Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
Nu kan men de overtollige ier natuurlijk ook
in het openbaar vaarwater loozen, maar hiertegen
zou de raad zich, en mijns inziens volkomen terecht,
zeker met kracht verzetten.
Weliswaar schijnt men in Chemnitz een systeem
van biologische reiniging toe te passen, dat goed
voldoet, maar daargelaten nog, dat de kosten eener
verbrandings-inrichting daardoor nog aanmerkelijk
verhoogd zouden worden, wil het mij voorkomen,
dat de hier ter stede met biologische reiniging op
gedane ervaring van dien aard is, dat wij ons voor-
loopig maar niet aan meer proefnemingen op dat
gebied moeten wagen.
Teneinde eene vergelijking te kunnen maken met
de kosten, door het plan der Commissie gevorderd,
heb ik aan de hand van mij verstrekte gegevens
eene jaarlijksche kosten-rekening gemaakt van eene
verbrandings-inrichting van voldoende capaciteit
voor Leeuwarden, daarbij uitgaande van de veron
derstelling, dat de, na verkoop in natura, restee-
rende ier geheel tot turfstrooiselmest verwerkt en
verkocht zou kunnen worden. De daarvoor te be
dingen prijs is om vroeger reeds genoemde redenen
in deze berekening aanmerkelijk lager gesteld moeten
worden.
Bedrag tot nu toe voor de
compost en turfstrooisel
mest ontvangen
Voor ier en beer
Begrooting
1909 ƒ40,350,
- 3,750,
ƒ44,100.-
Opbrengst turfstrooiselmest 7500Xƒ4.25 - 31,875.-
Opbrengst ier (geen beer)
ƒ12,225.—
- 2,000.—
Mindere ontvangstƒ10.225.— 10,225,
Verbrandings-inrichting 50,000.
Gebouw enz- 30,000.
Wijzigingen op het aschland - 23,500.
103.500.—
Rente a 4 °/o der oprichtingskosten- 4,140.
Afschrijving °/o van 53,500.— 1,337.50
10 o/o 50.000.— - 5,000.—
Vermeerdering expiotatie-kosten
Meer aan salarissen en loonen
6,337.50 - 6,337.50
...- 2,000.—
- 5,700.—
Totaal 28,402.50
Indien men zou willen besluiten de ier na biolo
gische reiniging in het openbaar water te loozen,
zouden deze kosten nog vermeerderd moeten wor
den met de bedragen van rente en aflossing der
daarvoor benoodigde inrichting, benevens de ge-
heele opbrengst van den turfstrooiselmest.
Uit het vorenstaande blijkt mijns inziens duide
lijk, dat aan verbranding alleen kan worden ge
dacht, indien een weg kan worden gevonden om de
ontwikkelde warmte weder te benutten, bijvoorbeeld
voor het leveren van de beweegkracht aan een
abattoir of eene electrische centrale. Hiervan nu zal
in Leeuwarden wel geen sprake kunnen zijn, want
daargelaten nog de vraag of in de naaste toekomst
de tot stand koming van een der genoemde in
richtingen is te verwachten, is in de onmiddellijke
nabijheid van het tegenwoordige aschland daarvoor
toch geen geschikt terrein te vinden. Dat men
trouwens ook elders van deze waarheid voldoende
overtuigd is, blijkt wel uit het feit, dat verschil
lende pogingen zijn en worden aangewend om de
verkregen warmte op eenigerlei wijze productief te
maken.
