250
251
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
wikkeling is daar zoo weinig sprake dat verscheidene
hoofden van scholen ten onzent, die hunne dochters
voor den onderwijzersstand willen opleiden, dezen
eerst met het oog op den breederen grondslag
die daar gelegd en den ruimeren gezichtskring, die
daar verkregen wordt, den cursus aan den middelbare
meisjesschool laten doorloopen. Dan eerst laten zij
haar aan het examen voor de akte lager onderwijs
deolnemen.
(Wij hebben hierbij overgelegd een schrijven van
den heer Boddé, hoofd van school no. 5 alhier,
tevens directeur der Rijksnormaallessen).
En in dat oordeel over de beteekenis en de
waarde van het middelbaar onderwijs, in dit geval
voor aanstaande onderwijzeressen bij het lager
onderwijs, stemmen de leden der examen-commis-
siën met genoemde hoofden geheel overeen.
Wat de Industrie- en huishoudschool aangaat, is
eene enkele vergelijking van het programma dezer
school met het programma der middelbare meis
jesschool voldoende om te constateeren, dat deze,
hoe voortreffelijk ook ingerichte, instelling toch
eene eigenlijk gezegde vakschool is.
Op school no. 12 wil men dan nog gewezen heb
ben. Het bestaan dier inrichting is echter nog te
kort van duur om uit verkregen resultaten een
gegrond oordeel af te leiden. Maar hoeveel goede
vruchten ze in 't vervolg van tijd moge opleveren,
het duldt wel geen tegenspraak, dat een kort tijds
bestek van 8 jaren, waarin behalve de moedertaal
nog drie nieuwe talen onderwezen worden, onmoge
lijk die vruchten kan opleveren, waarop de middel
bare school met 5-jarigen cursus ongetwijfeld wijzen
kan. Bovendien meer uitgebreid lager onderwijs
is nu eenmaal geen middelbaar onderwijs. Bij het
laatste komt niet het minst door de beoefening van
de letterkunde der moderne talen de eisch van
algemecne ontwikkeling eerst tot zijn volle recht.
Kiest men met het oog op de gewenschte en ver-
eischte beschaving der vrouw het eerste, meer uit
gebreid lager, dan laat men het peil eenige graden
dalen, dan gaat men ettelijke schreden achteruit.
Men besnoeit, zonder er iets voor in de plaats
te geven, dat het ontbrekende aanvult. In plaats
van het verschil te vereffenen, dat nog maar al te
zeer op intellectueel gebied tusschen jongens en
meisjes bestaat, werkt men aan de bestendiging van
dat verschil mede en verhindert alzoo de vrouw
de waardige evenknie van den man te worden.
Kan derhalve eene verwijzing naar Normaal-inrich
ting, Industrie- en huishoudschool of school no. 12
als surrogaten voor het middelbaar onderwijs niet
ernstig gemeend zijn, dan verwijst men naar de
Rijks hoogere burgerschool. Daar zijn nu toch al
een 40 a 50 meisjes. Zoo is het. Vergeten we
Dit schrijven is niet gedruktmaar ligt op de ge
wone wijze voor de leden van den Raad ter visie. (Noot van
Burg. en Weth.).
hierbij niet, dat er onder dezen gevonden worden,
die eerst de 3-jarige jongensscholen te Harlingen en
te Heerenveen hebben bezocht en nooit op de meis
jesschool zouden gekomen zijn.
De wetenschap, dat aan het eind-diploma der
Rijks hoogere burgerschool eenige voorrechten
verbonden zijn, heeft de ouders van een zeker getal
meisjes deze school boven de middelbare meisjes
school doen verkiezen. Mocht echter eene door
ons aan te bevelen reorganisatie dezer school de
meisjes in de gelegenheid stellen om genoemd diploma
te verkrijgen zonder dat zij den geheelen cursus dei-
rijksschool doorloopen, dan zouden ongetwijfeld
diezelfde ouders voor hunno dochters de voorkeur
geven aan eene meisjesschool boven eene met ge
mengde bevolking.
Wij laten nu do vraag onbeantwoord, of het Rijk,
dat op elke aanvraag voor een meisje op de Rijks
school zijne toestemming moet verleenen, op den
duur, nu de belangrijke uitbreiding der school
lokalen haar maximum schijnt bereikt te hebben
op alle aanvragen gunstig zal blijven beschikken.
