Bijlage tot het verslag der handelingen is hij nog altijd zeker van zijn loon gedurende het geheele jaar. Omtrent de amendementen op de artt. 6, 7 en 21 zal door den laatstondergeteekende en op 24 en 31 door den tweeden ondergeteekende afzonder lijk worden geadviseerd. Overigens meenen zij zich van advies te mogen onthouden, daar de voorgestelde wijzigingen in Litt. B. Advies van den Directeur der Qemeentewerlcen. Leeuwarden, 10 December 1908. Bij missive van gisteren No. 1625 werd door Uw College aan ondergeteekende opgedragen, U de beschouwingen mee te deelen, waartoe de door den heer wethouder J. Oosterhoff op het ontwerp-werk- lieden-reglement ingediende amendementen hem aanleiding geven. Alhoewol hij zich in den regel houdt buiten het maken van opmerkingen aangaande bij den Raad reeds aanhangige voorstellen, zoo wil hij, nu dit gevraagd wordt, zijne ideeën gaarne ten beste geven. Ondergeteekende meent zich bij deze beschou wingen alleen te mogen bepalen tot de amendementen op de artt. 6, 7 en 21, daar 24 en 31 alleen zaken betreffen de gasfabriek aangaande en 30 door do drie directeuren gezamenlijk werd behandeld. De voorgestelde wijzigingon in 6, 7 en 21 houden vorband met elkaar, zoodat in geval van bezwaar tegen één er van, dit geldt voor alle drie. De ondergeteekende meent dadelijk te moeten meedeelen, dat hij bezwaar moet maken tegen eene aanbeveling van de op de artt. 6, 7 en 21 voorge stelde wijzigingen. Had hij hiertegen geen bezwaar, dan was zeer zeker in het door do drie directeuren ingezonden ontwerp-reglement een andere samenstelling en de door den heer Oosterhoff gevraagde wijziging niet meer noodig. Hij meent U beleefd te mogen opmerken, dat de wijziging van de artt. 6, 7 en 21 van het bij den gemeenteraad in behandeling zijnde ontwerp- werklieden-reglement, zooals deze bij amendement door den heer wethouder J. Oosterhoff wordt voor gesteld 1°. in strijd zoude zijn met de 3 verordeningen op de heffing en de invordering eener belasting Aan Heer en Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. 6, 7 en 21 alleen gemeentewerken, en 24 en 31 alleen gasfabriek raken. De Directeuren der Stadsreiniging, SOUTENDAM. Gasfabriek J. Ph. BRUINWOLD RIEDEL. Gem cent.ewerken, W. C. A. HOFKAMP. onder den naam van bruggeld en wel No. 7 van 1903, No. 5 van 1904 en No. 20 van 1905. In alle drie deze verordeningen staat dat de dag wordt gerekend aan te vangen van 1 April tot 31 October 's morgens te 5 ure en gedurende den overigen tijd van het jaar te 6 ure 2°. tengevolge zou hebben, dat de werklieden voor do wegen en de plantsoenon gedurende den zomer een uur later zouden aanvangen dan thans het geval is. De ondervinding heeft geleerd, dat de schippers steeds het liefst zoo vroeg mogelijk beginnen en voor lien do bruggen derhalve ook zoo vroeg mo gelijk geopend dienen te worden. Tot nu toe heeft men zich algemeen tevreden kunnen stellen met eene opening te 5 uur van 1 April tot eind October, maar wanneer dit zou worden verlaat, wekt men ontevredenheid en zou de scheep vaart te veel worden belemmerd. En wanneer volgens het werklieden-reglement, dat toch zeker ook op brugwachters en hunne ver vangers toepasselijk zal worden verklaard, eerst te zes ure de dag begint, moet men de bruggelden tot dat uur ook op 40 centen, als bij nachtdienst, brengen, die bij dag slechts 10 of 15 centen bedragen. En de wegwerkers en plantsoenarbeiders, die hunne bezigheden tot nu toe steeds te 5 ure beginnen, zouden in aantal vermeerderd moeten worden wan neer dit uur kwam te vervallen, te meer daar do morgenuren verreweg de voordeeligste zijn voor beide categoriën van werklieden. Beide n.l. werken aan den openbaren weg en hebben te doen met het publiek in al zijne nuances. Of zij hinderen met hun werk de voorbijgangers (bij boomensnoeien en dergelijke), óf de straatjeugd en voorbijgangers hinderen hen. En juist in do morgenuren is er weinig publiek op straat, zoodat in het uur van 56 's morgens bijna dubbel zoo veel gedaan kan worden als b.v. des namiddags van 45 uur. En wanneer men het geheele jaar dooreen rekent, 346 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. no. 37. dan wordt door deze beide soorten van werklieden nog niet eens 10 uren per dag gewerkt. De werkuren loopen n.l. van 7 uur per