VERORDENING OP DE INVORDERING. TABEL HOUDENDE BEREKENING VAN DE CIJFERS VAN AANSLAG. BESCHRIJVINGSBILJET. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Art. 7. Enkele leden achtten het wenschelijk de uitdruk king „met uitzondering van de voordeelen uit „aandeelen van coöperatieve vereenigingen", uit het gestelde onder 1° weg te laten andere leden vonden het beter die woorden tusschen (haakjes) te plaat sen, waardoor de bedoeling van het artikel duide lijker wordt, terwijl weer anderen van oordeel waren, dat de redactie van dien zin zou moeten luiden„Voordeelen verbonden aan aandeelen in „coöperatieve vereenigingen". Door een lid der 2e Sectie werd voorgesteld om in no. 1 te laten vervallende woorden: „met uitzondering van" en in no. 2 de woorden „voordeelen van aan deelen in coöperatieve vereenigingen." Voorts om, in verband hiermede, de eerste twee regels van de volgen de alinea te doen luiden „De inkomsten onder no. 2 en de voordeelen uit aandeelen uit coöperatieve vereeni gingen worden berekend naar het gemiddelde" enz., en om in het volgend lid te bepalen „de overige inkomsten worden berekend naar hun jaarlijksch bedrag." Ook werd gevraagd of hier eigenlijk wel sprake kan zijn van inkomsten, men heft toch ook geen belas ting van hetgeen een verbruiker eventueel in den vorm van bons enz. van zijn winkelier terugontvangt. Verschillende andere leden wenschten eveneens bedoelde voordeelen|niette belasten en dus uitsluitend belasting te heffen van de rente (dividend) die men op aandeelen enz. ontvangt. In de 3e Sectie was men algemeen van gevoelen, dat zulks ook alleen de bedoeling van het artikel was. Onderscheidene leden konden zich met de laatste alinea niet vereenigen en wenschten deze te doen vervallen. Vasthouden aan den bepaalden datum 1 Januari zooals tegenwoordig het geval is, werd wenschelijk geacht. Door invoering van het gestelde in de laatste alinea wordt de opmaking van het kohier onnoodig vertraagd, terwijl mede tot veel administratieven omslag aanleiding wordt gegeven. Mocht echter worden vastgehouden aan deze alinea, dan zou, zoo meenden enkele leden, tevens moeten worden overwogen of ook niet aan de belastingplichtingen de gelegenheid moet worden gegeven, bij het einde van het jaar terug te vragen wat blijkt te veel te zijn betaald, hetzij door ver andering in de omstandigheden voor of na 1 April als anderszins. De vraag werd gesteld waarom alleen over de eerste drie maanden. Art. 8. In de 3e Sectie werd voorgesteld de 2e alinea te lezen.„De vermeerdering of vermindering van ver mogen, ontstaan enkel uit belegging van kapitalen in fondsen of goederen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf, komen voor de berekening van het inkomen niet in aanmerking." Art. 9. Door de voorzitters der sectiën werden nog de volgende wijzigingen in het ontwerp aangebracht: 3e alinea voorlaatste regel te lezen„bouwde eigendommen tot ten hoogste 15 van"; 6e alinea (verschuldigde lijfrenten) te doen vervallen 7e alinea te lezen„de verplichte bijdragen ter bekoming van eigen pensioen en weduwen- en weezenpensioen." Een der leden van de le Sectie had tegen het vervallen van de 6e alinea bezwaar, het was toch zeer goed mogelijk dat iemand onverplicht aan een ander eene lijfrente toekent. Waarom zou hij die bedragen niet mogen aftrekken, terwijl dit wel zou mogen als deze uitkeering geschiedt onafhankelijk van zijn wil (zie voorlaatste alinea.) In de 2e Sectie werd voorgesteld de laatste twee regels van de 8e alinea te lezen„lastingplichtige, doch met inbegrip van de verplichte bijdragen, niet meer dan 200. In diezelfde sectie werd voorgesteld de voorlaatste alinea te lezen „de wettelijk verschuldigde lijfrenten en periodieke uitkeeringen." In de le en 2e Sectie werd gevraagd of er een bijzondere reden bestaat om alleen af te trekken, voor uitwonende meerderjarige bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn. Waarom mogen be doelde uitkeeringen niet worden afgetrokken, wanneer ze bestemd zijn voor uitwonende minderjarigen bijv. studenten Een ander acht de aftrek alléén gemoti veerd indien de betrokken uitwonende in zijne ver blijfplaats in de belasting wordt aangeslagen. In de 2e Sectie werd nog voorgesteld in de laatste alinea de woorden „de periodieke uitkeeringen of giften aan uitwonende meerderjarige bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn en" te doen ver vallen. Een ander lid, zich hiermede kunnende vereenigen, zou in dat geval echter toch wel de verschuldigde „studiekosten" van uitwonende