Daartoe heeft men te Bremen en Kiel naast de
verbrandings-inrichting eene poudrette-fabriek op
gericht, waarin de verzamelde faecaliën tot eene
breiachtige massa worden ingedampt en daarna ge
droogd om in poedervorm als meststof in den han
del te worden gebracht. Indien wij nu voor Leeu
warden eene dergelijke fabriek van voldoende ca
paciteit om al de hier verzamelde faeces tot pou-
drette te verwerken bouwden, dan zouden uit de
opbrengst van die meststof, naar men mij verzekerde,
niet alleen de kosten der verbranding kunnen wor
den bestreden, maar zou bovendien nog eene aar
dige bate in de gemeentekas vloeien. Hoe schoon
deze voorspiegeling echter ook moge schijnen, toch
acht ik het bedenkelijk, daaraan al te groote waarde
te hechten, vooral bij de wetenschap, dat volgens
pdie volkswirtschaftlichen Abhandlungen der Baden-
sche Hochschulen", Band 10, Heft 1, Bremen deze
fabricatie reeds weder heeft opgegeven en Kiel
binnenkort dat voorbeeld wel zal volgen. Boven
dien zou nog moeten blijken of de poudrette hier
inderdaad tegen een eenigszins loonenden prijs van
de hand ware te doen, wat naar het oordeel van
een paar bestuursleden der Friesehe Maatschappij
van Landbouw vrij zeker niet het geval zou zijn,
aangezien de andere kunstmeststoffen, waarvan men
al naar den aard van den bodem willekeurige hoe
veelheden kan nemen, verre de voorkeur verdienen.
Ook heeft men beproefd van de gegranuleerde
slakken uit de verbrandingsovens door toevoeging
van kalk en cement steenen te maken, eene poging
die voorloopig uitnemend geslaagd schijnt, maar die
alleen winstgevend kan zijn, wanneer zeer groote
hoeveelheden steenen gemaakt kunnen worden.
Ofschoon ik mij dan ook oorspronkelijk zeer tot
deze uit een hygiënisch en aesthetisch oogpunt zeker
zeer aanbevelenswaardige wijze van vuilnis-behan
deling voelde aangetrokken, heb ik toch na ernstige
overweging gemeend, op dezelfde gronden als bij
het plan der Commissie, maar bovendien omdat
men op dit gebied eigenlijk nog alleen met
proefnemingen te doen heeft, de oplossing niet in
bovengenoemde richting te moeten zoeken.
Volledigheidshalve zij hier nog vermeld, dat ook
de mogelijkheid bestaat om uit faecaliën zwavel
zure ammoniak te bereiden, maar daargelaten nog,
dat dit een geheel op zich zelf staand chemisch
bedrijf is, dat alleen onder leiding van eenen schei
308
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. no. 27.
kundige zou kunnen worden uitgeoefend, is daarbij
het groote bezwaar de enorme hoeveelheid zeer kwa-
lijkriekend afvalwater, dat bij de fabricatie ontstaat
en dat toch eigenlijk alleen in stroomend water
kan worden geloosd. Aangezien omtrent zoodanige
inrichtingen bovendien maar weinig bekend is, zou
het zeker uitermate gewaagd genoemd moeten wor
den, om in Leeuwarden met zulk eene fabriek eene
proef te nemen.
Na overweging van al het voorafgaande, ben ik
voor mij tot de stellige overtuiging gekomen, dat
de oplossing van dit vraagstuk voor onze gemeente
gevonden moet worden in verbetering van den toe
stand op het bestaande aschland. En dat die in
derdaad mogelijk is, hoop ik U door de uiteenzet
ting van het volgende plan te kunnen aantoonen.
Zooals ik reeds begon te zeggen zijn er in hoofd
zaak twee bezwaren tegen den bestaanden toestand,
n.l. dat het tegenwoordige aschland te klein is voor
den steeds in omvang toenemenden dienst en dat
het hinder veroorzaakt aan de in zeer wijden kring
daarom wonenden.
Wat het eerste bezwaar aangaat, daaraan kan
zeer gemakkelijk tegemoet worden gekomen. Ten
zuiden en zuidoosten van het aschland toch, aan
de overzijde van de daar bestaande opvaart, ligt
een stuk land, dat aan de gemeente in eigendom
toebehoort en dat thans gedeeltelijk gebruikt wordt
als opslagplaats voor grond en gedeeltelijk aan een
gardenier wordt verhuurd. Aangezien de gemeente
echter in het desbetreffende huurcontract de be
paling heeft opgenomen, dat tegen schadevergoe
ding gedeelten van het land uit de huur kunnen
worden genomen, zou zij te allen tijde over dit
land of een gedeelte ervan de beschikking kunnen
verkrijgen.
