303
Bijlage tot het verslag der handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. 710. 26
Bijlage no. 26.
AMENDEMENTEN van den heer OosterhofF
op het Ontwerp-werkliedenreglement.
Aan den Gemeenteraad.
Ondergeteekende heeft do eer U mede te deelen,
dat hij zich niet ten volle met allo bepalingen van
het U door Burgemeester en Wethouders aange
boden Ontwerp-werkliedenreglement heeft kunnen
vereenigen. Hij wenscht daarom de navolgende
amendementen aan het oordeel Uwer Vergadering
te onderwerpen.
Art. 6.
In den derden regel in plaats van „te vijf ure"
te lezen „te zes ure".
Art. 7.
De eerste alinea te lezen als volgt
„Onder nacht wordt in dit reglement bedoeld
de tijd tusschen namiddags 10 uur en den volgen
den voormiddag 6 uur."
Art. 21.
In den voorlaatsten en den laatsten regel in
plaats van „elf uur" te lezen „10 uur".
Art. 24.
In den voorlaatsten regel van de 2e alinea in
plaats van „24 uren" te lezen „minstens 32 uren".
Art. 30.
De 2e alinea, aanvangende met „le klasse" en
eindigende met „maximum", te laten vervallen.
In den 6en regel voor „2e kl. alsboven" te lezen
„le klasse, aanvangende met een weekloon".
Verder voor „3e kl." te lezen „2e kl.", voor
„4e kl." te lezen „3e kl.", enz.
Na „10e kl. alsboven, enz." in te voegen „10e
kl. alsboven van 15.tot 15.60, 16.20,
16.80 en 17.40 als maximum".
De uurloonen in overeenstemming te brengen
met boven aangegeven weekloonen.
Art. 31.
De 3e alinea, aanvangende met „van de bepa
lingen", te laten vervallen.
Leeuwarden, 19 October 1908.
J. OOSTERHOF F,
Lid van den Gemeenteraad.
TOELICHTING.
Artt. 6, 7 en 21.
Met de op deze artikelen voorgestelde amende
menten, heb ik, zonder mij te begeven in theore
tische beschouwingen over hot al of niet wenschelijke
van den 10-urigen arbeidsdag, alleen beoogd, den
werktijd der plantsoenarbeiders en wegwerkers
nimmer vóór 6 uur te doen aanvangen, daar deze
menschen bij de bestaande regeling gedurende vier
maanden, Mei, Juni, Juli en Augustus, te weinig
nachtrust krijgen.
Dezelfde bepaling geldt ook te Delft, Zaandam,
Dordrecht en 's Gravenhage.
Mocht dit denkbeeld ingang vinden, dan kan de
normale werktijd gerust op 10 uur gesteld worden,
daar geen der gemeente-werklieden buiten de ge
noemde categorie bij den tegenwoordigen toestand
langer dan 10 uur arbeidt.
Art. 24.
Het op dit artikel voorgestelde amendement
strekt om aan de stokers bij de Gemeentelijke
Gasfabriek meer zondagsrust te verschaffen.
Oogenschijnlijk is do voorgestelde regeling vol
doende, maar bij de wetenschap, dat van die 24
uur om de drie weken, ongeveer 14 uur slapendo
moeten worden doorgebracht, mag een langere
rusttijd, vooral met het oog op de belangen van
het gezin, niet overbodig geacht worden.
Art. 30.
Door dit amendement wordt het minimum-loon
verhoogd tot 9.60 (evenredig uurloon 0.16).
Waar in de voor 1908 vastgestelde lijst van
minimum-loonen voor bestekken van gemeente
werken, voor opperlieden een uurloon van f 0.16
is opgenomen, ben ik van meening, dat de gemeente
zelf geen lagere loonen mag geven. Wel zijn de
gemeente-werklieden in gunstiger conditie dan hunne
particuliere oollega's, maar aan gene moeten in
verschillende opzichten hoogere eischen gesteld
kunnen worden.
Art. 31.
Door mij wordt voorgesteld deze alinea te laten
vervallen, omdat het mij niet billijk voorkomt, de
daarin genoemde werklieden niet te doen deelen
in de gunstige bepalingen ten opzichte van over
uren gedurende den nacht en op Zondag, die voor alle
anderen gelden. Zutphen bepaalde dan ook in haar
Werkliedenreglement, na vaststelling van de loonen,
die voor overwerk zouden worden betaald„Deze
bepalingen gelden niet voor de werklieden, wier
taak het verrichten van Zondags- of nachtarbeid
medebrengt, dan voor zoovorre zij arbeid verrichten
buiten hun gewonen diensttijd", een bepaling die
vrijwel overbodig genoemd mag worden, daar
immers alleen van overwerk sprake is, maar die
toch geheel van mijne opvatting omtrent deze
zaak uitgaat.