kinde ren wenschen af te trekken. Eindelijk nog werd door enkele leden voorgesteld in plaats van „een vierde" te lezen „een vijfde"- (slotalinea, op een na laatste regel.) Art. 10. Indien de laatste alinea van artikel 7 vervalt, zal artikel 10 eveneens gewijzigd moeten worden. Art. 11. In de 2e Sectie werd door een der leden het wenschelijk geacht te bepalen, dat het beschrijvings biljet jaarlijks aan ieder belastingplichtige wordt uitgereikt, behalve aan hen van wie vermoed wordt, dat hun inkomen niet meer dan 1000 bedraagt. Door enkele leden werd voorgesteld in de le alinea de woorden, volgende achter „personen" te doen vervallen welke onder voogdij of curateele enz.) Door verschillende leden werd de wenschelijkheid 198 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 25. uitgesproken, de uitreiking der beschrijvingsbiljetten zoodra mogelijk na nieuwjaar te doen plaats hebben. Art. 12. Indien het laatste lid van artikel 7 vervalt, zal het 2e gedeelte van het le lid van artikel 12 even eens kunnen vervallen. Door enkele leden der 3e Sectie werd verwacht dat de aanstelling van een controleur vele uitgaven zal medebrengenbehalve dien controleur zullen verschillende ambtenaren noodig zijn, vooral ook doordat verwacht kan worden dat onderscheidene belastingplichtigen voor de invulling der biljetten, de hulp van ambtenaren zullen inroepen. Door verschillende leden werd dan ook voorge- gesteld de laatste alinea te doen vervallen, waardoor dus bepaald wordt, dat alleen de bijstand van de ambtenaren kan worden ingeroepen door iemand die niet kan schrijven (zie voorlaatste alinea). Voorts werd door een lid in overweging gegeven om in de verordening niet vast te leggen, dat er een controleur moet worden aangesteld. Art. 13. In de 2e en 3e Sectie werd de redactie niet duidelijk geacht. Voorgesteld werd artikel 13 te lezen als volgt: „Het beschrijvingsbiljet, uitgereikt „aan binnen de gemeente wonenden, wordt na acht „dagen teruggehaaldhij die zijn biljet dan niet „medegeeft, is verplicht het binnen tien dagen ten „kantore van den controleur dezer belasting te „bezorgen. De biljetten, uitgereikt aan buiten de „gemeente wonende personen, moeten binnen tien „dagen na de uitreiking, aan den controleur worden „toegezonden. „Uitstel kan door dien ambtenaar op een daartoe „gedaan schriftelijk verzoek, behelzende de redenen „waarom aan het voorschrift van dit artikel niet „kan worden voldaan, worden verleend". Art. 17. Door een lid der 3e Sectie werd gevraagd of voor overledenen de afschrijving op den aanslag, niet ambtshalve zou kunnen geschieden. Art. 2. Door een lid der 3e Sectie werd gevraagd of het gemeentebelang niet medebrengt dat het schrijven en de uitreiking der aanslagbiljetten voortaan ge schiedt door de zorg van het gemeentebestuur. Door een lid der 3e Sectie werd gevraagd hoe hoog het percentage van het accres is, dat bij de nieuwe verordening zou kunnen worden bereikt. Een lid der le Sectie drukte zijn spijt uit, dat bij de nieuwe verordening niet dezelfde wijze van opklimming der belasting van het accres is behouden als thans gevolgd wordthij zou gaarne overgelegd willen zien een afdruk van de berekeningen waaruit blijkt, dat daardoor een bedenkelijke verplaatsing van druk naar boven zou worden verkregen. Door de voorgestelde wijziging in de wijze van opklim ming wordt eene zij het geringe vermeerde ring van druk voor de kleinere inkomens verkregen, wat z.i. in strijd is met het begrip „belasting naar draagkracht" en z.i. dan ook dient te worden voor komen. In de eerste Sectie werd gevraagd de formule van berekening, als thans voorkomt in den betrek- kelijken staat van de bestaande verordening, ook in dezen staat te willen opnemen. Verschillende leden vonden het biljet te uitvoerig en te lastigvooral invulling van punten 16 en 17 zou moeilijk zijn. Vereenvoudiging werd zeer wen schelijk geacht. Van andere zijde werd verwacht, dat de invulling geen moeilijkheden zou meebrengen. Van verschillende zijden werd de opneming van punt 9 afgekeurd een belastingplichtige zal men slechts die vragen mogen doen, welke hem zelf betreffen. In de 2e Sectie werd aanbevolen de vragen 14 en 15 achterwege te laten. Voorts werd omtrent de bedoeling van vraag 18 nadere inlichtig noodig geacht. Aldus opgemaakt te Leeuwarden, den 23 Juni 1913. De rapporteur der le Sectie, tevens algemeen rapporteur, J. BOOSMAN. De rapporteur der 2e Sectie, BERTLING. De rapporteur der 3e Sectie, G. W. KOOPMANS. 199

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 100