220
221
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
Art. 18. Art. IV.
Indien de geneesheer-directeur door ongesteldheid In artikel 18 worden tusschen de woorden „on-
wordt verhinderd, den dienst in het ziekenhuis gesteldheid" en „wordt" gevoegd de woorden „of
waar te nemen, geeft hij daarvan onmiddellijk ken- anderszins",
nis aan den burgemeester, met opgave van de wijze,
waarop hij vermeent, dat in zijnen dienst kan wor
den voorzien.
Art. V.
Deze instructie treedt in werking den len Sep
tember 1913.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
Litt G.
Schrijven van Burgemeester
en Wethouders aan
de Gezondheidscommissie.
No. 2883/1129.
2 Bijlagen.
Leeuwarden, 25 November 1910.
Het denkbeeld is bij ons in overweging om, waar
schijnlijk aanvankelijk voor een proefjaar, een wijk
verpleegster te belasten de stadsgeneesheeren in
hun taak bij te staan.
Het gevolg hiervan zal zijn dat meermalen be
hoeftige zieken niet in het ziekenhuis zullen be
hoeven te worden opgenomen, doch in hunne woning
kunnen worden verpleegd, terwijl zieken, wier op
neming aldaar om een of andere reden toch niet
kan geschieden, aldus vaak thuis een betere ver
zorging zullen kunnen genieten dan uit den aard
der zaak thans het geval kan zijn.
Is voor deze werkzaamheden een geschikte
zuster te vinden, dan is het ons voornemen den
Aan de Gezondheidscommissie.
Raad voor te stellen zijn besluit van 23 Juni 1903
zoolang buiten werking te stellen, om haar dan
tevens op te dragen de assistentie van de stads
geneesheeren in de behandeling der schoolkinderen
op favus, die dan weder door die artsen ter hand
zal moeten worden genomen.
Met een en ander hangt samen ons oordeel om
trent een naar ons door den gemeenteraad ten fine
van prae-advies gerenvoyeerd uit den boezem des
Raads opgekomen voorstel van 26/27 October 1909
tot verhooging van de bezoldiging der stads-artsen.
Omtrent dit punt mochten wij reeds tweemaal een
advies van de Voogden der Stadsarmenkamer ont
vangen. Wij voegen die stukken hiernevens en
zien die te zijner tijd gaarne terug. Eene be
slissing ter zake werd opgeschort tot de plannen
omtrent de aanstelling van een wijkzuster en om
trent het lot van het bovenbedoeld besluit van 23
Juni 1903 vasten vorm zouden hebben gekregen.
Wij hebben de eer U te verzoeken aangaande
de hier ter sprake gebrachte punten ons wel van
advies te willen dienen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
(get.) ZIMMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Litt. H.
Schrijven der
Gezondheidscommissie
voor de gemeente
Leeuwarden.
Leeuwarden, den 25 Januari 1911.
Bij schrijven van 25 November 1910, no. 2883/1129'
deelde U aan de Gezondheidscommissie mede, dat
bij Uw College het denkbeeld in overweging is,
Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leeuwarden.
om, waarschijnlijk voor een proefjaar, eene wijk
verpleegster aan te stellen, die de Stads-genees-
heeren in hun taak zou hebben bij te staan. Aan
haar zou dan tevens moeten worden opgedragen,
die artsen te assisteeren in de weder door hen ter
hand te nemen behandeling der aan favus lijdende
schoolkinderen. Met een en ander hangt uw oordeel
samen over het uit den boezem van den Raad
opgekomen voorstel tot verhooging van de bezol
diging der Stads-artsen. Omtrent die punten werd
het advies van de commissie gevraagd.
Zij heeft de eer U de volgende beschouwingen
aan te bieden, ontleend aan het prae-advies harer
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. HO. 26.
lste sub-commissie, uitgebracht in de vergadering
van 16 dezer.
Algemeen was het denkbeeld der aanstelling van
eene wijkzuster toegejuicht. Reeds jaren lang werd
de wenschelijkheid hiervan gevoeld en uitgesproken.
Daardoor toch zal de behandeling der geneeskundig
bedeelden veel beter kunnen geschieden dan tot
nu toe het geval is. Hoe ver de werkkring der
verpleegster zich zal uitbreiden, en of de taak dan
niet haar krachten zal te boven gaan, is thans nog
moeilijk te zeggen, doch zeker is, dat een ruim
veld van werkzaamheid nu reeds voor haar open ligt.
Vele acute en chronische bedlegerige patiënten,
die eigenlijk voor eene ziekenhuisbehandeling in
aanmerking komen, kunnen door haar thuis eene
goede verzorging krijgenzij zal ze verbedden,
reinigen, verbinden en letten op de uitvoering der
door den arts gegeven voorschriften. Dit is haar
voornaamste werk in de onderscheidene wijken der
stad.
Allicht zal ook van haar hulp gebruik worden
gemaakt op de ziekenzalen in het armhuis ter ont
lasting van het Stadsziekenhuis, waar als regel geen
chronische patiënten worden opgenomen.
