Bijlage no. 27.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
werd geantwoord, dat deze commissie er niet het
initiatief toe zou hebben genomen, doch dat, nu
het advies is gevraagd, geen enkele reden bestaat
om het niet te geven, en dat, waar het wel dege
lijk de Gezondheidscommissie aangaat hóe de ge
neeskundige armenverzorging plaats heeft, de bezol
diging daarop invloed uitoefent.
De twee missives van de Voogden der Stadsar
menkamer gaan hierbij aan Uw College terug.
(get.) J. BAART DE LA FAILLE,
Voorzitter.
(get.) J. M. VAN HETTINGA TROMP,
Secretaris.
Litt. I.
Brief van het
bestuur van
het Nieuwe
Stads Weeshuis.
No. 26.
Leeuwarden, 27 Juni 1913.
Behalve de aan Uw college bij onzen brief van
30 December 1912 no. 37 in overweging gegeven
wijziging van het reglement op het bestuur van
het Nieuwe Stads Weeshuis, verband houdende
met de nieuwe Armenwet, vraagt het bestuur nog
Uwe aandacht voor de volgende, in de verwachting
dat deze tegelijkertijd met de andere in de betrek
kelijke verordening moge worden aangebracht.
Het aantal in het Huis opgenomen weezen is in
de laatste jaren niet toenemendeterwijl het in
vroegere jaren zich wel om de 100 bewogen heeft,
kan het op dit oogenblik niet meer dan het cijfer
van 48 halen. Ofschoon nu niet over het hoofd
mag worden gezien dat de kosten van verpleging
der weezen per hoofd in de latere jaren niet onaan
zienlijk zijn gestegen, zoowel door de stijging van
den prijs der levensbehoeften als door de algemeene
verhooging van den levensstandaard, die ook op de
wijze van verpleging in het weeshuis niet geheel
zonder invloed is gebleven, zoo valt toch naar het
oordeel der voogdij niet te ontkennen, dat de gelei
delijke achteruitgang van het getal weezen de
wenschelijkheid aantoont om de mogelijkheid te
openen dat meer kinderen worden geholpen dan
thans geschiedt en dat de voordeelen van de plaat
sing in het gesticht ook ten goede worden gebracht
van andere misdeelden uit onze samenleving
wij meenen van verlaten en verwaarloosde kin
deren, van wie het reglement, zooals het thans luidt,
de opneming verbiedt.
Toch komt het zoo dikwijls voor dat de omstan
digheden doen wenschen dat dit verbod niet bestond.
Aan heer en
Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Dit is b.v. het geval bij kinderen wier ouders of
langstlevende ouder of, na echtscheiding, wier vader
of moeder, aan wie zij zijn toegewezen, uit de
ouderlijke macht of de voogdij ontzet of daarvan
ontheven zijn, kinderen waarvoor niet altijd een
goed onderdak kan worden gevonden.
Intusschen moet hier met voorzichtigheid de nieuwe
weg worden ingeslagenkinderen voortkomende uit
een verdorven milieu, die voor het groote weeshuis
gezin een blijvend gevaar opleverden zoo zij werden
opgenomen, moeten worden geweerd. Anderzijds
zal uitteraard steeds moeten worden zorg gedragen
dat de noodige plaatsruimte en de vereischte gel
delijke middelen beschikbaar blijven voor eventueel
nieuw op te nemen weezen, waarvoor de inrichting
dan toch altijd in de eerste plaats bestemd moet
blijven. Omdat het moeilijk is alle gevallen die
zich kunnen voordoen te voorzien, is de voorgestelde
aanvulling der verordening met opzet in algemeene
termen gehouden, terwijl de voorgeschreven mach
tiging van Burgemeester en Wethouders voor elke
opneming en het voorschrift, dat naar het oordeel
der voogdij de belangen van het weeshuis zich tegen
de opneming niet verzetten mogen, voldoenden
waarborg geven, dat alle belangen gelijktijdig en
afdoende in het oog zullen worden gehouden.
Op grond van deze beschouwingen geeft het
bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis U beleefd
in overweging alsnog te willen bevorderen dat ook
in het reglement voor het weeshuis (gem.blad 1911
no. 31) de navolgende aanvulling wordt opgenomen
Art. 3bis. Indien naar het oordeel der voogden
de belangen van het weeshuis zich daartegen niet
verzetten, kan door B. en W. mede worden gelast
dat in het gesticht ook worden opgenomen te
Leeuwarden wonende arme kinderen, andere dan
de in de vorige artikelen bedoelde, die een onvol
doende verzorging genieten.
Waar in de volgende artikelen van dit reglement
van weezen gesproken wordt, zijn daaronder de in
dit artikel bedoelde kinderen mede begrepen.
De Voogdij van het Nieuwe Stads Weeshuis,
(get.) C. W. S THEE MAN, Rentmeester.
(get.) M. GOSLINGS, Secretaris.
222—224
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 191 s. Bijl. no. 27.
MEMORIE VAN ANTWOORD op het verslag
van de Commissie van Rapporteurs uit
de sectiën van den Raad omtrent het
verhandelde over het ontwerp-voorstel
tot algeheele herziening der VERORDE
NING TOT HET HEFFEN VAN EEN
H00FDELIJKEN OMSLAG. (Bijlagen nos.
