Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. De toestand is er sedert niet op verbeterd. De armbezoeker heeft allengs de taak van de buurt- bezoekers geheel overgenomen en bij vacatures wordt sinds lang hun getal door Burgemeester en Wethouders niet meer aangevuld. Oorspronkelijk 185, zijn er thans nog 54. Op grond hiervan wordt dus voorgesteld het instituut op te heffen. In ver band daarmede zijn in de voorafgaande artikelen ook hier en daar wijzigingen noodig gebleken. Tot toelichting der artikelen het volgende. IV. In artikel 20 is wijziging noodig tengevolge de opheffing van de instelling der buurtbezoekers. Bovendien is de wettelijke uitdrukking, dat de ge meente waar de arme zich bevindt voor de onder steuning in aanmerking komt, opgenomen. Deze komt in het oude artikel niet zoozeer tot haar recht. VI. Het is wenschelijk in verordeningen de aan haling van andere verordeningen door opnoeming van jaar en nummer van het gemeenteblad zooveel mogelijk te vermijden, omdat dit bij latere wijzi gingen of hernieuwde plaatsing in het gemeenteblad van deze laatste ten opzichte van de eerstbedoelde verordeningen bezwaar oplevert. VIII. In aansluiting aan artikel 29, 2e lid der wet is de soort van onderstand, die aan armen buiten het armhuis kan worden verleend, uitge breid: uitbesteding en loonarbeid zijn aan de be deeling in geld of in natura toegevoegd. De voog den dor Stads Armenkamer teekenen o.a. op dit punt aan „Het onder d vermelde verdient ten zeerste aan beveling (zie Art. 29 der Armenwet, alinea 2). Door de administratie van de Stads Armenkamer wordt telken jare in de maanden December, Januari en Februari eene uitdeeling gehouden, bekend onder den naam van buitengewone winterbedeeling, hoofdzakelijk ten doel hebbende bij geheele of ge deeltelijke werkloosheid in den winter eene tege moetkoming te verstrekken aan die arbeiders, die slechts het overige gedeelte van het jaar een karig dagloon ontvangen en die geene plaatsing kunnen bekomen bij de hier ter stede van particuliere zijde bestaande vereeniging tot werkverschaffing. Het heeft ons echter in de laatste jaren meer malen getroffen, dat tot die bedeelden mannen be- hooren, die in den overigen tijd van het jaar een flink daggeld verdienen, maar dit gedeeltelijk op eene verkeerde wijze verteren, en dat onder die bedeelden sterke, valiede mannen voorkomen, die het er maat op laten aankomen en er op rekenen, dat, als de winter is ingetreden, wel de noodige bijstand zal worden verleend. Maar bovendien is er onder hen eene meening ontstaan, dat er een soort recht bestaat op de uit- keering in den winter, welke uitkeering zij dan ook gewoon zijn geraakt te betitelen met den eigenaar- digen maar ergerlijken naam van „werkelooze centen". Dit vermeende recht leidt tot ontevredenheid onder hen, wanneer om een of andere reden tot afwijzing wordt geadviseerd en besloten, wat ten gevolge heeft dat degenen, die met de uitdeeling belast zijn, dikwijls op onaangename wijze worden beje gend, niet zelden met de verklaring „als mijn buurman het krijgt, dan heb ik er ook recht op". Ook zijn er gezinnen, die wel een open oog voor den winter hebben, er wel voor zorgen dat zij zoo min mogelijk gebrek behoeven te lijden, maar tot wie het eergevoel niet zoo doorgedrongen is, dat het vragen naar bedeeling van de Armenkamer achterwege wordt gelaten". IX. De wijziging van artikel 26 is boven reeds behandeld. In hoofdzaak is aan het artikel wat zijn strekking betreft niet getornd. X en XI. Niet alleen roggebrood, maar ook tar webrood wordt aanbesteed. Turf wordt niet meer