Bijlage no. 25.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912.
dienen, omdat voor de bepaling van het bedrag der
belasting de gezamenlijke opbrengst van alle
gronden moet worden geraamd en het is onmogelijk
de belastbare opbrengst van die gronden, als zij
zullen zijn bebouwd, ook maar bij benadering thans
te bepalen.
Art. 4. Een jaarlijksche bijdrage was minder
gewenscht omdat het hier betreft eene bijdrage in
acwZe^kosten. Regelt men eene jaarlijksche bijdrage
afloopend in verband met eene veronderstelde af
lossing der kosten door de gemeente, dan krijgt
men het bezwaar dat de bijdrage onbeteekenend
wordt, wanneer de bebouwing eerst tot stand komt
kort voor het verstrijken van den termijn. Eene
bijdrage ineens is geheel in overeenstemming met
het karakter der heffing en voorkomt vele bezwaren.
De grootte der bijdrage is als volgt berekend.
De kosten van het werk zijn geraamd op rond
f 3000.—, n.l.
prijs per
eenheid.
bedrag.
144 M. riool 50/75
3.50
504.—
1 stuks klimschacht
77
25.—
1 gewone put
71
60.—
2 putranden
n
12.—
77
24.—
144 M. vuren bot, kespen,
sloof en kesp, samen 4.50 M3.
40.—
71
180.—
144 M. riool leggen met sleuf
graven
n
2.50
77
360.—
72 M3. grond vervoeren
n
0.50
77
36.
40 M3. woudzand
n
1.—
77
40.—
118 M2. sleuf bestraten
n
0.20
77
23.60
voor afdammen en drooghouden
77
120.—
2 stuks vierkante putten, com
pleet
n
60.—
77
120.—
12 M. gegoten ijzeren buis a
257 K.G
0.08
77
246.72
Transporteere 1739.32
Transport 1739.32
12 M. onder den spoorweg
leggen16.— 192
voor wachthouden, afkeeringen
en verlichting 20.
winst, verzekei'ing, risico, 208.68
2160.—
toezicht100.
administratiekosten en kosten van latere
opmetingen (zie art. 3, 2e lid) 240.
onderhoudskosten (gekapitaliseerd)
te zamen
500.—
3000.—
De geheele oppervlakte van de gronden, welke
onder de heffing vallen, bedraagt 77359 M2. Daarvan
moet 1/i gerekend worden voor straataanleg bestemd
te zijn, zoodat ten hoogste 58000 M2. onder de be
lasting vallen. De opbrengst zou dus ongeveer ge
lijk zijn aan de kosten, maar daar de belasting
inkomt al naar gelang gebouwd wordt en dus een
vooraf niet te bepalen bedrag aan rente wordt ge
derfd, is voldaan aan den eisch van artikel 240),
dat slechts „een bijdrage in de kosten'' wordt ge
heven.
Wat de belasting-betalers betreft, is het billijk
dat de heffing voor allen gelijk is en geen rekening
wordt gehouden met rentederving, omdat de betaling
samenvalt met het oogenblik, waarop men aanvangt
van het werk gebruik te maken.
Art. 5. Het opmaken van kohieren bij deze be
lasting is voorgeschreven in artikel 264 der Ge
meentewet.
De aanwijzing van het oogenblik, waarop een
gebouw in gebruik is genomen, zal minder moeilijk
heden opleveren dan b.v. die van het oogenblik
der voltooiing. Ook wordt het meeste nut van het
werk eerst na de ingebruikneming van het gebouw
ondervonden.
168
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. Bijl. no. 25.
OPRICHTING van eene bad- en
zweminrichting.
Litt. A.
Voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
Door N. Ottema en verschillende andere inge
zetenen dezer gemeente werd bij adres, den 10
Juli 1.1. ingekomen, tot Uwe Vergadering het verzoek
gericht, het daarheen te willen leiden, „dat de
„bestaande plannen (voor oprichting van eene nieuwe
„bad- en zweminrichting) weer worden ter hand
„genomen en met den meest mogelijken spoed in
„of in de onmiddellijke nabijheid van de stad eene
„goede gelegenheid voor zwemmen en baden worde
„gemaakt en om, indien de verwezenlijking van
„dergelijke plannen onverhoopt nog eenigen tijd op
„zich zou moeten laten wachten, in dat geval in
middels voorloopige maatregelen te nemen, waardoor
„meerderen van de tegenwoordige ingezetenen nog
„van de voordeelen van baden en zwemmen zullen
kunnen „genieten".
