Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
voor de Harlingervaartsbrug
des daags10 cent
nachts40
behalve voor trekschepen, die in geregelde beurt
varen, waarvoor het bruggeld bedraagt
des daags5 cent
nachts20
voor de Wirdumerpoortsbrug
des daags20 cent
nachts40
voor de Prins Hendrikbrug
des daags10 cent
nachts40
voor de Vrouwenpoortsbrug
des daags15 cent
nachts40
voor de Noorderbrug
des daags15 cent
nachts40
voor de Yerversbrug
des daags5 cent
nachts40
voor de beide bruggen over het Nieuwe kanaal
des daags10 cent
nachts40
Voor de toepassing dezer bepaling wordt
de dag gerekend aan te vangen, van 1 April tot
en met 31 October, 's morgens te 5 uur en ge
durende den overigen tijd van het jaar 's morgens
te 6 uur
de nacht gerekend aan te vangen 's avonds te
10 uur.
Art. 3.
Het recht is verschuldigd door de gezagvoerders,
schippers of eigenaars der vaartuigen en, bij afwe-
heid, door hen, die in hunne plaats optreden.
Art. 4.
Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld
wordt verleend voor vaartuigen, rechtstreeks in
gebruik voor den gemeentedienst.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking den 12en
Mei 1908.
B. VERORDENING op de invordering der be
lasting onder den naam van bruggeld,
geheven wordende voor het afdraaien
van de Harlingervaartsbrug, de Wirdu
merpoortsbrug, de Prins Hendrikbrug,
de Vrouwenpoortsbrug, de Noorderbrug.
de Verversbrug en de beide bruggen
over het Nieuwe Kanaal.
Art. 1.
De invordering van het bruggeld geschiedt door
middel van gadering, tenzij de Raad besluit, de
invordering door middel van openbare verpachting
te doen plaats hebben.
70
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. 110. lu
De gaarders worden door burgemeester en wet
houders benoemd. Dezen voorzien hen van eene
instructie, waarin mede wordt bepaald de wijze van
verantwoording der geïnde bruggelden.
De instructie wordt aan den Raad medegedeeld.
De Raad bepaalt de belooning der gaarders.
Ingeval van verpachting worden de pachtvoor-
waarden door den Raad vastgesteld.
De namen der gaarders of pachters worden door
•burgemeester en wethouders bekend gemaakt.
Art. 2.
De verschuldigde bruggelden moeten door de
belastingschuldigen op de eerste mondelinge aan
vrage van den gaarder of pachter aan dezen worden
voldaan.
Art. 3.
Indien een belastingschuldige hierin nalatig is,
geeft do gaarder of pachter daarvan terstond kennis
nan den ambtenaar, bedoeld in art. 261 der ge
meentewet, die deswege overeenkomstig art. 275
dier wet proces-verbaal opmaakt en dat aan den
gemeente-ontvanger ter hand stelt, ten einde de
invordering te doen plaats hebben overeenkomstig
de artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet.
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking den 12en Mei
1908.
Leeuwarden,
190
De Raad voornoemd
MEMORIE VAN
De raadsbesluiten van 10 Februari 1903 tot
heffing van bruggelden voor het afdraaien van de
Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendrikbrug, de
Harlingervaartsbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de
Noorderbrug en de Verversbrug en van 14 Februari
1905, tot heffing van bruggelden voor het afdraaien
der beide bruggen over het Nieuwe Kanaal zijn
goedgekeurd resp. tot 12 Mei 1908 en 1 Juli 1908.
De bestendiging van deze heffingen wordt in
het belang der gemeente noodzakelijk geacht. In
de nieuwe verordening kunnen beide, tot één
besluit te zamen gevoegd, worden opgenomen.
Wijziging van het bedrag der heffing is niet
gewenscht. Art. 2 van het ontwerp-heffingsbesluit
komt dan ook geheel overeen met de betrekkelijke
artikelen der vigeerende verordeningen.
II. in te trekken met ingang van 12 Mei 1908,
de tot 1 Juli 1908 bij Koninklijk besluit van 17
Juni 1905 no. 40 goedgekeurde verordening tot
heffing van eene belasting onder den naam van
bruggeld, voor het afdraaien der beide bruggen
over het Nieuwe Kanaal, vastgesteld bij raadsbesluit
van 14 Februari 1905 met de daarbij behoorende
verordening op de invordering.
TOELICHTING.
Dat met de heffing wordt voldaan aan den eisch,
gesteld bij art. 254 der gemeentewet, kan blijken
uit het volgende overzicht.
De opbrengst van het bruggeld voor het af
draaien der genoemde bruggen is geweest als volgt
in 1902 ƒ11,494.95
1903
1904
1905
1906
14,793.35
12,587.50
13,416.70
15,537.75
Totaal ƒ67,830.25
of gemiddeld per jaar
Hiertegenover staan de
uitgaven, welke bedragen
als volgt:
13,566.05
71