20 en 25 van 1913).
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Met voldoening namen Burgemeester en Wet
houders er kennis van dat, evenals in hun college,
vrij algemeen in de sectiën verwacht wordt dat
door de in de verordening gebrachte wijzigingen
eene meer billijke verdeeling van lasten zal worden
verkregen.
Dat de financieele voordeelen, die de nieuwe re
geling zal opleveren, grootendeels verloren zullen
gaan aan salarissen enz. aan nieuw aan te stellen
ambtenaren, kan niet worden toegegeven. Mede-
deelingen uit andere gemeenten doen het tegendeel
verwachten. Bovendien, al gingen die voordeelen
geheel te niet, wat Burgemeester en Wethouders
stellig meenen te moeten tegenspreken, dan nog
zou de aanstelling van een controleur verdedigd
kunnen worden, omdat ontegenzeggelijk eene rege
ling van den aanslag naar uitvoerige gegevens zal
bevorderen dat de belastingheffing zoo juist mo
gelijk geschiedt.
Minder juist is de meening, dat bij afwijking van de
aangifte de bewijslast zou rusten op de gemeente.
Acht de belastingplichtige den aanslag te hoog, dan
moet door hem worden aangetoond dat deze onjuist is.
Ook bij de reclame in beroep zullen Gedeputeerde
Staten den aangeslagene verzoeken aan te toonen
dat de aanslag ten onrechte aldus is opgelegd.
Uit de deswege ontvangen berichten blijkt vol
doende dat de meeste gemeenten het verplicht
stellen der aangifte aanbevelen. Daarbij moet niet
alleen op het aantal doch nog meer op de belang
rijkheid dier gemeenten gelet worden.
Ook naar de meening van Burgemeester en Wet
houders zal het primitief kohier, en vooral in de
eerste jaren, iets later gereed zijn dan thans. Zij
hebben echter hoop dat dit de gemeente geene
belangrijke financieele schade zal berokkenen die,
zoo zij al bestaat, weder zal worden opgeheven
door eene verwachte hoogere opbrengst der belas
ting, zoodat op den duur die vertraging geen
invloed zal uitoefenen.
Burgemeester en Wethouders wenschen zich,
zooals trouwens reeds voldoende bekend is, aan te
sluiten bij de meerderheid der commissie van rap
porteurs om de inwerkingtreding der verordening
den 1 Januari 1914 te doen geschieden. Ook naar
hunne meening is de behandeling van het ontwerp
thans voldoende voorbereid.
HEFFINGSVERORDENING.
Art. 4.
Reeds in de memorie van toelichting is betoogd
dat een gezin met kinderen meer uitgaven heeft en
daarom de uitgaven voor noodzakelijk levensonder
houd hooger zijn dan voor een gezin zonder kin
deren. Daarom is voorgesteld den kinderaftrek in
de verordening op te nemen. Het behoeft dus geen
betoog dat het Burgemeester en Wethouders on-
gewenscht voorkomt dien aftrek nu te laten vallen
en den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud
voor allen te verhoogen. Met het oordeel van
sommige leden der 2e sectie zijn zij het eens, dat
het in het algemeen gewenscht is zoo mogelijk
alle ingezetenen, die daartoe in staat zijn, eene bij
drage in de gemeente-lasten te doen betalen en zij
zijn dan ook van meening dat de opzet der ver
ordening daarmede in overeenstemming is. Onge-
huwden en gehuwden zonder kinderen zullen alzoo
in het vervolg mede betalen als zij een inkomen
genieten boven 500.per jaar, terwijl gehuwden
enz. met zes kinderen eerst belasting betalen als
hun inkomen boven 650.bedraagt. De in de
2e sectie voorgestelde verandering komt Burge
meester en Wethouders voor in het algemeen eene
verbetering te zijn, waarom zij nader voorstellen
artikel 4, 3o lid en volgende tot en met het slot,
te lezen zooals in de nota van wijzigingen hierachter
is aangegeven.
Zooals reeds is opgemerkt, kan de le klasse
niet gemist worden, omdat de aftrek voor nood
zakelijk levensonderhoud bepaald wordt naar den
factor 450.en dit cijfer dus het belastbaar
inkomen in alle klassen beheerscht. Bij het ver
vallen dier klasse zou dus eene opschuiving over
alle klassen plaats vinden, waardoor het totaal der
cijfers van aanslag met een belangrijk bedrag zou
verminderen en het percentage van heffing moeten
worden verhoogd.
Art. 7.
Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen
schijnt het gewenscht onder 1 van het le lid niet
uit te zonderen de voordeelen van aandeelen in
coöperatieve vereenigingen, waarom wordt voor
gesteld aldaar te doen vervallen de woorden: „met
uitzondering van de voordeelen uit" en onder 2 de
woorden „voordeelen van aandeelen in coöperatieve
vereenigingen". Bij nader inzien blijkt de opsom
ming van die voordeelen beter op hare plaats onder
1, daar het voor velen moeilijk zal zijn de bedragen
over de drie laatste jaren te kennen. Den leden die be
doelde voordeelen niet wenschten te belasten meenen
Burgemeester en Wethouders er op te moeten wijzen
dat deze worden uitgekeerd uit de winsten van de