Drie malen in de week zal den geheelen voor
middag haar tegenwoordigheid in het spreeklokaal
der Stadsgeneeskundigen noodig zijn. Tal van loo-
pende patiënten kunnen daar door haar worden
verbonden en zij zal de geneesheeren aldaar kunnen
assisteeren bij door hen te verrichten kleine chirur
gische werkzaamheden. In vele gevallen wordt
daartoe thans de hulp van het Stadsziekenhuis
ingeroepen.
Zal eene dagelijksche behandeling der aan hoofdzeer
lijdende kinderen ook nog aan haar worden opge
dragen, dan vreest de commissie dat daardoor de
maat harer werkzaamheden zal worden overschreden.
Thans verrichten twee zusters van het Diacones-
senhuis en van het Bonifaciushospitaal om beurten
het daartoe noodige zij zijn misschien in één uur
gereed, zoodat voor ééne zuster de dubbele tijd mag
worden gerekend. Daarbij denke men aan het
eentonige, steeds zich herhalende, van het reinigen
en epileeren der hoofden, 't welk nu door elkaar
afwisselende zusters geschiedt.
De favus-polikliniek moet blijven, daargelaten de
vraag wie aan het hoofd zal staan, wie het toezicht
zal uitoefenen. Ze is ingesteld niet enkel voor de
kinderen der kostelooze scholenook anderen kun
nen behoefte aan behandeling hebben, en allen
moeten daar komen door den schoolarts en het
lioofd der school. En nu vreest de commissie, dat
als die polikliniek weder onder leiding van de Stads-
artsen komt, daarvan het gevolg zal zijn dat slechts
de op geneeskundige bedeeling van stadswege recht
hebbenden daarvan profijt zullen trekken. De reeds
verkregen betere toestanden op de scholen zullen
daaronder lijden.
Er werd nog op gewezen, dat de favusbehandeling
elders óók door eene wijkverpleegster geschiedt, soms
geassisteerd door vrijwillige helpsters, doch anderen
meenden dat men het in geen geval kon laten
aankomen op particuliere behandeling, omdat het
lastige epileeren waarlijk niet het werk is van
iedereen, en daarvoor hier geen behoorlijke krachten
zullen te vinden zijn. Voorshands zou de commissie
dus den bestaanden toestand willen gehandhaafd
zien, en het oordeel der schoolartsen na een jaar
werkzaamheid wenschen af te wachten.
Een geregeld bezoek van de wijkverpleegster bij
de favusbehandeling zou zeker zijn aan te bevelen,
opdat zij voeling kreeg met de huisgezinnen waaruit
de favus-lijders voortkomen. Zij zou die kunnen
bezoeken, en de Stadsartsen op hèn moeten wijzen,
die vaak de bron van besmetting voor de school
gaande kinderen zijn. Zoodoende bestaat meer kans
op uitroeiing van de ziekte.
Het overbrengen van de favusbehandeling bij de
Stadsartsen, met bijstand van de wijkverpleegster,
heeft dus bij de commissie geen instemming kun
nen vinden.
Wat ten slotte de salarisverhooging der Stadsge
neesheeren betreft, deze werd algemeen billijk ge
oordeeld. Het moge waar zijn, dat hun werkzaam
heid wat het aantal geneeskundig bedeelden aangaat
niet noemenswaardig vermeerdert, toch mag niet
over het hoofd worden gezien, dat bij den belang
rijken uitbouw, dien de stad heeft ondergaan, ook in
de meest verwijderde gedeelten armen worden
aangetroffen. De vooruitgang der geneeskundige
wetenschap, de voortschrijdende betere inzichten in
de sociale nooden en behoeften der armere bevol
king, stelt aan de geneeskundigen bij hunne behan
deling hoogere eischen dan 25 jaren geleden. De
werkzaamheid van den Stadsgeneesheer is meer
intensief gewordende afgifte van een recept is
niet meer het eenige wat verlangd wordt. En dan
moge de hulp van eene wijkzuster de werkzaamheid
van den arts doeltreffender de taak hem aange
namer maken ze geeft hen ook aanleiding tot beter
optreden, wat meerdere moeite en tijd vordert.
De honoreering is tot nu toe te laag geweest, en
terwijl in tijden van epidemie, slechte weersgesteld
heid en korte dagen het grootste deel der dagtaak
van de Stadsartsen door behandeling der armlastigen
wordt ingenomen, daar kan de wijze waarop zij hun
taak verrichten, niet anders dan geroemd worden.
Een salaris van 650.is geen betaling van hun
werk. Ook mag de opmerking niet achterwege
blijven, dat onderlinge vervanging en tijdelijke
waarneming van het directeurschap van het Stads
ziekenhuis, hun taak soms niet weinig verzwaart.
De vraag werd gesteld, of aan de Gezondheids
commissie een oordeel toekomt over al- of niet
verhooging van het salaris der Stadsartsen. Daarop