uitgereikt, zij is alleen nog voor den dienst van het armhuis noodig. XII. Geschrapt is de bepaling dat het armhuis ook dient tot opneming van weezen. Hiervoor dienen de weeshuizen. Het artikel sluit zich overi gens aan aan artikel 28 der wet. XIII. De regeling in de beide laatste alinea's van het bestaande artikel 49 kan hier worden ee- O schrapt, omdat zij te veel in details afdaalt en in de praktijk niet voldoet. XIV. Artikel 53 heeft eene verbetering der re dactie ondergaan. XV. XVI en XVII. De omslachtige en ondoel matige regeling van artikel 55 dient door eene meer eenvoudige te worden vervangenmet de nieuwe bepaling hangt samen de wijziging in artikel 58 en de schrapping van artikel 57. De betrekking van secretaris-boekhouder is van een zoodanig vasten aard dat het voorschrift, dat hij telkens voor 5 jaren benoemd wordt, kan vervallen. XVIII. Voogden geven in overweging de jaar wedde van den secretaris-boekhouder, thans loopende van 1000.— tot 1300.(zij is met 1 Januari 1912 krachtens raadsbesluit op 1150.gebracht) te bepalen op 1200.— tot 1600.zulks met het oog op de meerdere werkzaamheden die voor hem voortvloeien uit de nieuwe wet, bepaaldelijk uit artikel 54 dat voorschrijft dat de besturen van burgerlijke en gemengde instellingen aan den ar menraad alle noodige gegevens verschaffen over de door hen ondersteunde personen. Het komt Burge meester en Wethouders echter wenschelijk voor, in afwachting van de werking van den raad en in hoeverre daarvan ook vermeerdering van de werk zaamheden van de Armenkamer het gevolg zal zijn, de wedderegeling voorshands gelijk te laten en na eenigen tijd deze aangelegenheid opnieuw in overweging te nemen. Wel schijnt het billijk de bepaling te laten vervallen dat deze titularis uit zijne bezoldiging schrijfloonen moet betalen. XIX. Artikel 65 is overbodig. De ziekten- en 202 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 26. de leerplichtwet regelen de materie van vaccinatie en schoolbezoek afdoende. XXXXII. Burgemeester en Wethouders zijn te rade gegaan of de vaste armbezoeker moet wor den behouden, nu ook de armenraad het hoogst waarschijnlijk zonder een dergelijken ambtenaar niet zal kunnen doen, zoodat het werk, dat thans door den armbezoeker van de Armenkamer wordt verricht, wellicht geheel of goeddeels door genen wordt overgenomen. Zoo het daarvoor nog noodige overleg ten einde is gebracht, zullen c. q. voorstellen den Raad te zijner tijd bereiken. In- tusschen kunnen de hier voorgedragen wijzigingen worden vastgesteld. XXIII. Art. 68 f ondergaat eene redactie-ver duidelijking. Stads Ziekenhuis. De Commissie van beheer .voor het Stads Ziekenhuis zond bij schrijven van 24 Februari 1913 o. m. in een gewijzigde verordening voor de onder haar ressorteerende instelling. Zij zijn in het hieronder aangeboden ontwerp C over genomen. Tot toelichting zij het volgende aange- teekend. I. De schrapping van litt. c van artikel 1 is een gevolg van de intrekking bij raadsbesluit van 13 Februari 1912 der verordening op de publieke vrouwen enz. Zie ook litt. d van artikel 2. II. Laatstgenoemde litt. wordt vervangen door een nieuwe zinsnede betreffende de door een onge val als bedoeld bij de Ongevallenwet 1901 getrof fenen, die krachtens die wet daarvoor geneeskun dige behandeling enz. ontvangen. Zij vallen ove rigens onder geen der andere littt.