Dit adres werd met de daaraan bij schrijven van
Juni 1912 (ingekomen 10 Juli d.a.v.) betuigde adhaesie
door de vereeniging „Medicorum Vinculum" alhier
gevoegd bij de overige stukken, welke op de op
richting van een bad- en zweminrichting te dezer
stede betrekking hebben. Evenzoo was gehandeld
met een adres, d.d. 9 Februari 1910, van de afdee-
ling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond
voor Lichamelijke Opvoeding en de vereeniging
„Nijverheid" alhier, waarbij U werd verzocht „eene
„commissie uit den Raad te willen benoemen, die
„desgewenscht met eene commissie uit beider be
sturen of vereenigingen van adressanten een plan
„tot stichting van eene zwem- en badinrichting,
„voldoende aan de billijke eischen des tijds, aan
„Uwen raad zal hebben voor te leggen, of wel
„zoodanige andere maatregelen te nemen als naar Uw
„oordeel het best tot het beoogde doel zullen leiden".
Verder bevindt zich nog in onze handen om
prae-advies een dezelfde aangelegenheid behandelend
adres, ingekomen 23 November 1908, van de ver
eeniging „Nijverheid" voornoemd, waarbij aan U
werd gevraagd „maatregelen te willen beramen,
„dat met bekwamen spoed worde voorzien in het
„nijpende gebrek aan eene behoorlijke zwem- en
„badinrichting in deze gemeente".
Al deze stukken benevens een schrijven, d.d. 5
December 1908, van de Gezondheidscommissie voor
de gemeente Leeuwarden, waarbij laatstbedoeld
adres werd ondersteund, brengen wij hierbij weder
bij U ter tafel.
De zaak was juist wederom in do vergadering
van ons collego in behandeling gebracht, toen eorst-
vermeld adres andermaal blijk kwam geven van het
verlangen, dat in dit opzicht bij de burgerij leeft.
Wij waren tot de slotsom gekomen, dat in het
belang vooral van een zuinige exploitatie het aan
beveling verdiende steun te verleenen aan het
particulier initiatief en niet over te gaan tot de
stichting van eene gemeentelijke inrichting. In
dezen gedachtengang was het noodig ons met
particulieren in verbinding te stellen en dit deden
wij door de heeren S. H. Hijlkema, Mr. J. A. Stoop
en N. Ottema, onderscheidelijk voorzitters van de
afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond
voor Lichamelijke Opvoeding, van de Vereeniging
„Nijverheid" alhier en van de onlangs gevormde
voorloopige commissie, die de jongste adresbeweging
op touw zette, tot een bijeenkomst met ons college
uit te noodigen, waarbij een bespreking in den
bovenaangeduiden geest werd gevoerd. Het resul
taat daarvan is neergelegd in onzen tot genoemde
heeren gerichten brief, hierna onder litt. B afge
drukt, waarop het onder litt. C hieronder opgeno
men schrijven het gunstig antwoord bevat.
Zooals U uit een en ander zal blijken, is dus
thans tusschen hen en ons in beginsel overeenstem
ming verkregen over de wijze, waarop getracht
moet worden een bad- en zweminrichting alhior te
stichten en door wie deze eventueel zal worden
geëxploiteerd.
Ofschoon niet in de laatstgenoemde stukken ver
meld, is bij ons onderhoud ook nog aangeroerd de
wenschelijkheid, om de commissie, die zich mot de
voorbereiding van de plannen zal belasten, ter be
strijding van hare uitgaven, een crediet uit de ge
meentekas te verstrekken. Dit achten wij alleszins
billijk, waar particulieren belangeloos hun tijd en
moeite voor het beoogde doel ten beste willen geven.
In verband met bovenstaande mededeelingen heb
ben wij de eer U thans voor te stellen te besluiten
I. in beginsel de medewerking van de gemeente
toe te zeggen tot de oprichting en de exploitatie
van eene bad- en zweminrichting te dezer stede op
de wijze, als is aangegeven in den brief, d.d. 19
September 1912 no. 2307/964, van Burgemeester en
Wethouders aan de heeren S. H. Hijlkema c.s. alhier;
II. aan eene te vormen commissie uit de bur
gerij, die zich zal belasten met de voorbereiding-
van de plannen voor het oprichten en exploiteeren
van eene bad- en zweminrichting te dezer stede,
ter bestrijding van hare ter zake te doene uitgaven,
uit de gemeentekas oen crediet van ten hoogste
500.te verleenen, nader op do gemeentebe-
grooting te regelen.
Leeuwarden, 28 September 1912.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
F. KROON, L.-Secretaris.
169