Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911.
Do verdeeling sluit zich aan aan het bepaalde bij
artikel 50 der lager onderwijswet dat wil, dat
minvormogenden, indien hot schoolgeld voor ieder
kind van dezelfde klasse gelijk is, slechts vooreen
gedeelte aan do heffing wordt onderworpen. Inder
daad is de ontworpen schoolgeldregeling' voor de
inkomens van 1900.(voor de scholen 2 en 3),
van 1400.(voor school no. 4) on van/1000.
(voor de andere scholen) en daarbeneden eene,
waarbij voor ieder kind van dezelfde klasse oven-
veel wordt betaald boven die inkomens pas wordt
zij een evenredige (6e lid van artikel 50 der wet).
Dit gemengde stelsel is gekomen ten einde, in ver
band mot het voorschrift, dat van bedeelden en
onvermogenden geen schoolgeld mag worden ver
langd, meer bepaaldelijk op do scholen 1 en 511
de verdeeling der leerlingen over de kostelooze en
niet kosteloozo aan Burgemeester en Wethouders in
handen te laten, zooals thans. Dit is van bolang,
omdat te vreezen is dat, wordt ook in de lagere inko
mens geheel volgens den hoofdolijken omslag te werk
gegaan, eene geheelo omkeering in de distributie
dor schoolbevolking hiervan het gevolg zal zijn,
zoodat sommige scholen zouden leegloopen, andere
overbezet zouden gerakenmaai' ook omdat de
vraag, of al of niet een gering schoolgeld kan worden
betaald, juist in die kringen niet uitsluitend van
het belastingbillet afhangt, maar van allerlei factoren,
samenstelling en grootte van het gezin b.v., die bij
do inkomstenbelasting geheel buiten beschouwing
blijven.
Volgens don toestand op 1 Januari 1910 brengt het schoolgeld op naar de
bestaande regeling nieuwe regeling
School no.
2
3
1
5
6
7
12
9783.— j 11063.75
4273.50
4310.25
3126.—
I
3753.75
ook hier is de bereke
ning gemaakt naar
den toestand op 1
Januari 1910, dus
vóór de reorganisatie.
5051.
3331.50
Totaal 21492.75 23200.-
Voordeelig verschil tusschen de oude en de nieuwe regeling. 1700.-
Ook de commissie van toezicht ziet de billijk
heid van eene evenredige schoolgeldheffing in, doch
berekeningen, volgens hare voorstellen opgezet,
deden ons tot de slotsom komen, dat, zooals zij
zich de regeling dacht, de opbrengst van het middel
achtei'uit zou gaan. Onder de tegenwoordige om
standigheden komt ons dit zeker niet verantwoord
en gerechtvaardigd voor, doch wel dat, zooals de
bovenstaande becijfering aantoont, hier een kleine
bate worde gevonden. Deze moge dan, naast de
voortdurend en met de jaren zwaarder wordende
eischen, die, blijkens het volgend overzicht over
de laatste tien jaren de huidige schoolgeld
regeling dateert van 1897 aan de gemeentekas
door het openbaar onderwijs worden gesteld, als
een gering aequivalent worden beschouwd tegen
over de kosten, die de hier besproken reorganisatie
plannen medebrengen. Reeds de uitgaven voor
een zevende leerjaar aan één school kunnen veilig
op 800.worden begroot, zoodat, al moet, gelijk
van zelf spreekt, elke eenigszins betrouwbare ra
ming achterwege blijven, het geen betoog behoeft,
dat de hoogere opbrengst van het schoolgeld do
nieuwo kosten op verre na niet zal dekken.
92
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. Bijl. no. 7
Jaar.
1
Ten laste der gemeente
komende kosten v/h lager
onderwijs, na aftrek rijks
bijdrage doch zonder kosten
van schoolbouw en van
meubels bij eerste inrich
ting van lokalen.
2
Opbrengst
schoolgeld.
O
O
Opbrengst van
het schoolgeld,
uitgedrukt in
percenten van
de kosten,
bedoeld
in kolom 2.
4
Ten laste der
gemeente blijvend
bedrag na aftrek
schoolgeld.
5
Kosten van
schoolbouw met
inbegrip van
meubelsbij eerste
inrichting van
lokalen, na aftrek
rijksbijdrage.
