05.
Art. 22.
De bank is voor het publiek op allo werkdagen
geopend, met uitzondering van den dag, waarop de
verkooping der niet afgeloste panden gehouden
wordt en den daaraan voorafgaanden dag,
131