1°. de werklieden bij Gemeentewerken
2°. de gaarders der bruggelden
3°. de werklieden bij de Stadsreiniging
4°. de werklieden bij de gemeentelijke gas
fabriek.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
O O
Bijlage tot het v.erslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
ONT WEK P II.
de Raad der gemeente Leeuwarden
gelet op art. 2 van het Werkliedenreglement
voor de gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
te bepalen dat op de lijst, bedoeld bij evenge
noemd artikel, worden gebracht
Leeuwarden, 190
De Raad voornoemd,
Art. 1, tweede lid. Gelijk het eerste lid aanduidt,
bevat het werkliedenreglement de algemeene be
palingen, geldende voor allen, die in den zin van
art. 2 werklieden zijn en op de bij dat artikel be
doelde lijst voorkomen. Daarnaast moeten met het
oog op de voor eiken tak van dienst verschillende
eischen, meer gedetailleerde voorschriften bestaan,
die Burgemeester en Wethouders met inachtneming
der algemeene bepalingen zullen vaststellen. Gelijk
door den Raad is verlangd, is over het ontwerp-
werkliedenreglement het advies ingewonnen van de
Kamer van Arbeid en in art. 55 is bepaald dat dit
lichaam ook over de wijzigingen zal worden gehoord.
De Kamer ook te kennen in de vaststelling der
bijzondere voorschriften, komt, waar zij met de
inwendige inrichting der takken van dienst uit den
aard der zaak niet ten volle bekend kan zijn, noch
dientengevolge kan beoordeelen welke behoeften
daar eene in bijzonderheden afdalende regeling
vereischen, overbodig voor. Aan het slotlid van
art. 1 van het aan de Kamer toegezonden ontwerp
is evenwel, en met het oog op art. 4, dat alleen
mededeelingen aan de Directeuren kent, niet ten
overvloede, nog toegevoegd dat de werklieden, aan
wie de bijzondere voorschriften of daarin aan te
brengen wijzigingen 4 weken vooraf in ontwerp
bekend worden gemaakt, hunne bemerkingen schrif
telijk aan Burgemeester en Wethouders kunnen
kenbaar maken. Daarmede is in het belang der
werklieden tegen eene mogelijk te eenzijdige
regeling voldoende gewaakt.
Art. 2. Alleen zij vallen onder het reglement,
die in den vollen zin des woords gemeente-werkman
zijn. Uitgesloten zijn dus al dadelijk de ambte
naren, wier wedde anders dan bij de week of korter
wordt uitgekeerd. Anderzijds zij, wier band met
de gemeonto te los of nog niet vast genoeg is dan
dat zij op den naam gemeente-werkman aanspraak
kunnen maken, diegenen dus, die nog geen zes we
ken dienst hebben en voorts zij die als regel niet
gedurende den nonnalen werktijd dagelijks werkzaam
zijn. Dat do sub a genoemden niet onder het regle
ment vallen behoeft geen nader betoog, terwijl de
opneming van het politiepersoneel, in overeenstem
ming met de uitspraak van het raadsbesluit van
22 October 1907, in strijd met de wet zou zijn.
Art. 4. Uitgesproken is hier dat de Directeuren
ook kennis moeten nemen van opmerkingen den
dienst betreffende, die door medewerklieden bij den
zelfden tak van dienst aan hen worden voorgelegd.
Uitgesloten is evenwel dat anderen die met den
tak van dienst welken het geldt, niets uitstaande
hebben, zich in de belangen van een bepaalde groep
komen mengen. De door de Kamer van Arbeid,
blijkens de door haar voorgestelde aanvulling van
dit artikel, verlangde waarborg, dat de werklieden
zich door hunne organisatie's moeten kunnen doen
hooren, is daarmede genoegzaam verkregen.
Geheel persoonlijke aangelegenheden heeft de
werkman, wien het betreft, evenwel zelf aan den
Directeur voor te dragen.
Art. 9. Overgenomen is de hier door de Kamer
van Arbeid voorgestelde aanvulling, waarvan de
billijkheid gereedelijk wordt erkend, zoodat thans,
in afwijking van het aan de Kamer toegezonden
ontwerp, is bepaald, dat de tijdelijke aanstelling
van een werkman als regel slechts één jaar kan
duren en dan in een vaste moet overgaan als zijne
diensten blijvend noodig blijken te zijn. Zie ook
artikel 51 5°.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Byl. no. 21.
De uitzondering op dezen regel, in het ontwerp
in art. 55 voorkomende, is thans meer eigenaardig
naar artikel 9 overgebracht. Wij zien niet in
waarom deze bepaling zou moeten worden geschrapt,
zooals do Kamer van Arbeid bij artikel 55 van
het voor-ontwerp heeft aangeteekend.
Niet overgenomen is de door de Kamer ge
stelde eisch dat de vaste werkman bij zijn aan
stelling als regel niet ouder mag zijn dan .35 jaar,
welke bepaling den betrokkene mettertijd een
lager pensioen zou verzekeren dan bij aanstelling
op den voorgestelden jongeren leeftijd.
Art. 10. Dit artikel beschouwt in het uitzonderings
geval van aanstelling op lateren dan 32-jarigen leef
tijd, niettemin den werkman met het oog op zijn pen
sioen als op dien leeftijd in dienst te zijn getreden.