6
Bedrag van
kolom 5
per hoofd der
bevolking.
7
1900
96,744.80s
18,911.95°
19.54
77,832.85
2.41s
1
102,955.87
18,959.64
18.41
83,996.23
2.54 s
2
106,777.40
19,495.27
18.26
87,282.13
30,758.49s
2.63
3
110,551.64
19,618.57s
17.75
90,933.06s
34,277.62s
2.71
4
122,222.63s
21,097.88
17.26
101,124.75s
20,589.02
2.98
5
127,152.68
22,497.855
17.69
104,654.82s
46,471.57
3.07
6
135,645.21s
22,744.19®
16.77
112,901.02
7,552.81s
3.28
7
135,411.59^
22,529.585
16.64
112,882.01
3.24s
8
137,660.34
22,235.49s
16.15
115,424.84s
26,091.95
3.28
9
140,646.48s
22,539.54s
16.03
118,106.94
3,686.50s
3.27s
Aan den eisch van het laatste lid van artikel 50
der wet tot regeling van het Lager onderwijs, dat
bij een evenredige schoolgeldheffing voor geen kind
aan schoolgeld meer betaald wordt dan voor het
onderwijs van dat kind kan geacht worden voor
rekening der gemeente te blijven, wordt bij de ont
worpen heffing voldaan. Waar toch volgens de
bestaande heffing het schoolgeld ongeveer 1/6 ge
deelte bedraagt van de kosten, die blijkens voren
staand overzicht (kolom 2) ten laste der gemeente
komen, is eene meerdere opbrengst van 1700.
zeker niet van zoodanigen invloed dat daardoor
het schoolgeld de in het laatste lid van genoemd
art. 50 bedoelde som zou te boven gaan. Nader
uitgewerkte berekeningen hebben dat trouwens
aangetoond.
Ten slotte wordt in de brieven van de commissie
nog aangeroerd de zaak van het gymnastiekonderwijs.
Na hetgeen daarover in ons aan U gericht schrijven
van 4 Februari 1.1. (bijlage no. 5 van dit jaar) reeds
is medegedeeld, behoeft daarop hier thans niet
verder te worden ingegaan als het onderhavige
voorstel aan de orde komt, zal door U ter zake
reeds eene beslissing zijn genomen.
De achtereenvolgens in het bovenstaande bespro
ken herzieningen zijn door ons nog niet in ontwerp
verordeningen belichaamd, omdat het wenschelijk
schijnt dat vooraf overeenstemming worde verkregen
op de hoofdpunten, die dan naderhand in de onder-
deelen kunnen worden uitgewerkt. In afwachting
dei'halve van onze nadere gedetailleerde voorstellen,
geven wij U thans in overweging op grond van het
vorenstaande in beginsel te besluiten
n
j)
a. tot reorganisatie van de school der tweede
klasse a no. 4 in dier voege, dat het 7e leerjaar
wordt gesplitst in twee klassen, waarvan de eene
aansluit op het 2e leerjaar van school no. 12 en de
andere op de laagste klasse van gymnasium en
hoogere burgerschool
b. de lagere scholen in deze gemeente aldus in
klassen te verdoelen
scholen 2 en 3 behooren tot de le klasse a
school 4 behoort le b
scholen 1 en 5-7 behooren 2e
8-11 3e
school 12 behoort 4e
c. tot het invoeren, aanvankelijk bij wijze van
proef, van een zevende leerjaar op do scholen 1,
5—11;
d. tot het invoeren eener, deels evenredige, school
geldheffing op de wijze als in het voorstel uiteen
gezet is en, al naar mate het inkomen volgens de
klasse van aanslag in den lioofdelijken omslag, de
heffingsbedragen te bepalen
voor de scholen der le klasse a op ƒ30,/-40 en/50
school n b 15, 25 30
scholen „2e 5, 7.50 10
school 4e 15, „25 30
terwijl voor minvermogenden onderscheidenlijk 2/3,
2/g, T/10 en Va van het laagste bedrag en voor buiten
leerlingen het hoogste bedrag zal worden geheven.
Leeuwarden, 11 Maart 1911.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
ZIMMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
93