°i', terwijl hunne opneming toch niet moet worden tegengegaan. De andere verbeteringen in dit artikel hebben geen nadere toelichting van noode. III. Nu krachtens de wet op het arbeidscontract door den meester in de verpleging en geneeskundige behandeling van den bij hem inwonenden arbeider moet worden voorzien (artikel 1638?) B. W.), is er geen reden meer het tarief voor dienstboden zoo laag te houden als vroeger. IV. Als gemeentelijke instelling is volgens de wet het bestuur bij Burgemeester en Wethouders. Het is daarom wenschelijk hier dezelfde redactie te kiezen, als in de betrekkelijke verordeningen is geschied voor de commissie van advies uit de bur gerij voor de handelsbeurs, voor de arbeidsbeurs en voor de bank van leening. De benoeming der commissie is iets minder omslachtig geregeld. V. De geschrapte woorden zijn overbodig. Wat het verslag der commissie, dat aan Burgemeester en Wethouders wordt uitgebracht, moet bevatten, drukt het artikel, zooals het nieuw zal luiden, vol doende uit. Nieuwe Stads Weeshuis. Het bestuur van dit gesticht schreef bij brief van 30 December no. 37 dat geen andere wijziging in het reglement voor het Weeshuis noodig is dan eene verwijzing in artikel 21 naar de nieuwe in plaats van naar de oude Armenwet. Inmiddels is onder dagteekening van den 27 Juni 1913 nog een nader schrijven ingekomen, waarbij wordt voorgesteld het Weeshuis ook open te stellen voor een geheel andere categorie van kinderen dan waarvoor het tot dusver uitsluitend was bestemd. Burgemeester en Wet houders meenen dat aan het betoog van het bestuur (de brief wordt hieronder onder letter /afgedrukt) niets behoeft te worden toegevoegd en nemen zijn voorstel op de aangevoerde gronden dus gaarne over. De wijziging van artikel 27 houdt verband met het voorschrift van artikel 27 der wet, dat alleen rekening en geen rekening en verantwoording aan de goedkeuring van den gemeenteraad is onder worpen. Verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen. De verordeningen tot rege ling van de geneeskundige armenzorg, de instructie's voor den geneeskundige of de vroedvrouw met de armenpraktijk belast en de regeling van de levering vanwege de gemeente van genees- en verband middelen ten behoeve van armen moeten volgens artikel 34 der wet aan Gedeputeerde Staten worden medegedeeld. Dit college, in twijfel of de wet daardoor niet eischt dat de betrekkelijke verorde ningen opnieuw moeten worden vastgesteld, en althans hare wettigheid voortaan boven alle be denking willende stellen, geeft bij de boven reeds aangehaalde circulaire no. 70 van 1912 in over weging ook deze te herzien. Aan de Commissie van beheer voor het Stads Ziekenhuis is dus ook op dit punt om advies ver zocht. De ontwerpen E en /'zijn op haar schrijven gegrond. Alle voorschriften hierboven opgenoemd, die aan Gedeputeerde Staten moeten worden mede gedeeld, zijn reeds in de bovenvermelde veror dening opgenomen, met uitzondering van de instruc tie van den Geneesheer-Directeur van het Stads Ziekenhuis. Ben ontwerp tot herziening daarvan wordt dus alsnog hieronder mede ter vaststelling aangeboden. Wat de wijziging der verordening op den verlos kundigen dienst aangaat, deze betreft bijna geheel de verbeteringen, die de praktijk in den loop des tijd.s of wijziging van andere verordeningen heeft noodig gemaakt en die geene afzonderlijke toelichting be hoeven. Doch twee punten komen daarin naar voren, waarop hier alsnog meer in het bijzonder de aan dacht moet worden gevestigd. Het minst ingrijpende is de verhooging van de jaarwedden, der drie stads- artsen elk met 100—In de raadsvergadering van 26/27 October 1909 werd eene motie, die daartoe do wenschelijkheid uitsprak, in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies gesteld. Burgemeester 203

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 102