III
Bijlage no. 32.
V r
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. Bijl. no. 32.
WIJZIGING van de jaarwedden-verordening voor de
leeraren enz. aan het gymnasium (gemeente
bladen nos. 11 van 1910 en 26 van 1912)
en van de verordening voor het gymasium
(Gemeentebladen nos. 44 van 1905, 10 van
1906, 19 van 1908 en 25 van 1912).
Litt. A.
Voorstel van
Burgemeester en Wethouders
Aan den Gemeenteraad.
Gelijk in Uwe vergadering van 22 October 1.1.
reeds door den Voorzitter werd aangekondigd bij
de behandeling van het toen aanhangig voorstel tot
wijziging van de jaarweddenverordening voor de
leeraren aan het gymnasium, zou U binnenkort
opnieuw een voorstel tot wijziging van dezelfde
verordening bereiken. Dit wordt U hierbij aange
boden en is een gevolg van een door curatoren
van die inrichting bij ons ingediend ontwerp van
door hen wenschelijk geachte wijzigingen. Waar
wij ons er in hoofdzaak mede kunnen vereenigen,
meenen wij voor de toelichting te kunnen volstaan
met te verwijzen naar hetgeen door curatoren ter
verdediging van hun ontwerp is gezegd en hier
onder, voor zoover ter zake betrekkelijk, onder
litt. C is afgedrukt. Niet daarbij overgenomen is
dat gedeelte van het voorstel om de premie,
die tot dusver gesteld was op het bezit van den
doctorstitelook uit te breiden tot hen die de
middelbare akte bezitten. Daarentegen worden wel
voor de opklimming der wedde van de leeraren
in de moderne talen dezelfde perioden voorgesteld
als voor de leeraren sub h en c.
Zonder evenwel rekening te houden met wellicht
door het personeel bewezen tijdelijke diensten,
welke ter secretarie thans niet bekend zijn, zijn de
kostenwelke van de verandering in artikel 2
het gevolg zullen zijn, voor 1913 op 1775.
geraamd, zooals is aangegeven op den hiernevens
gevoegden (niet gedrukten) staat, waarin mede eene
vergelijking tusschen de opklimming volgens de
oude en de nieuwe regeling in volgende jaren is
opgenomen. Om in de ook daardoor stijgende kosten
van het gymnasium eenige tegemoetkoming te
hebben, zijn wij voornemens het schoolgeld van ƒ84.
tot 100.te verhoogen. Het daartoe strekkend
voorstel zal U te zijner tijd worden aangeboden.
In verband met eenige opmerkingen in de boven
vermelde raadsvergadering gemaakt, nemen wij deze
gelegenheid te baat om thans ook in de artikelen
1 en 6 wijziging te brengen. De heer Yonck
vestigde er toen de aandacht op, dat er in de
verordening een artikel voorkomt, dat in strijd
is met de Hooger Onderwijswet, daarbij ver
moedelijk doelende op het bepaalde in artikel
1, le lid, letter h. Daar wordt o.a. gezegd, dat
het ambt van conrector aan een der daar genoemde
leeraren (in de oude talen en letterkunde, de Neder-
landsche taal en letterkunde, de geschiedenis en de
aardrijkskunde) wordt opgedragen, terwijl artikel 16,
voorlaatste lid, der aangehaalde wet o.m. voorschrijft,
dat voor conrectoren de graad van doctor in de
klassieke letterkunde gevorderd wordt. Hoewel wij
in de bestaande clausule niet direct strijd met de
wet kunnen zien, omdat de mogelijkheid niet uitge
sloten behoeft te zijn, dat een leeraar b.v. in de
geschiedenis tevens den vereischten graad bezit,
achten wij het toch beter deze zoo te redigeeren,
dat twijfel niet kan opkomen.
Om te verhinderen, dat de toekenning van be
looning voor lesuren boven het maximum tenge
volge zou kunnen hebben, dat deze met de jaar
wedde zoo hoog zou worden, dat bezoldiging en
arbeid niet meer in verhouding tot elkander zouden
staan, wordt U eene aanvulling van het tweede
lid van artikel 6 in overweging gegeven.
Voorts was het noodig eene overgangsbepaling
op te nemen, waardoor rechten, gegrond op
vroegere regelingen, gehandhaafd konden blijven.
Eene uitzondering moet evenwel worden gemaakt
voor do aanspraken, welke aan het laatstvermelde
artikel, zooals het laatstelijk 22 October 1912 ge
wijzigd is, ontleend zouden kunnen worden. Wat
in het toen toegevoegde tweede lid is geregeld,
zal, wordt het thans aangebrachte voorstel aange
nomen, van 1 September 1.1. tot 1 Januari a.s.
zonder eenige beperking gegolden hebben. Om nu
te voorkomen, dat door leeraren, die reeds in dat
tijdvak aan de inrichting verbonden waren, voortaan
aan deze omstandigheid rechten zouden ontleend
worden, dient het slotlid van de overgangsbepaling-
te worden opgenomen.
Eindelijk is het wenschelijk voorgekomen het 2e
lid van art. 15 der verordening voor het gymnasium
opnieuw te wijzigen, omdat daarbij geen regeling
gegeven is ten aanzien van het maximum aantal
lesuren voor het geval dat door een leeraar meer
dan één taal wordt onderwezen met deze mogelijk
heid houdt ook de jaarweddeverordening rekening
en alzoo moet zij eveneens hier worden voorzien.
Op grond van het voorafgaande hebben wij de
eer U voor te stellen
a. overeenkomstig de hierbij afgedrukte ont-
werpen te besluiten tot wijziging van de jaar
weddenverordening voor de leeraren enz. aan het
gymnasium en tot wijziging der verordening voor
het gymnasium
h. in beginsel te besluiten, dat het schoolgeld
voor het gymnasium met ingang van 1 September
1913 verhoogd wordt van 84.op 100.per jaar.
Leeuwarden, 23 November 1912.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
193