no.
12.
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911.
Art. 27.
Art. 27 is nieuw.
Zie aanteekening bij art. 9.
Het eerste lid van art. 29 is gelijkluidend aan
art. 24 (oud).
Het 2e, 3e, 4e, 7e, 8e en 9e lid zijn nieuwhet
5e en 6e lid zijn overgenomen uit art. 25 (oud)
der instructie voor de ambtenaren enz. der bank.
Art. 30 is gelijkluidend aan art. 25 (oud)alleen
zijn na de woorden „vermeld worden" toegevoegd
de woorden „het nummer in het Register van be
leening."
Geen panden of gelden worden aangenomen van,
of verstrekt aan kinderen, die kenlijk den leeftijd
van 16 jaren nog niet hebben bereikt en personen
in kenlijken staat van dronkenschap.
Art. 28.
De boeken en registers, in het belang der goede
administratie noodig, worden in de instructie voor
de ambtenaren en bedienden omschreven.
Art. 29.
De tot pand aangeboden voorwerpen worden
voor de beleening door de daartoo aangewezen
ambtenaren geschat naar de wezenlijke waarde.
Zaken, die kenlijk tot den eeredienst behooren
of kenlijk afkomstig zijn van instellingen van wel
dadigheid, alsmede goederen, behoorende tot de
kleeding, uitrusting of wapening van een krijgsman
beneden den rang van officier, worden niet aan
genomen.
De commissie zorgt dat in tijden, waarin eene
besmettelijke ziekte epidemisch is verklaard, de
voorschriften door het gemeentebestuur of door
den Burgemeester gegeven, als voor de bank gel
dende, worden nageleefd.
Zij voorkomt zooveel mogelijk, dat kleederen of
goederen, welke eene besmettelijke ziekte kunnen
overbrengen, uit eene woning, waarin zich een
lijder aan eene besmettelijke ziekte bevindt, ter
beleening worden aangenomen.
Worden goederen door den Officier van Justitie
of eene andere bevoegde autoriteit in het belang
dor justitie opgeëischt, dan worden die panden
dadelijk opgenomen in het daarvoor bestemd register
en niet afgegeven dan tegen schriftelijk bewijs.
Bestaat er vermoeden, dat cenig voorwerp door
misdrijf is verkregen, dan wordt daarvan aan de
bevoegde autoriteit kennis gegeven.
Worden goederen als ontvreemd of verloren aan
gegeven, dan wordt de duidelijke omschrijving
daarvan opgenomen in het vorenbedoelde register en
door den belanghebbende geteekend. Worden deze
goederen naar het vermoeden van den directeur der
bank ter beleening aangeboden, dan stelt deze een
voorloopig onderzoek in bij den aanbrenger en ver
wittigt onmiddellijk den belanghebbende.
De directeur is in bijzondere gevallen gerechtigd
het pand tegen ontvang-bewijs gedurende 24 uren
onder zich te houden, waarvan hij den Commissaris
van Politie onmiddellijk mededeeling doet.
De Commissaris van Politie kan den directeur
schiiftelijk machtigen bedoelde goederen te beleenen.
Art. 30.
Aan den pandgever wordt een beleenbriefje uit
gereikt, waarop vermeld worden het nummer in
het Register van beleening, de aard van het pand,
de voorgeschoten som, de dag der beleening en de
124
Bijlage tot het verslag der handelingen vau den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911.
Art. 31 is gelijkluidend.
Art. 27 (oud).
De panden worden met de meest mogelijke zorg
bewaard, ten einde alle bederf of vermindering te
voorkomen.
De bank is in geen geval verplicht, hooger bedrag
dan de geschatte waarde der panden uit te keeren
bij geheel verlies of beschadiging.
Art. 3335 zijn gelijkluidend.
Art. 36 is nieuw.
geschatte waarde, voor het geval oen minder be
drag genomen wordt dan waarop het pand recht geeft.
Een duplicaat-beleenbriefje, daarvan afgeknipt,
wordt aan het pand vastgehecht.
Art. 31.
Het aan de pandgevers te verstrekken voorschot
bedraagt voor goud en zilver ten hoogste *U> voor
alle andere voorwerpen 2/3 der geschatte waarde. De
pandgever zal evenwel een minder bedrag in voor
schot kunnen ontvangen.
Art. 32.
De panden worden met de meest mogelijko zorg
bewaard, ten oinde alle bederf of vermindering
te voorkomen.
De bank is verplicht, in geval van brand- of dief-
stalschade van eenig pand, doze schade in verhou
ding tot de geschatte waarde te vergoeden.
Art. 33.
Alle aanspraak op schadevergoeding is verloren,
zoodra het pand, na gelost te zijn, buiten de kan
toren der bank is vervoerd.
Art. 34.
Hij, die een beleend pand wil lossen, moet het be
leenbriefje inleveren met betaling van het ver
strekte voorschot en de verloopen rente.
Art. 35.
Ingeval van aangifte, dat een beleenbriefje is
verloren of ontvreemd, zal de lossing aan den houder
van dat briefje kunnen worden geweigerd.
Indien aangever en houder zich niet tot een
minnelijke schikking kunnen verstaan, zal do eerste
gehouden zijn, zich binnen vijf dagen na de aan
vrage tot lossing bij gerechtelijke akte tegen de af
gifte van hot pand te verzetten, bij gebreke waarvan
die afgifte aan den houder van het briefje zal
geschieden.
Art. 36.
Rijwielen worden voor den tijd van zes maanden,
de overige panden voor den tijd van veertien
maanden beleend.
Bij betaling der rente zonder daarmede gepaard
gaande aflossing, worden panden, welke aan ver
mindering van waarde onderhevig zijn, opnieuw
geschat en het voorschot met inachtneming van
het bepaalde bij art. 31 opnieuw vastgesteld.
De niet opnieuw beleende, niet afgeloste panden
worden verkocht op veilingen, welke iedere drie
maanden in hot openbaar ten overstaan van een der
leden van de commissie worden gehouden.
In de veilingsconditiën wordt de bepaling opge
nomen, dat de kooper boven den koopprijs 5 °/0
daarvan voor onkosten betaalt.
125