Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. natuurlijken aanleg in het algemeen van de meisjes. De ondervinding elders heeft ook geleerd dat het „non cuivis contingit adire Corinthum" nog altijd van kracht is. Het zou onverstandig zijn om de Hoogere Bur gerschool met 5-jarigen cursus voor jongens te sluiten voor vrouwelijke leerlingen, maar de ouders behooren, vóórdat zij hun dochter voor de jongens school doen inschrijven, zich behoorlijk rekenschap te geven of het kind lichamelijk en geestelijk vol doenden aanleg bezit. Slaagt het meisje er in den cursus behoorlijk te volgen en doorloopt zij den vijfjarigen cursus zonder moeite, dan zal het kind daarmede een goeden grondslag hebben verkregen om daarop in haar volgend leven voort te bouwen. Ik heb althans gedurende een twaalfjarig direc toraat te Amsterdam alle gelegenheid gehad den ouders van menig vrouwelijke candidate te ontraden hunne dochter het onderwijs aan de Hoogere Bur ger School met 5-jarigen cursus voor jongens te laten volgen. Bij sterke toestrooming van vrouwelijke leerlingen naar de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus voor jongens kan men vrij stellig verwachten dat verscheidene meisjes hun doel niet zullen bereiken. Nu zegt men wel dat er ook verscheidene jongens zijn, die in het laatste geval verkeeren, maar het is toch niet te ontkennen dat meisjes die één, twee, drie jaren een school hebben bezocht, die voor hun aanleg minder goed past, verscheidene jaren hebben laten voorbijgaan, die zij goed hadden kunnen ge bruiken met het aanleeren van kundigheden, die haar later van nut kunnen zijn. Aan de Middelbare School voor Meisjes, waar vakken op den achtergrond treden, welke voor meisjes wol bezwaren opleveren, zouden zij voor hare verdere ontwikkeling meer nuttige kennis hebben kunnen verkrijgen. Concludeerende meen ik omtrent punt 2b van de conclusiën der Commissie van Toezicht te moeten opmerken, dat ik een vervolgklasse ter voorberei ding voor het examen van onderwijzeres gewenscht acht, indien africhting voor het examen zorgvuldig vermeden wordt. Ik kom nu tot het andere deel van de tweede conclusie der Commissie van Toezicht, namelijk de aansluiting van de Middelbare School voor Meisjes bij de Rijks Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus. In het Departementsrapport wordt onder No. 2 een goed overzicht gegeven van de verschillende oplossingen die mogelijk zijn. De meisjes zouden, na vijf jaar het onderwijs op de Middelbare School voor Meisjes te hebben gevolgd, plaats kunnen nemen in de vijfde klasse der Rijks Hoogere Bur gerschool, dat is in „de repetitie- en examenklasse". Daar, voor zoover mij bekend, de vijfde klasse der Rijks Hoogere Burgerschool niet het karakter heeft van „repetitie- en examenklasse", maar integendeel in verschillende vakken nog veel nieuwe leerstof wordt behandeld, zooals de directeur der school mij ten overvloede heeft verzekerd, kan ik mij met dit plan minder goed vereenigen. In het Departementsrapport volgen alle meisjes gedurende vier jaren het onderwijs volgens hetzelfde programma en komt er in de vijfde klasse eene splitsing. In V A zouden de meisjes geplaatst worden, die het eind-diploma der Middelbare School voor Meisjes verlangen en in V B zoude onderwijs gegeven worden ter voorbereiding voor het volgen van den leergang in de 5e klasse der Rijks Hoogere Burgerschool. Ik zou nu wel in overweging willen geven om een stap verder te gaan dan het Departementsrapport, door aan Middelbare Scholen voor Moisjes een klasse VI B te verbinden, die de leerlingen brengt tot het eind-examen der Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus, bedoeld in artikelen 55 en 57 der Wet van 2 Mei 1863. Indien deze plannen tot uitvoering komen zoude er mitsdien aan de Middelbare School voor Meisjes een zesde klasse worden toegevoegd. In VI A zouden de meisjes plaats nemen die zich voorbereiden voor het examen van onderwijzeres in VI B de meisjes die het eindexamen van artt. 55 en 57 wenschen af te leggen. Het zou mogelijk blijken bij niet al te sterke bezetting dier afdeelingen in verschillende vakken (talen, geschiedenis, aard rijkskunde, teekenen) de klassen VI A en VI B te combineeren. Het zal Uw college bekend zijn dat te 's-Gravenhage reeds een aanvang is gemaakt met een splitsing in de aangegeven richting. Wellicht zou het overweging verdienen om, evenals in den Haag, de meisjes, die het eindexamen van artt. 55 en 57 der Wet van 2 Mei 1863 wenschen af te leggen, gedurende drie jaren in eene afzonderlijke klasse te plaatsen. Komt de uitbreiding bovenbedoeld niet tot stand, den schijnt het mij gewenscht het plan van het Departementsrapport, waarbij de IVe klasse dei- Middelbare School voor Meisjes gesplitst wordt, in ernstige overweging te nemen. De meisjes zouden volgens dat plan, na vier jaar op de Middelbare School voor Meisjes het onderwijs gevolgd te heb ben, kunnen overgaan op de vierde klasse van de Rijks Hoogere Burgerschool. Hoewel ik de opmer kingen die in het Departementsrapport voorkomen, omtrent het ongewenschte van eene inrichting: waarbij de vierde klasse Rijks Hoogere Burger school wordt de accomodatie-klasse, zeer der over weging waardig vind, zoo schijnen de opmerkingen, volgens welke het onderwijs in de vierde en vijfde klasse der Rijks Hoogere Burgerschool vrij wel 256 