I Bijlage no. 33. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. geval zijn salaris wel dadelijk op 50.of, zoo noodig, meer boven het minimum zullen brengen. In tegenstelling met den voorsteller, achten Burgemeester en Wethouders de voorgedragen wed den der adjunct-commiezen en klerken voldoende. Het amendement op artikel 2 meenen zij te moeten ontraden. Door de toelichting van den voorsteller achten zij hunne motiveering, waarom art. 2 in den aangeboden vorm is voorgedragen, niet weerlegd. Waarom de jaarwedden van de boden op ƒ600. tot 800.wordt voorgesteld in plaats, zooals door Burgemeester en Wethouders in overweging wordt gegeven, op 600.tot 750.wordt niet toegelicht en is niet duidelijk. Nadere overweging van de wijzigingen die de heer Besuijen onder art. 4 aangeeft, heeft Burge meester en Wethouders intusschen geleid tot de overtuiging, dat het stelsel van veranderlijke sala rissen, zooals de onderhavige, dat medebrengt en daarin gedeeltelijk zijne rechtvaardiging vindt, dat de ambtenaar beter wordt beloond naarmate hij meer jaren in dienst der gemeente heeft door gebracht en naar dienzelfdon maatstaf dan ook als een betere arbeidskracht mag worden beschouwd, niet behoeft te gelden voor de boden en den con cierge. Van hen mag worden aangenomen dat zij bij hun aanstelling reeds dadolijk volslagen krachten zijn, zoodat zij dan ook op dat tijdstip in het genot moeten worden gesteld van do bezoldiging die voor hen redelijk wordt geoordeeld. In verband daarmede worde in den vierden en vijfden regel van het eerste lid gelezen in plaats van2 boden, ieder op een jaarwedde van 600.tot 750.2 boden ieder op een jaarwedde van 750. De concierge die f 600.benovens vrije woning, vuur, licht en vrijdom van personeele belasting geniet, is voor zijne diensten alleszins voldoende beloond. Ten slotte het ambtenaren-reglement. In Uwe vergadering van 27 October 1.1. is bij de be- handeling van het onderwerpelijke voorstel, door den heer Besuijen als van zelf sprekend te kennen ge geven, dat„ de Raad ook een ontwerp-ambtenaren-reg- lement verwacht" en dit op grond van de motie-Bur ger die in de vergadering van 9 Januari 1906 is aangenomen. De spreker verloor evenwel uit het oog dat de motie slechts inhield de uitspraak, dat de Raad nog zou moeten nagaanof het aanbeveling verdiende een soortgelijk reglement, als voor de werklieden, mede toepasselijk te maken op andere ambtenaren in dienst der gemeente of wel de rechtspositie dezer personen bij een afzonderlijk reglement te regelen. Hunne meening dienaangaande, die in ontkennenden zin luidde, hebben Burgemeester en Wethouders destijds te kennen gegeven bij de toe lichting tot hun in bijlage no. 6 van 1906 afgedrukt voorstel van 17 Januari 1906. De behandeling van dit voorstel heeft toen in de zitting van 6 Februari d.a.v. aanleiding gegeven tot de aanneming eener andere motie, die in bijlage 21 van dit jaar bij het voor stel tot het in het leven roepen van een werklieden reglement is afgedrukt en waarin van een ambte naren-reglement niet werd gerept. Een bepaalde uitspraak omtrent een zoodanig reglement is tot dusver van den Raad derhalve nog niet uitgegaan en een ontwerp daartoe kan hij dan ook bezwaarlijk van Burgemeester en Wethouders hebben verwacht. Van de ambtenaren, de direct belanghebbenden zelve, is bovendien nóch in den tusschentijd die met de samenstelling van het ontwerp werklieden-reglement is gemoeid geweest, nóch daarvóór in Januari en Februari 1906, de dagen van de behandeling van bovenbedoelde moties, nóch ook dezer dagen na de aanbieding van dat ontwerp, ook maar de minste aandrang in de richting van de regeling evenzeer van hunne rechtspositie gekomen. Dienaangaande bestaan, over verschillende van den Raad uitgegane verordeningen verspreid, trouwens veel meer be palingen dan voor de werklieden. Voor Burgemeester en Wethouders, wier aandacht daarenboven wel door andere werkzaamheden in beslag werd genomen, heeft tot heden mitsdien ook uit dien hoofde nog geen aanleiding bestaan het ontwerpen van een ambtenaren-reglement ter hand te nemen en zij zijn van oordeel dat eerst dient te worden afgewacht of dit door en uit de kringen dor betrokkenen zelf bepaald wordt gewenscht. Mocht dit zoo zijn, dan kan door hun college, aan de hand van reeds elders bestaande maar naar zij meenen tot dusver nog nergens ingevoerde bepalingen nog altijd worden nagegaan in hoeverre een soortgelijke regeling ook hier ware te ont werpen en toe te passen. Met wijziging van hun voorstel van 10 October 1908 no. 2650/145 (bijlage 24 van 1908) hebben Burgemeester en Wethouders de eer den Raad voor te stellen in art. 4 het eerste lid te lezen als volgt Ten dienste van het gemeentebestuur, zoomede van de bureaux ter secretarie en voor den verderen dienst in het gemeentehuis kunnen worden aan gesteld 2 boden, ieder op een jaarwedde van 750. benevens 50.per jaar toelage voor ambtskleeding; 1 concierge enz. en voorts het tweede lid te doon vervallen. Leeuwarden, 11 November 1908. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, ZIMMERMAN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 320 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. 