Het wil ons voorkomen, dat er nu alle klassen
reeds in parallel-afdeelingen gesplitst zijn een
grens komen moet. Bovendien is het gevaar niet
denkbeeldig, dat do regeering aan de toelating van
meisjes op de rijksschool temet de voorwaarde
verbindt, dat de gemeente zelve eene hoogere
burgerschool met 3 of 5-jarigen cursus oprichte, een
geval, dat zich ongeveer aldus te Utrecht heeft voor
gedaan en dat uit een finantieel oogpunt de voor
standers van bezuiniging, waar het het middelbaar
onderwijs geldt, wel tot waarschuwing mag wezen.
De vraag echter, die in deze van het meeste
belang is, is deze, of de hoogere burgerscholen, die
aanvankelijk bepaaldelijk, om niet te zeggen uit
sluitend, voor jongens zijn opgericht, de inrichtingen
mogen heeten, die geschikt mogen geacht worden
voor meisjes.
Het is zeker wel opmerkelijk, dat bij het meer
uitgebreid lager onderwijsbij de inrichtingen
namelijk, die voorbereiden voor het middelbaar
onderwijs, de scheiding tusschen jongens- en
meisjesscholen, sinds jaar en dag inheemsch is en
dat het buiten kijf eigenaardig geacht mag worden,
dat jongens door mannen en meisjes door vrouwen
onderwezen worden.
Wij leven nu eenmaal in een periode van egalisee-
ren en loopen daardoor dubbel gevaar van gelijk
te willen maken en gelijk te willen stellen, wat
krachtens aanleg en bestemming ongelijk is, en op
grond van onveranderlijke wetten ongelijk blijven zal.
Het is al wel 35 jaar geleden, dat de toenmalige
Inspecteur van het middelbaar onderwijs, dr. W.
C. H. Staring, schreef„in grooter plaatsen, waar
„scholen met vijfjarigen cursus gevestigd zijn en de
„bevolking talrijk genoeg is om eene afzonderlijke
„meisjesschool te bevolken, acht ik het daarentegen
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. no. 20.
„noodzakelijk om de scholen te scheiden en het
„onderwijs meer bepaald voor de meisjes geschikt
„te maken"; terwijl dr. Steijn Parvé aan den ge
meenteraad van Leeuwarden hetzelfde verklaarde.
En zij, die later in hunne plaats zijn gekomen
of thans hunne functiën vervullen, deeleu die ziens
wijze nog.
Nog onlangs werd in Leiden's gemeenteraad
een motie verworpen om een onderzoek in te stellen
naar de mogelijkheid en de wenschelijkheid van
eene vereeniging van de jongensschool en de meis
jesschool le klasse, met het oog op de verschillende
eischen aan de opvoeding van jongens en meisjes
te stellen, al ivas die combinatie finantieel bezuinigend
(zie „Nieuwe Rotterdammer Courant" 11 Novem
ber 1906).
Daar gold het het meer uitgebreid lager onder
wijs, hoeveel te meer moet het voor het middelbaar
onderwijs gelden.
En geen wonder, want wat leert ons de statistiek
Dat de meisjes-leerlingen der jongensscholen aan
vankelijk geprikkeld door het nieuwe, door de bij
haar gewoonlijk sterkere ambitie, door de vrees
van door de jongens-leerlingen te worden over
vleugeld, in de laagste klassen het in enkele vakken
(de minst inspannendetalen, teekenen) van de
jongens winnen, maar dat zij gaandeweg dien voor
sprong verliezen en ten slotte in verreweg de meeste
vakken achterblijven. Die het in den wedstrijd
tot het einde volhouden zijn enkelen, zijn de
lichaamlijk en geestelijk boven het meerendeel best
toegerusten.
Volgens de opgaven in het „Weekblad voor
Gymnasiaal- en Middelbaar Onderwijs", 3e jaargang
nos. 22 en 24, waren er in de IVe klasse niet min
der dan 62 °/0 verdwenen.
Hoevelen, die reeds na een paar jaar sukkelens
heengaan of, op stoom gezet door te groote inspan
ning, versuft raken!