Om het aschland met dit terrein te kunnen ver-
grooten, zouden twee bruggen noodig zijn, n.l. een
beweegbare over bovengenoemde opvaart, waarvan
de kosten, volgens eene reeds vroeger gemaakte
raming op 5,860.gesteld kunnen worden, en
een vaste over de sloot achter de huizen in de
Schrans, die zeker niet meer dan circa 2,100.
zal behoeven te kosten.
Naar dat terrein zouden dan kunnen worden over
gebracht die inrichtingen, die niet rechtstreeks met
het eigenlijke werk der reiniging in verband staan,
zooals de smederij, de timmerwinkel, de wagenlood-
sen en het waschlokaal, terwijl daar tevens gelegen
heid zou zijn voor het plaatsen van een schaftlokaal
en van een gebouw voor het sorteeren van het
verzamelde huisvuil, voor welke werken volgens
eene begrooting van den Directeur der Reiniging
een bedrag van circa 7500.benoodigd zou zijn.
Door deze overplaatsing zou op het oude terrein
ruimte komen voor een nieuwe loods voor het be
reiden van turfstrooiselmest, waaraan thans reeds
groote behoefte bestaat en waarvan de kosten
3500.zouden bedragen verder voor een nieuwen
brander, waarvoor reeds gedurende een paar jaar
een post van 3000.op de gemeente-begrooting
staat uitgetrokken, voor een betaalkantoortje, waar
van de kosten op 800.zijn geraamd en einde
lijk voor het leggen van een zijlijn van den staats
spoorweg, die ongeveer 5000. zal moeten kos
ten. Over dit laatste punt hield ik reeds eene
voorloopige bespreking met den stationchef en den
opzichter bij de staatsspoorwegen alhier, die mij
verklaarden, dat eene dergelijke aansluiting zeer
goed mogelijk zou zijn en daartegen naar hunne
meening bij de Directie geene bezwaren zouden
bestaan, omdat de spoorweg-overgang bij de Schrans
daarvoor geene wijziging behoefde te ondergaan en
men gebruik zou kunnen maken van de daar reeds
bestaande afzonderlijke lijn naar de stroocarton-
fabriek, waarlangs toch geen doorgaand verkeer
plaats heeft. Hiermede was dan tevens voor goed
opgelost de kwestie van het laden van turfstrooisel
mest en compost, dat tot nu toe nog wel eens
moeilijkheden ondervond. Eindelijk zou nog een
bedrag van 3000.moeten worden uitgetrokken
voor verbetering van de bestrating en de verlich
ting op het aschland, die beide vrij wat te wen-
schen overlaten.
En wat het tweede bezwaar, namelijk den hinder
betreft, ook daartegen zijn doeltreffende maatre
gelen te nemen. Deze toch wordt in den laatsten
tijd alleen veroorzaakt door de compost en den
brander, want de turfstrooiselmest verspreidt bijna
geen stank en het ierpompen, dat vroeger wel
als de hoofdoorzaak van den hinder mocht worden
aangemerkt, geschiedt tegenwoordig op een geheel
andere wijze en daardoor bijna reukeloos.
De bestaande verbrandingsoven nu moet als
ten eenenmale onvoldoende worden gequalificeerd,
want niet alleen trekken de verbrandingsproducten
aan alle zijden door de voegen en scheuren heen,
maar ook de schoorsteen is op lange na niet hoog
genoeg om den rook over de stad heen te voeren.
Dat dit trouwens reeds sinds lang wordt erkend,
blijkt voldoende uit den boven reeds gememoreerden
begrootingspost. In de plaats van den bestaanden
oven zou dus een nieuwe gebouwd moeten worden
met een schoorsteen van minstens 20 M. hoogte
bovendien zou hij, naar het voorbeeld van de op
het abattoir te Nijmegen bestaande, zoo moeten
worden ingericht, dat daarin niet alleen matrassen,
vetmanden en andere grootere voorwerpen ver
brand kunnen worden, maar ook vleesch.
Door het stellen van den laatsten eisch toch
zou zeer zeker eene der voornaamste oorzaken van
den stank worden opgeheven, want het behoeft
immers geen betoog, dat waar tegenwoordig per
week niet minder dan circa 15 M8. aan afgekeurd
vleesch, afval uit slagerijen en krengen in de com
post wordt gedeponeerd om daarin tot verrotting
309