710. o3. VERZEKERING tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid en stichting eener arbeidsbeurs. Aan den Gemeenteraad. dementen in de vergadering van den 9 October 1906 om welke reden dan ook, hebben verklaard, schenen in beginsel van gemeentebemoeiïng te dezer zake niet afkeerig. Toen uit het ingekomen adres, dat in den aanhef is genoemd, dan ook bleek, dat het particulier ini tiatief waarop destijds meermalen een beroep was gedaan, geleid had tot eene gereglementeerde werk- loozen-verzekering als onderafdeeling eener hier gevestigde timmerlieden-vakvereeniging en daar- Om prae-advies werd bij Uw besluit van 3 Sep tember des vorigen jaars naar ons college geren- voyeerd een van eene memorie van toelichting vergezeld adres van het bestuur der werkloozen- verzekering „Helpt Elkander", onderafdeeling van de timmerliedenvereeniging „Ons Belang" alhier, waarbij de blijvende steun der gemeente wordt ge vraagd in de bestrijding van de geldelijke gevolgen der werkloosheid onder de leden van genoemde vereeniging. De steun zal met toepassing van het z.g. „Gentsche stelsel" moeten bestaan in den vorm van een toeslag van gemeentewege op de uitkeering die evengeinelde leden uit het fonds ontvangen. Voor het jaar 1907 werd gevraagd daarvoor reeds 150.subsidie te willen uittrekken. Even later kwam bij Uwe Vergadering in een adhaesiebetuiging namens den „Leeuwarder Bestuur- dersbond" met bovenvermeld adres. Bij schrijven, ingekomen 6 Juni 1908, biedt het „Comité tot steun van werklooze vaklieden in de gemeente Leeuwarden" het na afloop zijner werk zaamheden (bedoeld isover den winter 1907/8) overgebleven saldo groot 95.035 aan „als eerste storting in een eventueel te vormen fonds, waaruit naar het Gentsche systeem, steun wordt verleend aan werkloozen-kassen van vakvereenigingen hier ter stede." Eindelijk is sinds schriftelijk door adressen, zoo wel als bij monde van sommige leden Uwer Ver gadering, bij Burgemeester en Wethouders aange drongen op spoed, met het oog op de belangen, die bij deze aangelegenheid betrokken waren. Omtrent dit laatste eerst een enkel woord. Ons college had voor zich eerst uit te maken, in ver band met de discussiën in de raadsvergaderingen van 28 Augustus en 9 October 1906, of zou moeten worden voorgesteld op het adres reeds dadelijk afwijzend te beschikken, dan wel in hoeverre die debatten en de daarop gevolgde stemmingen niet behoefden uit te sluiten dezerzijds het onderwerp thans in studie te nemen en daarop omtrent het al of niet verleenen van medewerking der gemeente aan de werkloozen- verzekering, zooals in het adres werd gevraagd, een uitspraak van Uwe Vergadering uit te lokken. Na de discussiën nogmaals te hebben nagelezen, meenen wij dat de laatstbedoelde opvatting kan worden gehuldigd. Verscheidene leden toch die zich tegen de motie-Besuijen en de daarop ingediende amen mede dus een eerste grondslag gelegd was waar op een gemeenschappelijk optreden van gemeente en rechtstreeks belanghebbenden ter bestrijding van het euvel van onvrijwillige werkloosheid kon worden gebaseerd, waren wij van oordeel, dat dezer zijds moest worden onderzocht of in die richting zou kunnen worden gestuurd. Langer dan waar schijnlijk hot gewicht dezer zaak medebracht al meenen wij hier dadelijk tegen te overdreven ver wachtingen in de gunstige werking eener gemeente lijke bemoeiing te moeten waarschuwen en langer ook dan wij zeiven wel hebben gewenscht, heeft in middels ons prae-advies op zich moeton laten wachten. Ook velerlei andere zaken, die niet minder drin gend op afdoening wachtten, eischten in den laatsten tijd de volle inspanning van ons college daaronder waren meer dan een, die door het initiatief van leden Uwer Vergadering en, men houde ons ten goede, meestal van de zijde juist van hen, die bij de onderwerpelijke aangelegenheden het vaakst op spoed aandrongen aan de orde waren gesteld, zelfs al kan met eenigen grond van zekerheid som tijds reeds vooraf worden nagegaan, dat van dat initiatief eenig stellig resultaat niet is te ver wachten. Bij de bespreking in ons college hebben wij ons er dan rekenschap van gegeven, dat werkloosheid, waartoe de werkman, die arbeiden kan en wil, door omstandigheden buiten zijn toedoen gedwongen is, op den betrokkene zelf en zijn gezin demorali- seerend moet werken, doch tot een maatschappelijk euvel kan worden, indien zij niet moer hier en daar, doch bij tijden algemeen het hoofd opsteekt. Is de plaatselijke gemeenschap, binnen de grenzen van waartoe zij redelijkerwijze geroepen mag wor den, hier tot helpend optreden in staat, dan kan onder zekere omstandigheden hare medewerking gerechtvaardigd zijn. De ondervinding op dit terrein in de laatste jaren opgedaan toont aan dat inderdaad de scherpte van het verschijnsel, dat boven is geschetst, door toedoen van de gemeente althans eenigermate kan worden verzacht. Niet door de kwaal zelf weg te nemen, daartoe ontbreekt haar voor verreweg het grootste gedeelte de macht, als men ten minste de gemeentelijke werkverschaf fing ter zijde stelt, die voor den vakarbeider geen daadwerkelijke hulp biedt, doch door uit de openbare 321

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 160