Art. 11. Het dienstboekje is noodig met het oog
op administratieve doeleinden, vandaar dat er in
vermeld moet worden wat sub A 1°6° is genoemd.
Voorts is het gewenscht dat de werkman te allen
tijde kan kennis nemen van zijne verplichtingen en
rechten (B. 1°3°).
De door de Kamer van Arbeid sub 6° voorge
stelde wijziging is gedeeltelijk, de aanvulling sub
7° niet overgenomen. Met het oog op een her
haalde indiensttreding kan de ontworpen bepaling-
sub G° niet worden gemist.
Art. 15. Zie de overgangsbepaling voor de bij
de inwerkingtreding van het reglement in dienst
zijnde werklieden in art. 56.
Art. 17. Gelijk bij het geheele advies van de
Kamer van Arbeid ontbreekt ook bij de hier voor-
gestolde aanvulling, waarmede trouwens, blijkens
een bij haar schrijven gevoegde, door vier leden
onderteekende nota slechts de kleinst mogelijke
meerderheid der leden instemt, die tot de vaststelling
ervan medewerkten, elke toelichting. Burgemeester
en Wethouders kunnen de aanvulling, die beoogt,
dat bij werkstaking do werkman van zijne voor
naamste verplichtingen krachtens het reglement zal
zijn ontslagen, niet overnemen, doch zijn van oordeel,
dat hij ook in dat geval volgens het bij art. 48,
1° bepaalde aan een der in art. 47 opgenoemde
straffen moet blijven zijn blootgesteld.
Artt. 19 en 20. Zie laatste lid van art. 50.
Art. 21. De Kamer van Arbeid wil den normalen
werktijd per etmaal op 10 uur zien bepaald. Bur
gemeester en Wethouders wenschen hun voorstel
te handhaven. De elf-urige arbeidsdag komt dan
ook heden nog bij Gemeentewerken voor, schoon
uitsluitend voor hen die van 16 October tot 1
Maart met een werkdag van 7 '/2 uur kunnen vol
staan.
Art. 24, eerste lid. De door de Kamer van Arbeid
voorgestelde aanvulling, die beoogt dat de werk-
liedenorganisatie's over de dienstroosters moeten
worden gehoord is, in verband met het bepaalde
bij het laatste lid van art. 1, overbodig.
Tweede lid. Hier is een regeling getroffen over
eenkomstig het thans bestaande.
Vierde lid. De door de Kamer van Arbeid
voorgestelde aanvulling is overgenomen.
Art. 25, eerste lid. De in de wet genoemde
omstandigheden zijn te vinden in art. 1638c, 5e lid
der wet op het arbeidscontract. Hot eerste en
tweede lid zijn aangevuld met bepalingen in den
geest van het door den Bond van Ned. Gemeente
werklieden, afd. Leeuwarden sub XI en IX ge
vraagde. Do wijziging van het eerste lid is bovendien
overeenkomstig den wensch van deKamer van Arbeid.
Ten opzichte van het voorstel van de Kamer
om de tot dusver gebruikelijke 7 verlofdagen tot
14 te brengen, wordt verwezen naar de toelichting
bij art. 21.
Art. 32, tweede lid. Op voorstel van de Kamer
van Arbeid is de in het voor-ontwerp voorkomende
facultatieve aanspraak op eene gratificatie bij lang
jarige dienstvervulling door een recht daarop ver
vangen. De voorwaarde, dat de betrokkene tot
tevredenheid moot zijn werkzaam geweest, moet
natuurlijk evenwel behouden blijven. De overgangs
bepaling van art. 59 is dienovereenkomstig gewijzigd.
De hier besproken regeling gold voor werklieden
aan Gasfabriek, Gemeentewerken en Reiniging reeds
sinds 1 Januari 1906, vandaar de onderscheiding-
die in dit art. tusschen die en de andere onder
het reglement vallende werklieden is gemaakt.
Art. 34. De Kamer van Arbeid stelt hier voor
het loon te doen uitbetalen, den dag van uitbetaling
inbegrepen.
Dit onderwerp eischt voor eiken tak van dienst
een opzettelijke regeling, zoodat nader de in het
voor-ontwerp voorkomende redactie door de thans
aangegevene is vervangen. Burgemeester en Wet
houders kunnen daarbij toezeggen, dat bij de door
hen vast te stellen voorschriften zooveel mogelijk
met de billijke wenschen der werklieden, die zij
overeenkomstig art. 1 zullen kunnen kenbaar maken,
rekening zal worden gehouden.
Art. 35. Do in dit artikel neergelegde regeling
loopt parallel met wat Burgemeester en Wethou
ders zich als richtsnoer bij de verhooging van de
ambtenaarstractementen hebben gesteld.
De door de Kamer van Arbeid in overweging-
gegeven aanvulling, beoogende de verhoogings-
termijnen voor de stokers aan de gasfabriek korter
te stellen, wordt niet toegelicht. Burgemeester en
Wethouders handhaven de door hen voorgedragen
redactie.
Art. 40. Burgemeester en Wethouders hebben
gemeend dat de tot dusver in art. 8 van hun besluit,
gemeenteblad 1900 no. 23, gelijk het nader is ge
wijzigd, aangaande het ziekengeld voorkomende
bepaling door een meer billijke voorziening moet
worden vervangen. Bovendien is omtrent tijdelijke
werklieden ten deze niets geregeld.
279