190
191
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
Bij slooping of te niet gaan van het gebouwde
moet binnen een door Burgemeester en Wethouders
te stellen termijn tot wederopboirw te hunnen ge-
noege worden overgegaan.
2. Indien de Baad van het voorschrift, vervat
in het vorige lid, eerste zinsnede, ontheffing heeft
verleend, geldt deze voor zoolang de door hem
gestelde nadere eischen door den erfpachter worden
nagekomen.
b. Rooilijn.
1. De rooilijn voor de te stichten gebouwen
is voor de verschillende blokken vastgesteld, zooals
op de situatiekaart met zware roode lijnen is aan
gewezen.
De ingeschreven getallen duiden den afstand aan
tusschen den kant van den weg en de rooilijn.
'2. Waar op de kaart geen roode lijnen evenwijdig
aan de wogen voorkomen en geene getallen zijn
ingeschreven, is de rooilijn voor bebouwing langs
den weg.
c. IJzeren hekken.
1. Zoo de voor de verschillende perceelen
tusschen rooilijn en weg gelegen ruimten meer
dan 1.50 M. diepte hebben, moeten zij onderling
en van den weg gescheiden worden door ijzeren
hekken, waarvan de teekening en samenstelling
door Burgemeester en Wethouders moeten zijn
goedgekeurd.
2. Deze ruimten moeten als tuin of grasveld
worden aangelegd, onderhouden en gebruikt.
3. Zoo deze ruimten niet meer dan 1.50 M.
diepte hebben, moeten zij als stoep worden aan
gelegd en onderhouden en mogen hierop geen
hekken worden geplaatst.
4. Burgemeester en Wethouders kunnen, be
houdens de bepalingen der Bouwverordening,
afwijking van het in de vorige alinea's bepaalde
toestaan.
d. Peil.
1. De bovenkant vloer van den beganen grond
in de tot woning in te richten gebouwen moet ten
opzichte van de as van den voorliggenden weg eene
hoogte hebben van ten minste
a. 0.20 M. voor die woningen, welke onmiddellijk
aan den weg staan
I). 0.30 M. voor die, waarvan de rooilijn is be
paald op 2.50 M. uit den weg
c. 0.35 M. voor die, waarvan de rooilijn op 4
M. uit den weg is bepaald.
2. De hoogte van wegen, die nog niet zijn aan
gelegd, wordt op aanvrage door Burgemeester en
Wethouders aangewezen. Zoodra aan eene der ge
projecteerde wegen een gebouw uitwendig voltooid
is, overeenkomstig de door Burgemeester en Wet
houders goedgekeurde plannen, zullen deze op een
door den betrokkene gedaan daartoe strekkend ver
zoek een begin maken met den aanleg van dien weg.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1906. Hjjl, 710. U.
e. Schuttingen enz.
1. Ingeval ten aanzien van nevens- of achter
elkander gelegen terreinen, over de wijze van af
scheiding der terreinen als bedoeld in artikel 090
van het Burgerlijk Wetboek geen overeenstemming
kan worden verkregen, moet zoodanige scheiding
op gemeene kosten gemaakt en onderhouden wor
den en bestaan uit een ijzeren hek of een houten
schutting, waarvan de teekening en samenstelling
door Burgemeester en Wethouders moeten worden
goedgekeurd.
2. De schutting moet worden gemaakt van vuren
planken, zwaar drie centimeter, behalve de grond
plank, welke van Amerikaansch grenenhout moet
zijn, alle gespijkerd tegen palen van Amerikaansch
grenen hout, zwaar tien bij twaalf centimeter, lang
drie meter die op afstanden van twee meter en om
den anderen op ieders erf moeten geplaatst worden.
3. De schuttingen en palen moeten aan alle
kanten worden gegrondverfd.
4. Wanneer aan de een of andere zijde van een
terrein een ijzeren hek of schutting of een gedeelte
daarvan bestaat, moet de erfpachter de helft der
waarde van het bestaande aan den rechthebbende
daarop vergoeden en voor de helft in het voort
durend onderhoud er van bijdragen.
5. Indien partijen het over de waarde van be
staande afscheidingen niet eens kunnen worden
zullen zij op hunne kosten die waarde doen bepalen
door drie deskundigen, ter wederzijde een, en de
derde door den Kantonrechter te benoemen.
6. Waar de terreinen grenzen aan niet in erf
pacht uitgegeven terreinen, eigen aan de gemeente,
moeten de kosten der te maken scheidingen, zoowel
als het onderhoud daarvan, geheel door den erf
pachter worden gedragen.
f. Teekeningen.
1Voor tot het stichten van nieuwe, of tot het
geheel of gedeeltelijk vernieuwen van bestaande
gebouwen, afsluitingen van terreinen enz. wordt
overgegaan, zullen aan Burgemeester en Wethouders
plattegrond-, gevel- en doorsnede-teekeningen
moeten worden overgelegd, alle op eene schaal van
ten minste 1 a 100 voor de gebouwen en 1 a 50
voor de afsluitingen en met ingeschreven maten
voorzien van lengte, breedte en hoogte van alle
vertrekken en verdiepingen.
2. Eerst na goedkeuring der teekeningen door
genoemd college, mag met bouwen worden aange
vangen.
3. Wanneer blijkt, dat bij de uitvoering de goed
gekeurde teekeningen niet zij n gevolgd of dat gebouwd
wordt, zonder de teekeningen eerst te hebben laten
goedkeuren, vervalt, onverminderd de bevoegdheid
om het bepaalde bij artikel 15, 2e lid, toe te passen,
zonder inmorastelling de in art. 8 omschreven
waarborgsom aan de gemeente.