Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
De lastbriefjes voor zoodanige hulp worden afge
geven door den voorzitter of den secretaris-boek
houder, overeenkomstig de verordening op den
genees-, heel- en verloskundigen dienst voor be-
hoeftigen in deze gemeente (gem.blad van 1892 no. 16).
In spoedeischende gevallen kan het lastbriefje
worden afgegeven, vóórdat het voorgeschreven
onderzoek heeft plaats gehad.
Van de afgegeven lastbriefjes wordt in de eerst
volgende gewone vergadering van voogden mede-
deeling gedaan.
In deze vergadering wordt over het verder ver-
leenen van genees- en heelkundige hulp beslist.
Van de beslissing wordt door den secretaris-boek
houder mededeeling gedaan aan den betrokken buurt-
bezoeker.
Indien een gemeente-arts of vroedvrouw volgens
de artt. 25 en 22 der in de 2e alinea van dit artikel
aangehaalde verordening oordeelt, dat er bij een
lijder of kraamvrouw behoefte bestaat aan ligging,
kleeding of andere noodige zaken, is de voorzitter
bevoegd, in overleg met den secretaris-boekhouder,
het noodige onmiddellijk te doen verstrekken.
Ook hiervan doet hij mededeeling aan de voogden
in hunne eerstvolgende vergadering.
Art. 23.
De armen worden verdeeld in
A. Vaste bedeelden, of de zoodanigen, die gedu
rende het geheele jaar moeten worden ondersteund
wordende deze onderscheiden in
a. verpleegden in het armhuis, en
b. huiszittenden
B. Wintertrekkers, of de zoodanigen, die ge
durende de 3 wintermaanden December, Januari en
Februari moeten worden bedeeld
C. Tijdelijke trekkers, of de zoodanigen, die van
tijd tot tijd ter oorzake van ziekte of om andere
omstandigheden, eenige ondersteuning nu en dan
noodig hebben, of wel alleen genees-, heel- of ver
loskundige hulp behoeven.
Art. 25.
De verpleging in het stads-armhuis geschiedt
met inachtneming van de bepalingen, in het Ilde
hoofdstuk te vermelden.
De onderstand, aan armen buiten het armhuis te
verleenen, bestaat, behalve in genees-, heel- en ver
loskundige hulp, in geld, brood, turf, kleeding,
ligging en deksel.
Art. 26.
De toegestane bedeelingen in geld en brood aan
de behoeftigen, in art. 23 A.b en B genoemd, worden
éénmaal 's weeks, op een bepaalden dag en op
daarvoor vastgestelde uren, aan hen uitgereikt.
Het 6e lid van dit artikel vervalt.
Tusschen de woorden „secretaris-boekhouder",
en „het noodige" in het 7e lid wordt gevoegd
„met inachtneming van artikel 29, 4e lid der wet".
Art. VII.
Letter A van artikel 23 wordt gelezen als volgt:
„Vaste bedeelden, zijnde de zoodanigen van wie
verondersteld mag worden dat zij, met inachtneming
van artikel 29, 4e lid der wet, het geheele jaar
zullen moeten ondersteund worden, te onderschei
den in
a. verpleegden in het Armhuis
b. huiszittenden of diegenen, die in gezinnen zijn
uitbesteed.
Art. VIII.
Het 2e lid van artikel 25 wordt vervangen door:
De ondersteuning, aan armen buiten het Armhuis
te verleenen, bestaat in
a. genees-, heel- en verloskundige hulp
b. bedeeling in geld en in natura
c. uitbesteding in daartoe geschikte gezinnen
d. indien de gelegenheid daartoe kan worden
gevonden, voor valiede armen zooveel mogelijk in
den vorm van loon voor arbeid.
Art. IX.
Artikel 26 wordt gelezen als volgt
De toegestane bedeelingen in geld aan behoeftigen
worden eenmaal per week op door voogden te be
palen dag en uur uitgereikt.
206
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 26.
Met afwijking hiervan kan de uitreiking ook ge
schieden door tusschenkomst van den buurtbezoeker,
tot wiens kring de behoeftige behoort.
De uitreiking van brandstof, kleeding, ligging en
dekking wordt naar omstandigheden door de voogden
geregeld.
Art. 27.
De levering van het benoodigde roggebrood, turf
en grondstoffen voor kleeding, wordt in het open
baar aanbesteed.
Ingeval echter bij de aanbesteding mocht blijken,
dat voogden het benoodigde goedkooper zich kunnen
aanschaffen, dan de levering wordt aangeboden, kan
tot den onderhandschen aankoop door hen worden
besloten, behoudens goedkeuring van burgemeester
en wethouders.
De verdere benoodigdheden worden door de
voogden aangekocht op zoodanige wijze, als zij
het voordeeligst achten.
Art. 29.
De voogden houden de volgende boeken en
registers aan
1. enz.
3. Bedeelingsregisters van vaste bedeelden en
wintertrekkers.
Daarin worden vermeld
a. de namen der armen en hunne kinderen
b. het nummer van het groot stamboek, en
c. de toegestane trek in geld en brood.
4 enz.
17. Boek voor opgeslagen en afgegeven turf.
Het enz.
Art. 30.
Het stads-armhuis dient tot opneming en ver
pleging van oude of gebrekkige personen, verlaten
kinderen of weezen, allen voor zooverre zij van
geen kerkelijke of bijzondere instellingen van armen
verzorging, te dezer stede gevestigd, voldoende
ondersteuning kunnen bekomen.
Art. 49.
De voorzitter is belast met alle ontvangsten en
uitgaven en doet daarvan, bij het einde van zijn
voorzitterschap, rekening en verantwoording aan
de voogden.
De uitreiking van de bedeeling in natura wordt
naar omstandigheden door de voogden geregeld.
De gezinnen of personen, die van de Stads
Armenkamer onderstand of geneeskundige hulp ge
nieten, worden van tijd tot tijd door of vanwege
de voogden bezochter zal getracht worden door
raad en voorlichting en door zedelijken steun en
hulp elk behoeftig gezin zooveel mogelijk zedelijk
en stoffelijk te verheffen, zulks met volkomen eer
biediging van de godsdienstige begrippen van den
behoeftige.
Op de personen die in gezinnen zijn uitbesteed,
alsmede op de betreffende gezinnen wordt geregeld
toezicht gehouden. Dit toezicht bestaat in bezoek
door of vanwege de voogden, zoo dikwijls als
zij zulks noodig achten, doch minstens eenmaal in
de 3 maanden.
Art. X.
In het le lid van artikel 27 wordt voor „rogge
brood" gelezen „brood".
Art. XI.
In artikel 29, 3 litt c vervallen de woorden „en
brood" benevens „17. Boek voor opgeslagen en
afgegeven turf".
Art. XII.
Artikel 30 wordt gelezen als volgt
Het stads-armhuis dient tot opüeming en ver
pleging van oude en gebrekkige personen, zoo noodig
van verlaten kinderen, allen voor zooverre zij zich
het noodzakelijk levensonderhoud niet kunnen ver
schaffen als omschreven in artikel 8 van dit reglement.
Art. XIII.
Het 3e en het 4e lid van artikel 49 vervallen.
207