Natuurlijk ontbreekt het niet, gelijk wij reeds
zeiden, aan enkele voorbeelden van meisjes, die tot
aan het einde van den 5-jarigen cursus een flink
figuur maken en die op de jongensscholen lichame
lijk en geestelijk even flink gedijen, maar wat
bewijzen de enkele uitzonderingen voor het groot
geheel, wat baten de weinige voorbeelden voor het
gros, voor wie de rechten, aan het vurig verlangd
eind-diploma verbonden, illusoir worden, omdat de
weg om in het bezit van die rechten te komen voor
haar niet de geschikste, de veiligste weg was
Wij denken er niet aan om het verouderd stand
punt in te nemen, dat de vrouw minder is dan de
man of dat zij lager staat dan deze. Integendeel,
onder de rechten der vrouw, waarvoor ook
wij den handschoen opnemen, behoort ook het
recht om gelijkelijk te deelen in de gelegenheid
om nog iets anders en iets meer te ontvangen dan
de school voor lager, hetzij dan meer uitgebreid
lager onderwijs, haren leerlingen schenkt. Lichaam-
lijk en ook geestelijk is de vrouw echter anders
aangelegd dan de man. Het nieuwerwetsche dogma
van de algeheele gelijkheid en daarop gegronde
volkomen gelijkstelling is eene ongerijmdheid, eene
tegenstrijdigheid. Geslacht beteekent juist, onder
stelt althans onderscheid, ergo ongelijkheid.
Het peil, waarop de vrouw moet staan op gebied
van kennis en ontwikkeling, mag niet blijven onder
dat van den man, maar de wijze, waarop zij op
dat peil gebracht wordt, moet uit den aard dei-
zaak verschillen.
In het buitenland, in Amerika vooral, komt men
er van terug om gemengde scholen voor middelbaar
onderwijs in stand te houden of op te richten.
En ook in ons vaderland verklaren alleszins be
voegde beoordeelaars, mannen, die aanvankelijk om
velerlei redenen met de gedachte der co-educatie
op onderwijsgebied hoog wegliepen, dat de ervaring
hen genoodzaakt heeft dat lievelingsdenkbeeld te
laten varen.
Een van do leerlingen van den privaat docent
in de paedagogie aan de Universiteit te Amsterdam,
Dr. J. H. Gunning Wz., schrijft ons het volgende
„Dr. Gunning heeft op zijn college's overtuigend
aangetoond, aan de hand van Amerikaansche en
Zweedsclie geschriften, hoe èn in Amerika èn in
Zweden experimenteel (door een onderzoek dat zich
uitstrekte over duizendtallen leerlingen) bewezen is,
dat er een zeer groot verschil bestaat tusschen den
gang der lichamelijke en geestelijke ontwikkeling
van jongens en dien der ontwikkeling van meisjes,
voor een groot deel veroorzaakt door het niet in
dezelfde tijden vallen der groeiperioden bij jongens
en bij meisjes. Dit onderzoek heeft dus geleerd,
en niet door redeneering, zooals gewoonlijk bij
opvoedkundige vraagstukken het geval is, doch door
toepassing van de methode der natuurwetenschap
pen, dat jongens en meisjes niet op denzelfden
leeftijd dezelfde leerstof kunnen verwerken, en dat,
waar mogelijk op denzelfden leeftijd dezelfde leer
stof verwerkt zou kunnen worden, dit niet gebeuren
kan in gelijke tijden. Het onderzoek nam tot grens,
wat leeftijd betreft, bij de onderzochten aan het
einde der puberteitsperiode.
De conclusie ligt voor de hand en werd ook
door Dr. Gunning getrokkenhoe zeer het ons
misschien spijten moge een geliefd denkbeeld te
moeten laten varen, we zullen genoodzaakt worden
af te zien van co-educatie èn bij 't lager èn bij
't middelbaar onderwijsals we 't onderwijs in
overeenstemming willen doen zijn met den na
tuurlijken ontwikkelingsgang der leerlingen.
Hieruit volgt niet, dat alle meisjes ongeschikt zijn
om gelijk op te gaan met de jongens, 't Tegen
overgestelde is evenzeer waar. Er zijn jongens, die
beter op hun plaats zouden zijn in een meisjes
school. Maar in 't algemeen kunnen beide sexen