dag in den winter tot 11 uur per dag in den zomer en daar van zijn er slechts 5 maanden van 11 uren. De overige maanden alle minder, zoodat voor een geheel jaar, na aftrek van verlof, thans niet meer dan 2820 a 2832 uren werkens overblijven, terwijl de werklieden die aan de werf werken, (timmerlieden, metselaars, smeden en opperlieden) totaal 2914 uren werken. Bijna 100 uren moeten deze laatsten dus meer werken en krijgen niet meer loon betaald. Maar op de reden waarom deze vermindering van werkuren zou moeten worden ingesteld, valt misschien ook nog wel iets af te dingen. Over weinig gelegenheid voor nachtrust mag toch niet worden geklaagd, wanneer uiterlijk te 7 uur 's avonds kan worden geëindigd. Zeer toevallig ben ik in do gelegenheid de werk uren op te geven van de meestal uit den gegoeden stand komende pleegzusters van het Burgerzieken huis te Amsterdam. Hier is het regel dat alle zusters te 5J/2 uur des morgens, winter en zomer door, met hare werkzaam heden moeten beginnen, welke zeer zeker niet minder moeilijk zijn dan die onzer plantsoenwerkers, maar daar wordt ook voor nachtrust gezorgd, want die zusters gaan te 9 uur of desnoods eerder te bed. En wanneer vrouwen dit gedurende het geheele jaar kunnen doen, hoeveel te meer zou men dit dan van mannelijk personeel mogen vorderen gedurende de kleinste helft van het jaar? Ik meen dus handhaving van de ook door mijne medewerking tot stand gekomen bepalingen in het ontwerp-reglement dringend te moeten aanbevelen. De Directeur der Gemeentewerken, W. C. A. HOFKAMP. Litt. C. Advies van den Directeur der Gemeentelijke Gasfabriek. Leeuwarden, 17 December 1908. Aan Heer en Burgemeester en Wethouders der gemeente Leeuwarden. Ter voldoening aan Uwe opdracht d.d. 9 dezer, bij schrijven no. 1625, heb ik de eer UEd. Achtb. naar aanleiding der door den WelEd. Achtb. Heer Oosterhoff ingediende amendementen op het ontwerp- werkliedenreglement, het volgende te doen weten. Artt. 6', 7 en 21. Tegen de hierin voorgestelde wijzigingen bestaan bij mij geene bezwaren, daar deze met de bestaande regeling aan de gasfabriek niet in botsing komen. Art. 24. Daargelaten of het mogelijk is een regeling te treffen die der stokers in staat stelt om de drie weken 32 uren achtereen rust te nemen, zonder hierdoor den dienst te schaden, komt het mij ongewenscht voor, te trachten eene dergelijke regeling tot stand to brengen, daar men hierdoor een zekere categorie van werklieden zou bevoor- deelen boven andere, zonder dat daarvoor m. i. voldoende motief bestaat. Do stokers werken ge middeld 56 uren per week, terwijl de andere werk lieden 60 uren maken en zij worden als niet-vak- lieden voor 't meerendeel beter betaald dan de overige gewone werklieden. Bovendien worden zij voor de week dat zij nachtdienst vorrichten nog extra betaald. Deze voordeelen hebben zij inder tijd gekregen met het oog op hunne bijzondere werkzaamheden die voor den tijd, dat zij werkzaam zijn, zeker zwaarder zijn, dan die van een gewoon werkman. Doch ten deele hebben zij deze voor deelen ook gekregen als vergoeding voor het ge mis van den vrijen Zondag en voor het verrichten van nachtdienst. Met het oog op de belangen van het gezin is het m. i. zeker niet noodig dat de stokers elke drie wekon minstens 32 uren achtereen vrij zijn, daar zij toch door de week ruimschoots gelegenheid hebben deze schade in te halen en zich dan veel meer aan hun gezin kunnen wijden dan een gewoon werkman. Hebben zij den morgen dienst (62), dan zijn zij vanaf 's middags twee uur vrij en gaan op denzelfden tijd ter ruste als een gewoon werkman. Hebben zij den middag- dienst (210), dan zijn zij den geheelen morgen vrij en hebben zij den nachtdienst, dan slapen zij 's morgens en zijn een groot deel van den namiddag en 's avonds tot 10 uur vrij om de huiselijke ge zelligheid te bevorderen. Het eenig geldende motief is misschien, dat hun de gelegenheid ontbreekt geregeld hunne gods dienstige plichten waar te nemen, doch zij die den zoogenaamden vrijen Zondag hebben, kunnen daar aan wel voldoen evenals zij, die Zaterdagavond 10 afkwamen en Zondagavond 6 uur moeten op komen, zoodat ten slotte maar eens in de drie weken de kerkdienst door hen niet kan worden gevolgd. 347

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 172