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. JBijl. HO. 20. een afgerond geheel vormt, wat voor een zeer groot aantal vakken juist is, van meer gewicht toe. Ik zou mij wel willen veroorloven mede te deelen dat dit laatste deel van het plan mij uitvoerbaar voor komt, terwijl het eerstgenoemde deel, namelijk over gang van de meisj es naar de vij f de klasse j ongensschool, mij voorkomt minder kans van slagen te hebben. Ik meen hieraan nog te moeten toevoegen dat het om begrijpelijke redonen mij voorkomt aan beveling te verdienen om, wanneer men co-educatie wenscht te bevorderen, de kinderen van verschil lende sekse liever op jeugdigen leeftijd samen in eene klasse te brengen dan eerst op later leeftijd. Het derde voorstel van de Commissie van Toe dicht, hetwelk er toe zal kunnen leiden dat de schoolgelden meer opbrengen, komt mij eveneens voor overweging te verdienen. Daarbij zou het gewenscht zijn niet karig te zijn met kostelooze toelating voor kinderen van goeden aanleg, die daarvoor in aanmerking verdienen te komen. Ik veroorloof mij hieraan nog het volgende toe te voegen. In de raadszitting, aan de behandeling van deze zaak gewijd, zijn enkele bijzondere punten ter sprake o-ekomen, die nog eene bespreking verdienen. Er is gevraagdgesteld dat door een votum van den Raad hot aantal leerlingen, dat plaatsing op de Rijks Hoogere Burgerschool zoekt, toeneemt, zal men er dan op kunnen rekenen dat leerlingen van beiderlei kunne steeds toegang vinden op de Rijks Hoogere Burgerschool Op die vraag is niet zonder voorbehoud antwoord te geven. Tot heden is het nog niet voorgekomen dat er plaatsgebrek was. Maar er zijn grenzen. Het gebouw zou bezwaarlijk kunnen worden uit gebreid en behalve die reden zijn er nog wel anderedie het ongewenscht maken het aantal klasse-afdeelingen wederom uit te breiden. Het is reeds gebleken, dat den Raad Uwer gemeente bekend is, dat de gemeente Utrecht in 1903, naar aanleiding van een schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken tot de oprichting van eene gemeentelijke Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus heeft besloten. Er is verder in den Raad Uwer gemeente mede gedeeld dat de Middelbare School voor Meisjes moet beschouwd worden als een kostschool voor jonge dames, waar men juffertjes vormt met hand schoenen aan, die Fransch kunnen spreken. Ik heb niet kunnen nagaan met welke bedoeling deze opmerking is gemaakt. Inderdaad behoort de Fransche taal tot de onderwezen vakken, evenals de Nederlandsche, de Duitsche en Engelsche talen. Van eene bijzondere voorliefde voor de Fransche taal is mij niet gebleken. Wat do andere opmer king betreftde bedoeling is mij evenmin duidelijk. Ik kan mij moeilijk voorstellen welk bezwaar er kan bestaan tegen het, voor zoover noodig, aan leeren van goede manieren. Het is mij nimmer gebleken dat hierbij overdreven eischen worden gesteld en evenmin is mij ooit iets er van gebleken dat op de school gestreefd wordt naar het aan- kweeken van eigenschappen, als door het raadslid werden bedoeld. Integendeel, ik vond de kinderen steeds natuurlijk en eenvoudig en ik ben er van overtuigd, dat het bedoelde lid van Uwen Raad, de school bezoekende, er prijs op zou stellen hetzelfde te verklaren. Maar Uw college behoeft in dit opzicht aller minst op indrukken af te gaan. In bijlage la van het Departementsrapport vindt Uw college belang rijke gegevens. 220 oud-leerlingen zijn in hoogere en lagere rangen bij het onderwijs werkzaam. 38 zijn apothekers-assistente, 8 pleegzusters, 8 telephoniste. Het is moeilijk vol te houden, dat de school allereerst gediend heeft voor het doel, door enkelen in den Raad vermeld. En gesteld, dat er minder meisjes waren geweest, die van de Leeuwarder Middelbare School voor Meisjes in eene betrekking waren gekomen, die haar thans in staat stelt in haar eigen levensonderhoud te voorzien, zoude het dan verdedigbaar zijn om aan meisjes een minderwaardig onderwijs te geven dan aan jongens? Het antwoord ligt voor de hand. Ik ben van meening, dat het algemeen welzijn gediend wordt door zorg te dragen voor goed, degelijk onderwijs voor meisjes zoowel als voor jongens en dat een school als de Middelbare School voor Meisjes in de hoofdplaats van Friesland niet kan worden gemist. Ik meen hiermede voorloopig te hebben voldaan aan Uw verlangen. Het indienen van gedetailleerde plannen wat het aangeven van de kosten die van uitbreiding van het schoolgebouw het gevolg zouden moeten zijn, acht ik thans nog voorbarig. Ik stel mij voor, dat Uw college er zich vooraf van zal trachten te vergewissen of de Raad eene reorganisatie der school zal willen ter hand nemen, in dien zin, dat de Middelbare School voor Meisjes in aansluiting bij de gelegenheid tot ontwikkeling- die de school thans reeds geeft, zal verkrijgen een zesde klasse, voor zooveel noodig, gesplitst in twee afdeelingen, waarvan de eene leidt naar het examen van onderwijzeres en de andere naar het eindexamen der Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus, bedoeld in artikelen 55 en 57 der wet van 2 Mei 1863. Wat aangaat de vraag die Uw college stelt aan het slot van haren brief, meen ik mij te mogen onthouden van eene medcdeeling. Uw college gelieve zich daaromtrent te richten tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, J. CAMPERT.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 129